Mond dicht en wegwezen, creationist!
Günter Bechly wist even niet wat hem overkwam. De Duitse paleo-entomoloog presenteerde zich in 2015 op Facebook als aanhanger van de intelligentdesigngedachte. En dat heeft hij geweten. Vorig jaar raakte hij zelfs zijn Wikipediapagina kwijt. Moeten wetenschappers die problemen hebben met de evolutietheorie op hun tellen passen?
Het begon met betekenisvolle lachjes van collega’s, ijzige gezichten en achterbakse roddels, om ten slotte tot uitbarsting te komen in openlijke vijandigheid.
Bechly’s aanvragen voor nieuw onderzoek liepen vast in een hopeloze bureaucratische papierwinkel. Achter zijn rug e-mailden collega’s: „Heb je ook al gehoord dat Bechly creationist is geworden? Wat kunnen we daaraan doen?” Telefoontjes werden gedaan naar allerlei wetenschappers buiten het Staatliches Museum für Naturkunde Stuttgart, waar prof. Bechly als curator werkzaam was. Hoe moesten ze omgaan met Bechly’s bekering tot het ‘creationisme’?
De maatregelen die volgden, waren niet mals, zo blijkt uit een reconstructie op evolutionnews.org. Onderzoeksinstituut Deutsche Forschungsgemeinschaft onthief Bechly van zijn functie als ombudsman. Het museum stuurde hem de laan uit als curator. Desgevraagd laat afdelingshoofd Ulrich Schmid van het museum weten dat de arbeidsovereenkomst in goed overleg is beëindigd.
Maar kan iemand die zich verklaart voor intelligent design dan wel als curator bij het museum werkzaam zijn? Schmid houdt zich aanvankelijk wat op de vlakte. „Natuurwetenschappelijke onderzoeksmusea werken volgens de normen van de huidige wetenschap, gebaseerd op feiten en hypothesen. Hypothesen moeten altijd controleerbaar en falsifieerbaar zijn.”
Na even aandringen komt het hoge woord er toch uit. „In het geval van intelligent design is het moeilijk voor te stellen dat de ideologie losstaat van het wetenschappelijk functioneren. Als aan de fundamenten van de wetenschap wordt gemorreld, heeft dat onvermijdelijk gevolgen voor de wetenschappelijke reputatie van de betrokken wetenschapper”, laat Schmid ten slotte weten.
Toen Bechly vervolgens optrad in de documentaire ”Revolutionary” van de Amerikaanse intelligentdesignorganisatie Discovery Institute, was de beer los. Wikipedia schrapte de Engelstalige pagina van de Duitse hoogleraar. In april vorig jaar was de verwijdering definitief. De reden? Bechly zou te onbeduidend zijn als wetenschapper, stelde Wikipedia. De Israëlische krant Ha’aretz wijdde er in 2017 een artikel aan met de kop: ”Een gerespecteerde wetenschapper spreekt zich uit tegen evolutie, en verliest zijn Wikipediapagina”.
Dat paleo-entomoloog Bechly wereldwijd bekendstaat als specialist van fossiele libellen in barnsteen deed er kennelijk niet meer toe. Dat hij in 17 jaar tijd zo’n 160 wetenschappelijke artikelen in gerenommeerde tijdschriften heeft gepubliceerd? Dat ten minste acht insectensoorten zijn naam dragen, zoals Bechlya ericrobinsoni? Dat hij een hoge academische citatieranking (een h-index van 22) heeft? Dat alles werd simpelweg van tafel geveegd.
Evolutieaanhanger Matt Young schrijft op de bekende blogsite The Panda’s Thumb dat hij niet bekend is met de richtlijnen die Wikipedia hanteert om iemand te classificeren als een vooraanstaand wetenschapper. „Maar ik denk dat dr. Bechly als wetenschapper zeker een vermelding waard is. Ik ben het eens met een commentator die vermoedt dat de echte reden (om zijn pagina te schrappen, BvdD) zijn bekering tot het creationisme is. (...) Ik vermoed dat wanneer dr. Bechly niet openlijk was uitgekomen voor zijn creationisme, hij onder de radar zou zijn gebleven. Zijn Wikipediatoegang zou dan veilig zijn geweest. Helaas vloog hij een tijdje boven de radar en besloot een Wikipediaredacteur de pagina te verwijderen.”
Intolerantie
Waarom wordt Bechly uitgemaakt voor creationist, terwijl hij dat niet is? Zijn website laat immers aan duidelijkheid over zijn positiekeuze niets te wensen over. „Ik sta sceptisch ten opzichte van de neodarwiniaanse theorie van de macro-evolutie en steun de intelligentdesigntheorie om puur wetenschappelijke redenen.” Bechley was niet bereikbaar voor een reactie. Tal van andere hoogleraren gaven aan over dit onderwerp liever geen vragen te beantwoorden voor dit artikel.
Henk Jochemsen, emeritus bijzonder hoogleraar christelijke filosofie, deed dat wel. Hij vermoedt dat er twee redenen zijn die leiden tot discriminatie of uitsluiting van wetenschappers die openbaar komen als aanhanger van intelligent design of het creationisme. „Het wetenschappelijk bedrijf is een machtsstrijd. Een strijd om de erkenning van bepaalde inzichten en resultaten, en om de erkenning om te kunnen zeggen ”hoe het zit”. Om vast te stellen hoe je over een bepaald punt in een vakgebied moet denken. Die strijd wordt gevoerd in alle wetenschappelijke vakgebieden. Nieuwe theorieën worden in het algemeen alleen geaccepteerd van autoriteiten in het desbetreffende vakgebied.”
Dat haalt wat Jochemsen betreft de angel enigszins uit de discussie. „Tegelijk wil ik erkennen dat het op het gebied van schepping en evolutie allemaal wat scherper ligt. De evolutietheorie is door biologen stevig omarmd. Het is een paradigma dat het veld sterk beheerst. Het geeft veel biologische vakgebieden een soort van samenhang. Daardoor maakt een onderzoeksprogramma van een overtuigde creationist aan een universiteit geen enkele kans.”
De tweede reden hangt hiermee nauw samen. „Instellingen zijn bang voor reputatieschade. Ze doen aan serieus reputatiemanagement. Als blijkt dat ze ruimte geven aan omstreden opvattingen, kunnen ze in het veld hun gezag verliezen. Dit heeft wellicht in het geval van Bechly ook een belangrijke rol gespeeld”, vermoedt Jochemsen.
Onzin
In de ogen van veel wetenschappers zet het idee van intelligent design de deur wagenwijd open voor het creationisme, dat uitgaat van een jonge schepping en het geloof in God als Schepper van hemel en aarde. „Iemand die dat expliciet uitdraagt en verwerkt in een biologische theorie kan ook niet functioneren aan een Nederlandse universiteit”, stelt Jochemsen onomwonden. „Dat heeft niet zozeer te maken met het feit dat hij of zij christen is, of welke religie hij of zij aanhangt. Maar men vindt dat wetenschappelijk onzin. Men vindt dat in het creationisme religie en wetenschap op ongeoorloofde wijze worden vermengd. Dat is de houding. En die is niet per se antichristelijk bedoeld.”
„Het creationisme is niet direct verkeerd, maar het is een intellectuele zonde”, zo verwoordt de Amerikaanse journalist Ben Shapiro de visie van een aantal hoogleraren evolutiebiologie.
Intussen is het geen enkel probleem wanneer wetenschappers in aliens of in een multiversum geloven, al noemt de Amerikaanse hoogleraar natuurkunde Paul Davies deze opvattingen „geloof verpakt in een wetenschappelijk jasje.”
Waarom is het creationisme dan taboe? Richard Lewontin, hoogleraar zoölogie aan Harvard University, liet zich eens ontvallen dat de wetenschap trouw moet zijn aan materiële oorzaken. De wetenschap moet vervolgens ook materiële verklaringen voortbrengen. „Dit materialisme is absoluut, want we kunnen geen goddelijke voet tussen de deur toelaten.”
Wie wetenschap wil bedrijven, moet zich in feite voegen naar dit materialisme. Elke wetenschapper doet daarom onderzoek vanuit het ”methodologische naturalisme”, vanuit waarnemingen aan alles wat meetbaar en tastbaar is. Maar in de praktijk blijkt het onderscheid tussen deze wetenschappelijke methode en het ”filosofische naturalisme” –het geloof dat er niets meer bestáát dan het meetbare en tastbare– flinterdun.
Het ”filosofische naturalisme” ontkent per definitie een geestelijke werkelijkheid en wonderen, zoals de schepping. Daarom probeert de oerknal de ontwikkeling van het heelal binnen tijdsperioden van miljarden jaren aannemelijk te maken. En is de evolutietheorie, die leert dat al het leven op aarde afstamt van één enkele oercel, de wetenschappelijke norm geworden voor verklaringen van de biodiversiteit op aarde.
Wat prof. Jochemsen betreft, staat de evolutietheorie op veel punten best sterk. „Ze heeft het empirische bewijs grotendeels aan haar zijde. We moeten zo eerlijk zijn om toe te geven dat sommige biologische verschijnselen lastig te verklaren zijn zonder uit gaan van gemeenschappelijke afstamming. Anderzijds biedt evolutie voor met name de genetische code geen bevredigende verklaring. In mijn ogen gaan evolutiebiologen te ver als ze experimenteel verkregen waarnemingen extrapoleren tot een alomvattende materiële verklaring van alle verschijnselen van het leven. Voor die stap worden wel aanwijzingen genoemd, maar is het empirische bewijs niet geleverd.” Lachend: „Ik weet dat ik daarmee ketterse uitspraken doe in de ogen van evolutiebiologen. Maar ik ben niet de enige, denk bijvoorbeeld aan de Britse hoogleraar Michael Denton.”
De universele gemeenschappelijke afstamming wordt dan ook niet in de eerste plaats omarmd omdat daarvoor zo veel wetenschappelijk bewijs voorhanden is, maar omdat er geen materialistisch alternatief bestaat, betoogde de Britse hoogleraar Arthur E. Wilder-Smith (1915-1995). Deze ‘gebeurtenis’ kan, evenmin als de oerknal, niet eenduidig worden geobserveerd, herhaald, getoetst en gefalsifieerd.
Is er dan sprake van een vermenging van wetenschap en seculier ‘geloof’? „De wetenschap zegt: ”Follow the facts, wherever they lead” – volg de feiten, waarheen ze je ook brengen. Het punt is echter: er bestaan geen kale feiten, alleen geïnterpreteerde feiten. Waarnemingen worden altijd vanuit een bepaald raamwerk geïnterpreteerd.”
Jochemsen stelt dat hierbij wetenschapsfilosofische vragen te stellen zijn – over welke vooronderstellingen en methoden wetenschappers gebruiken om hun resultaten te duiden. „In het algemeen erkennen creationisten dat ook, althans sommige. Maar in evolutionistische en theïstisch-evolutionistische kring ligt dat moeilijker. Ze onderkennen meestal onvoldoende dat hun visie of interpretatie van de waarnemingen is gebaseerd op onderliggende wetenschapsfilosofische keuzes. Dat vinden ze lastig. Het is voor hen zo overduidelijk dat er evolutie plaatsheeft, én dat de evolutietheorie de beste verklaring geeft, dat ze zich die vragen niet meer stellen.”
De hoogleraar onderscheidt in het wetenschapsfilosofisch denken vier lagen, waarvan de waarnemingen de onderste laag zijn. Iemands geloofsovertuiging staat bovenaan, daaronder komen wetenschapsfilosofie, wetenschappelijke theorievorming en feiten, of beter: waarnemingen. „Uiteindelijk hangt het hele wetenschapsbedrijf aan fundamentele overtuigingen. Dat werkelijkheid geordend, wetmatig en wiskundig te beschrijven is, dat ons kenvermogen die wetmatigheden kan ontdekken en beschrijven, zijn eigenlijk theïstische uitgangspunten.”
Atheïst
Ook atheïsten hebben een geloofsovertuiging, stelt prof. Ernst Mayr van Harvard University in een interview met tijdschrift The Scientist. „Alle atheïsten die ik ken, zijn zeer religieus. Niet dat ze geloven in de Bijbel of God, maar religie is het basisgeloofssysteem van elk mens.”
Een christenwetenschapper wordt geen strobreed in de weg gelegd, zolang hij het darwinisme maar accepteert als feit, stelt de Amerikaanse filosoof Michael Ruse.
Christen-filosoof Jochemsen: „Maar op het moment dat het scheppingsgeloof direct invloed heeft op iemands theorievorming binnen de biologie, heeft hij wel een probleem.”
Dat constateert de Amerikaanse intelligentdesignaanhanger dr. Jonathan Wells ook in zijn boek ”The politically incorrect guide to Darwinism and Intelligent Design” (2007). Volgens hem is de kwestie niet dat er een conflict zou bestaan tussen wetenschap en geloof; maar wel tussen darwinisme en Bijbelgetrouw christendom. Want een Bijbelgetrouw christen kan het geloof in Darwins theorie –die gaat over een dom, doelloos toevalsproces– en het christelijke scheppingsgeloof –dat betreft een doelgericht, intelligent ontwerp van de almachtige God– onmogelijk met elkaar rijmen, zegt Wells.
In de praktijk leven veel wetenschappers met een boedelscheiding tussen geloof en wetenschap, constateert de Finse hoogleraar Matti Leisola in zijn boek ”Heretic” (2018). Op hun werk functioneren ze volstrekt seculier, als filosofische materialisten, en hun christelijk belijden staat daarvan volstrekt los alsof dat niet meer is dan een gevoelskwestie. Zo hoeven ze hun geloof niet vaarwel te zeggen om toch geloofwaardig te kunnen participeren in de hedendaagse wetenschap.
Dat is precies wat er gebeurt, laat de Amerikaanse hoogleraar rechtswetenschappen Philip Johnson (en aanhanger van de intelligentdesigngedachte) zien. Het valt hem op hoe gemakkelijk christenwetenschappers in hun werk de evolutietheorie in haar volle omvang kunnen accepteren. Hij schrijft over zulke wetenschappers: „Natuurlijk is niets van deze wetenschappelijke kennis in tegenspraak met mijn religieuze geloof dat God onze Maker is; want we bedrijven wetenschap met ons verstand, en religie is een kwestie van geloof.”
De invloed van levensbeschouwing op het wetenschapsbedrijf is dan niet alleen in een hoek gedrukt, maar is eigenlijk vooral geseculariseerd. Want hoe een wetenschapper naar de werkelijkheid kijkt, wordt mede beïnvloed door zijn levensbeschouwing, stelt Jochemsen. „Die levensbeschouwing kan zijn wetenschappelijke theorievorming beïnvloeden, maar dat is lang niet altijd direct aanwijsbaar. Maar als iemand vanuit zijn geloof in de Schepper toetsbare hypothesen formuleert, zou daarover een open debat gevoerd moeten kunnen worden. Ik zou dat toejuichen.”
In de VS ligt het allemaal veel scherper dan in Europa, merkt Jochemsen. De Amerikaanse bioloog dr. Jerry Bergman publiceerde er de afgelopen jaren drie dikke boeken over. In zijn boek ”Silencing the Darwin Sceptics” (2016) haalt hij tientallen voorbeelden van wetenschappelijke intolerantie aan. „Veel Darwinsceptici hebben een hoge prijs betaald voor hun ‘ketterij’. Een effectieve manier om hun de mond te snoeren, is door hun het levensonderhoud te ontnemen. Niet zelden liepen ze daardoor ook een wetenschappelijke carrière mis. Dat ontneemt tegelijk anderen de lust om zich nog uit te spreken voor het creationisme of intelligent design.”
Pokken
Deze afkeer van creationisme en intelligent design gaat volgens Bergman verder dan puur wetenschappelijke onverdraagzaamheid. Hij constateert uit de Amerikaanse media dat de intolerantie waarmee twijfelaars aan de evolutietheorie worden bejegend met name in de VS vaak samen opgaat met onverdraagzaamheid ten opzichte van de christelijke religie. „De aanvallen tegen zulke Darwinsceptici hebben vaak een antichristelijk motief.”
Sommige darwinisten zijn „virulent antichristelijk”, schrijft Jonathan Wells. „Volgens Richard Dawkins is religie een van de grootste kwaden in de wereld, vergelijkbaar met pokken, maar veel moeilijker uit te roeien. En Daniel C. Dennett denkt dat het christendom iets is voor in reservaten.”
Een reden om het christendom te bestrijden noemt atheïst en filosoof Thomas Nagel in zijn boek ”The last Word” (1997). „Ik wil dat het atheïsme waar is, en ik voel me er ongemakkelijk bij dat sommige van mijn hoog intelligente en hoogopgeleide kennissen religieuze gelovigen zijn. Het is niet zozeer dat ik niet in God geloof –al hoop ik natuurlijk dat mijn geloof waar is– maar ik hoop dat er geen God is! Ik wil niet dat God bestaat. Ik wil zo’n universum niet.”
Waarom de Amerikaanse filosoof Michael Ruse christenwetenschappers niets in de weg legt, zolang ze het darwinisme maar accepteren als feit, geeft ook aan waarom hij zo denkt. Volgens hem is de evolutietheorie meer dan alleen wetenschap. „Evolutie wordt uitgedragen als een ideologie, een seculiere religie, een volwaardig alternatief voor het christendom. Evolutie is een religie. Dit geldt voor de evolutietheorie in haar begin, en dit geldt voor de evolutietheorie vandaag de dag.”
Doodsbedreiging
Wie op wetenschappelijke gronden twijfelt aan de evolutietheorie heeft daarom een fors probleem, volgens deze bronnen. Bergman verzamelde door de jaren heen tal van voorbeelden van verbaal geweld tegen Darwinsceptici. Toen de Britse hoogleraar astrobiologie Chandra Wickramasinghe zich liet ontvallen dat creationisten hier en daar best een punt hebben, ontving hij dreigbrieven en zijn telefoongesprekken werden maandenlang afgetapt. Doodsbedreigingen de trant van ”we weten je familie te wonen” waren zo ernstig dat de politie ze zeer serieus nam.
Ook de Amerikaanse arts Jack Cuozzo raakte in moeilijkheden, toen hij de evolutietheorie aanpakte. Hij stelde op basis van wetenschappelijk onderzoek in zijn boek ”Buried Alive” (1998) dat neanderthalers gewone mensen waren die alleen een zeer hoge leeftijd hadden bereikt. Die visie ging lijnrecht in tegen de gangbare opvatting over de evolutie van de mens. Hij kreeg te maken met inbraken en achtervolgingen door mensen die zijn bewijsmateriaal wilden vernietigen.
Ken Ham, directeur van de Amerikaanse organisatie Answers in Genesis –die onder meer creationistisch wetenschappelijk onderzoek faciliteert– ontving een haatbrief die er niet om loog. „Mensen als jij moeten worden uitgeroeid. Ik hoop dat er iemand opstaat die mensen als jij verwijdert uit de gemeenschap. Het mag een jaar, twee jaar, vijf jaar of tien jaar duren, maar hopelijk gebeurt er in die tijd iets ergs met jou en jouw familie. Je doet iedereen in de VS een groot plezier wanneer je in je auto stapt en met je deuren op slot en je ramen halfopen een rivier in rijdt.”
Bergman illustreert in zijn boek ”Silencing the Darwin Sceptics” hoe darwinisten zich te buiten gaan in boeken, artikelen en blogs. Creationisten en aanhangers van intelligent design worden er uitgemaakt voor „incompetent, onwetend, achterhaald, dom, leugenaar, onzinnig, ondeskundig, Idioot, verstandelijk gehandicapt, sukkel, dummie, kennishater, simpleton, nitwit, mafketel, fantast, platteaardegelovige.” Een onderzoek met Google leerde Bergman dat dergelijke scheldwoorden in minstens 4,2 miljoen artikelen op internet worden gebruikt tegen Darwinsceptici.
Doctorsgraad
Niet alleen wetenschappers, maar ook studenten krijgen te maken met intolerantie en discriminatie. Ronald Numbers, Amerikaans hoogleraar wetenschapsgeschiedenis, beschrijft in zijn boek ”The Creationists” (2006) het voorbeeld van Erville Clark. Clark studeerde af in de biologie met een excellente beoordeling. Maar tijdens zijn promotieonderzoek vermoedde prof. Paul Ehrlich creationistische sympathieën bij de jonge bioloog. En hij blokkeerde de promotie.
De Amerikaanse bioloog Jerry Bergman concludeert: „Van een christen die kandidaat staat voor de doctorsgraad kan het hele werk vernietigd worden uit naam van de wetenschap door één intolerante evolutionist.” Hij somt nog tientallen van andere voorbeelden op van promovendi die zijn gestrand op een enkele „onwillige fundamentalistisch-darwinistische hoogleraar.”
Sommige hoogleraren, zoals John W. Patterson, emeritus hoogleraar werktuigbouwkunde aan Iowa State University, vinden dat het de verantwoordelijkheid van elke universiteit is om creationisten te verwijderen en ervoor te zorgen dat ze geen wetenschappelijke graad kunnen halen, schrijft Bergman.
Ook wordt creationistische wetenschappers de voet dwars gezet. De Amerikaanse geoloog dr. Andrew Snelling mocht in 2017 van het Grand Canyon National Park (GCNP) aanvankelijk geen geologisch onderzoek doen naar het ontstaan van aardlagen in de Grand Canyon (VS). Snelling is betrokken bij Answers in Genesis. De Amerikaanse anti-discriminatie-organisatie Alliance Defending Freedom (ADF) vocht deze beslissing met succes aan. ADF had sterke aanwijzingen dat Snelling aanvankelijk was geweerd op grond van zijn christelijke levensovertuiging.
Hoewel Jochemsen constateert dat de situatie in de VS scherper ligt, roeren aanhangers van de evolutietheorie zich in Europa ook. Zo publiceerde de Duitse Humanistischer Pressedienst in 2014 een open brief van de Universität Jena aan de rector van de Friedrich-Schiller-Universität, eveneens in Jena. In die brief waarschuwt de ene universiteit de andere dat er bij sommige vakgroepen een creationistische bekeringsdrang zou heersen. Ook dagblad Die Linke schrijft er een afkeurend artikel over.
Censuur
Creationisten en aanhangers van intelligent design krijgen verder te maken met censuur. Zoals dr. Sarah Umer, onderzoekster aan Lahore College for Women University. Ze schreef een artikel over menselijke evolutie in het tijdschrift International Journal of Anthropology and Ethnology. In haar paper werpt ze „ernstige bezwaren” op „tegen de theorie van Charles Darwin over menselijke evolutie.” Mede door een atheïstische lobby onder leiding van hoogleraar Jerry Coyne werd de gepubliceerde paper ingetrokken door uitgever Springer Verlag.
Bergman beschrijft in zijn boek ”Censoring the Darwin Skeptics” (2018), deel 3 in de serie, nog meer voorbeelden waarin uitgevers een boek aanvankelijk accepteerden, het al aankondigden via Amazon, maar vervolgens publicatie weigerden „na protesten van militante evolutionisten.”
De Amerikaan concludeert ten slotte dat „twijfelaars aan Darwin steeds nadrukkelijker worden neergezet als een bedreiging voor onze cultuur en de moderne wetenschap.”
Zo negatief vijandig als in de VS ervaart Jochemsen de huidige situatie aan de Nederlandse universiteiten niet. Vermoedelijk komt dat doordat het creationisme in de Nederlandse samenleving nooit zo invloedrijk is geweest als in de VS.
Als bijzonder hoogleraar christelijke filosofie heeft hij nooit enige censuur op zijn colleges ervaren. Wel lag hij in 2014 onder vuur vanwege zijn toenmalig lidmaatschap van de raad van advies van de creationistische stichting De Oude Wereld in Urk, de voorganger van het Logos Instituut. „Godsdienstfilosoof Taede Smedes had daarover een blog geschreven dat werd opgepikt door Trouw. De blogschrijver vroeg zich af: Hoe bestaat het dat een hoogleraar aan Wageningen University dat soort creationistische ideeën aanhangt? Er werd zonder meer aangenomen dat ik die ideeën ook aanhing. Heel onverdraagzaam, heel ongenuanceerd.”
Jochemsen kreeg vragen van medehoogleraren waarom hij lid was van zo’n religieus gemotiveerde club. Maar een gesprek met de rector klaarde de lucht. „Ik gaf aan dat ik geen onverdeeld aanhanger ben van De Oude Wereld. Maar ik herken het bestuur daarvan als geestverwant met wie ik in gesprek wil blijven. Wat de stichting leert, doceer ik niet in mijn colleges wetenschapsfilosofie. Ik probeer juist in mijn colleges het wetenschappelijke debat over de oorsprongsvragen aan te zwengelen. Wat zijn argumenten? Wat zijn sterke en wat zijn zwakke punten? Hoe moet je het debat voeren? De rector gaf toen aan geen enkel probleem te hebben met mijn aanstelling.”
Andere christenwetenschappers geven aan dat zij ook ongehinderd op de universiteit hun werk kunnen doen, terwijl ze banden onderhouden met organisaties die uitgaan van het geloof in de schepping. Bijvoorbeeld archeoloog Peter van der Veen. Hij geeft aan geen problemen te hebben ondervonden aan de Johannes Gutenberg-Universität Mainz, waar hij werkt als ”Privatdozent” en binnenkort ook als plaatsvervangend hoogleraar Bijbelse archeologie. „De universiteit weet dat ik als Bijbels archeoloog en niet als natuurwetenschapper betrokken ben bij de christelijke organisatie Wort und Wissen. Belangrijk is wel dat ik als hoogleraar Bijbelse archeologie een goede internationale reputatie heb.”
Pseudoniem
Andere Nederlandse topwetenschappers werken in vakgebieden waar het allemaal wat gevoeliger ligt, zoals de biologie, geologie of astronomie. Zij blijven liever anoniem, en publiceren hooguit onder pseudoniem creationistische artikelen in bijvoorbeeld het christelijke populair-wetenschappelijke tijdschrift Weet Magazine.
Om kritiek te oogsten uit evolutionistische hoek, hoeft een wetenschapper overigens geen christen te zijn. Promovendus Joris van Rossum van de Vrije Universiteit Amsterdam kreeg in 2013 felle kritiek over zich heen omdat hij Darwins theorie in de kern aantastte. „De tactiek was: zo hard mogelijk schreeuwen dat het onzin is, dan gelooft iedereen dat na een tijdje ook wel”, analyseerde zijn copromotor Ronald Meester, hoogleraar wiskunde, de situatie nadien op website The Post Online. Een baan in zijn vakgebied kon Van Rossum vervolgens vergeten.
In een interview in het Reformatorisch Dagblad van 2009 zei Johan de Graaff (pseudoniem): „Je moet gewoon je mond houden totdat je een vaste aanstelling hebt, of hoogleraar bent.” En: „Volgens mijn predikant kan ik me nog het beste als fel atheïst voordoen en dan zeggen dat ik nog met een paar vraagjes zit over de evolutietheorie.”
Een christen kan dus uitstekend fungeren binnen het wetenschapsbedrijf zolang hij de evolutietheorie niet aantast. Zodra hij zich tegen die theorie uitspreekt, betreedt hij een terrein vol voetangels en klemmen. Hij kan zelfs in grote problemen komen door publiekelijk af te wijken van de consensus rond de evolutietheorie.
Maar ze moeten zich daardoor niet laten afschrikken, vindt Jochemsen. „Het fenomeen universiteit heeft duidelijk christelijke wortels. Wij behoren daar op een constructieve manier actief te blijven.” De juiste houding van de christenwetenschapper aan de universiteit is die van Daniël, vindt Jochemsen. „Daniël liet zich niet in met de religie, het eten en de offerdienst van Babel. Maar hij diende wel de wetenschap van Babel. En dat deed hij beter dan de rest.”
Wat betekent...
Creationisme: De wetenschappelijke opvatting die als uitgangpunt heeft dat God het heelal, de aarde en het leven 8000 tot 6000 jaar geleden uit niets heeft geschapen, en dat de zondvloed een grote rol heeft gespeeld bij de vorming van aardlagen en gebergten.
Darwinisme: De wetenschappelijke opvatting die ervan uitgaat dat de huidige biodiversiteit gedurende miljarden jaren van geleidelijke ontwikkeling is ontstaan uit één of enkele oercellen, de zogeheten universele gemeenschappelijke afstamming.
Intelligent design (ID): De wetenschappelijke opvatting dat ingewikkelde structuren in levende wezens niet vanzelf kunnen zijn ontstaan. Volgens sommige aanhangers is daarvoor een ”intelligente ontwerper” noodzakelijk. Deze ontwerper is niet per se de God van de Bijbel.
Materialisme: De filosofie die de werkelijkheid inclusief het menselijk brein herleidt tot louter materie.
Methodologisch naturalisme: De praktijk dat wetenschappers de werkelijkheid verklaren vanuit waarnemingen aan alles wat meetbaar en tastbaar is.
Filosofisch naturalisme: De filosofie dat er niets meer bestaat dan het meetbare en tastbare; een geestelijke werkelijkheid en wonderen worden per definitie ontkend.
Multiversum: Het denkbeeld dat er naast het zichtbare heelal nog oneindig veel universa zijn.
Neodarwinisme: Een overkoepelende evolutietheorie waarin elementen uit onder meer de paleontologie, de moderne genetica, de erfelijkheidsleer en de evolutietheorie van Charles Darwin een plaats hebben gekregen.
Paleo-entomoloog: Wetenschapper die onderzoek doet naar fossiele insecten.
Paradigma: Een samenhangend stelsel van wetenschappelijke modellen en theorieën, zoals het evolutieparadigma.
Verder lezen...
Censoring the Darwin Skeptics. How belief in evolution is enforced by expunging dissidents, Jerry Bergman; uitg. Leafcutter Press; Southworth 2018; ISBN 9780981873428; 512 blz.; € 23,00.
Silencing the Darwin Skeptics. The war against theïsts, Jerry Bergman; uitg. Leafcutter Press, Southworth 2016; ISBN 9780981873480; 396 blz.; € 23,00.
Slaughter of the Dissidents. The shocking truth about killing the careers of Darwin doubters, Jerry Bergman; uitg. Leafcutter Press, Southworth 2008; ISBN 9780981873404; 448 blz.; € 23,00.
Heretic. One Scientist’s Journey from Darwin to Design, Matti Leisola en Janathan Witt; uitg. Discovery Institute, Seattle 2018; ISBN 9781936599509; 258 blz.; € 15,00.
Evolution. Kritik unerwünscht! Erfahrungen eines Wissenschaftlers, Matti Leisola; SCM-Verlag, Holzgerlingen 2017; ISBN 9783775158183; 224 blz.; € 12,95.