„Als anno 2020 op scholen de indruk zou worden gewekt dat het mensen vrij staat om afwijzend te staan tegenover homoseksualiteit, dan zou dat voor mij onacceptabel zijn.”
Dat zei premier Rutte donderdag in een Kamerdebat over de vrijheid van meningsuiting. De minister-president gaf antwoord op vragen van SGP-Kamerlid Van der Staaij over visiedocumenten van reformatorische scholen.
Het Kamerlid vroeg de premier recht te doen aan die scholen en noemde de term „antihomoverklaring” onjuist. „Ik ken die verklaringen niet”, zei Van der Staaij. „Wel visiedocumenten waar het woord homoseksualiteit niet in voorkomt en waar een discussie over ontstaan is.”
De premier legde daarop uit dat in het kabinet de afspraak is gemaakt dat onderwijsminister Arie Slob (ChristenUnie) de inhoud van die verklaringen gaat onderzoeken. Aanleiding voor het onderzoek is dat maandag het beeld ontstond dat refoscholen van ouders zouden vragen tegen homoseksualiteit te zijn.
Van der Staaij voerde vervolgens aan dat het debat zijns inziens moest gaan over de vraag of de identiteit van reformatorische scholen de veiligheid in de weg kan staan van scholieren die worstelen met hun geaardheid. Met verwijzing naar de vrijheid van meningsuiting zei hij dat refoscholen recht hebben op hun eigen opvatting over huwelijk en seksualiteit.
Daarop zei Rutte: „Als op scholen de indruk zou kunnen worden gewekt dat het mensen vrij staat om afwijzend te zijn over homoseksualiteit dan is dat niet het Nederland waar ik voor ben. Dan ben ik de eerste om de wet aan te passen. Dat is echt onbestaanbaar.”