Rosékalverhouder in nood
Een groep rosékalverhouders heeft woensdag de noodklok geluid. Door de coronacrisis lijden de boeren zulke zware verliezen dat het voortbestaan van hun bedrijven in gevaar is.

Dat meldt woordvoerder Corné de Rooij uit Riel, een dorp in de buurt van Tilburg. Volgens hem valt de sector buiten de boot bij de steunmaatregelen die het kabinet het bedrijfsleven heeft toegezegd.
Anders dan hun collega’s met blankvleeskalveren hebben veel rosékalverhouders geen vast contract met een slachterij of zogeheten integratie. De Rooij schat dat zeshonderd boeren voor eigen risico rosékalveren houden. Sinds het begin van de coronacrisis in maart zijn de verliezen bij deze groep opgelopen naar 100.000 tot 300.000 euro per gezinsbedrijf.
De boeren, die veelal een gezinsbedrijf zonder personeel hebben, komen niet in aanmerking voor regelingen voor het brede bedrijfsleven als TVL en NOW.
De Rooij wijst erop dat minister Schouten in mei 650 miljoen euro beschikbaar heeft gesteld voor diverse agrarische sectoren, maar dat dit bedrag bij lange na niet is gebruikt. Hij vindt dat de kalversector aan de beurt is. Volgens hem wijst de minister verzoeken uit deze groep boeren steeds af met het argument dat de slachterijen en integraties de financiële klappen wel kunnen opvangen. „Maar rosékalverhouders werken niet op contractbasis voor een grote speler in de markt. Wij voelen de gevolgen direct in onze portemonnee.”