Onderwijsstaking kan beeld geven van sector waarin het tobben is
Staken is een mooie manier voor werkschuwe mensen om de tijd te korten. Een dag of wat lekker niets uitvoeren, spandoek hooghouden, een beetje schreeuwen als het zo uitkomt: prima vol te houden.
Een karikatuur is snel geschetst. Veel kennis van zaken is daarvoor niet nodig. Als het om de stakingsacties en andere manifestaties van de laatste tijd gaat, moge duidelijk zijn dat het bij onder anderen boeren, bouwers en onderwijskrachten met de arbeidsethos wel goed zit.
Het is juist de passie voor het vak die hen in actie doet komen. Het voortbestaan van een sector staat op het spel, arbeids- of andere omstandigheden maken normaal werken onmogelijk of geven zaken zoals werkplezier een serieuze knauw.
Het onderwijsveld vraagt deze week weer eens nadrukkelijk aandacht voor het almaar oplopende lerarentekort, de toenemende werkdruk en als gevolg daarvan de dalende kwaliteit van het onderwijs.
Onderwijspersoneel legt deze donderdag en vrijdag daarom het werk neer. Zo’n 4000 scholen sluiten hun deuren.
Het is crisis, zegt het onderwijsveld. Lerarentekorten betekenen hogere werkdruk en een hoger ziekteverzuim. Bij uitval van docenten is vervanging geen vanzelfsprekendheid. Er zijn scholen die leerlingen om die reden naar huis moeten sturen. Noodplannen voor een vierdaagse schoolweek liggen op de plank. Op andere plaatsen staan –onbevoegde– stagiairs of assistenten voor de klas. Dat is echt niet van weelde.
De prognoses zijn ook nog eens ronduit somber. Op dit moment is er alleen al in het basisonderwijs een tekort van 1700 hele fte’s. Dat tekort loopt, als er niet structureel wordt ingegrepen, op naar 4800 in 2024. Het verhaal voor het voortgezet onderwijs is evenmin florissant te noemen.
Er wordt dus niet zomaar gestaakt. De roep richting de minister om meer structureel geld is begrijpelijk. Niet dat Den Haag heeft stilgezeten: er zijn de afgelopen twee jaar honderden miljoenen extra in het onderwijs gestoken voor het aantrekken van ondersteunend personeel en de salarissen zijn verhoogd.
Dat daarmee de doelen niet bereikt worden, is helder. In gesprek blijven met onderwijsminister Slob is dus broodnodig. Of de zoveelste staking het aangewezen middel is, is echter zeer de vraag. Nog los van principiële bezwaren tegen het neerleggen van werk kunnen jongeren –en ook potentiële zijinstromende ouderen– op die manier een beeld krijgen van een sector waarin het vooral tobben is.
Als het accent wordt gelegd op de passie voor het vak –wat op enkele scholen gebeurt deze dagen– zal blijken dat het onderwijs inderdaad niets is voor werkschuwe mensen. Maar ook dat er wel degelijk muziek zit in een baan waarbij leerkrachten jonge mensen een paar jaar bij de hand nemen en van grote waarde blijken te zijn op hun verdere levensweg.