Paul van Geest: Lees Augustinus en je vindt een vriend
Augustinus is zo’n zeldzame schrijver die niet alleen zijn tijdgenoten aanspreekt, maar ook –over een afstand van zestien eeuwen– mensen van vandaag. Hoe dat kan? Prof. dr. Paul van Geest: „Zijn inzichten zijn tijdloos. Heel eerlijk doet hij verslag van zijn zoektocht naar zichzelf en naar God.”
Er zijn maar weinig mensen die kunnen zeggen dat ze hun hele leven al met het werk van Augustinus bezig zijn, maar de rooms-katholieke theoloog Paul van Geest kan dat.
Hij is sinds 2002 hoogleraar kerkgeschiedenis aan Tilburg University en sinds 2017 ook hoogleraar economie en theologie aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, hij bekleedde gasthoogleraarschappen aan de Vrije Universiteit en de Katholieke Universiteit Leuven. Maar zijn eerste kennismaking met het werk van Augustinus dateert van veel eerder. Al als zestienjarige vertaalde hij, tijdens de lessen Latijn op het gymnasium, de eerste stukjes uit de ”Belijdenissen”.
Sprak de tekst u toen al aan, of was het het zoveelste verplichte lesje?
„Het was een wat ongemakkelijke kennismaking, via het Latijn. Toch maakte Augustinus al indruk op me. We moesten het verhaal van de perenboom vertalen, waarin hij vertelt hoe hij met andere jongens peren ging stelen bij de buurman. Niet uit honger, niet uit nood, maar omdat hij het gewoon leuk vond. Hij besefte heel goed dat hij er kwaad mee deed, maar hij dacht: Ik doe het toch. Dat is het verschijnsel van de dubbele wil: we weten dat we het goede moeten doen, maar toch doen we het niet – en dat laatste vinden we nog leuk ook. Ik herkende dat, ook als zestienjarige, ik ging erover nadenken.”
U studeerde Nederlands en theologie. Veranderde uw kijk op Augustinus daardoor?
„In Rome, waar ik theologie studeerde, kwam ik in aanraking met een heel andere manier van lezen. Alsof het werk van Augustinus een soort steengroeve was, waaruit je stenen kon opdelven om er een dogmatisch bouwwerk mee op te richten. Wat zegt Augustinus over de erfzonde, of over de doop, of over de kerk? Augustinus werd als het ware in stukjes geknipt, waarbij alle context verloren ging – de stukjes dienden alleen maar om een dogmatisch idee vorm te geven.”
Het klinkt alsof u dat niet de juiste manier van lezen vindt.
„Al was het leerzaam, het is een manier die geen recht doet aan de intentie van Augustinus. Begrijp me niet verkeerd, dogmatische bouwwerken zijn zeker wel fascinerend en zinvol, maar de kracht van een auteur die als bron wordt gebruikt gaat erin verloren. Daar kwam ik achter toen ik me verder in zijn werk ging verdiepen. Terug uit Rome begon ik aan een proefschrift over Thomas a Kempis, en Thomas’ denken over God en mens bleek sterk bepaald door het augustijnse Gods- en mensbeeld. Daardoor maakte ik op een nieuwe manier kennis met Augustinus: als bron voor de Moderne Devotie. Maar pas toen ik in 2001 hoogleraar Augustijnse studies werd, in Utrecht, kreeg ik de kans om echt studie van hem te maken.”
Hebt u alle boeken van Augustinus gelezen?
„Dat hoorde bij mijn werk: ik las Augustinus van kaft tot kaft – hoewel sommige werken wat sneller dan andere. Als je dat doet, gaat er een wereld voor je open. Dan sta je werkelijk op de schouders van een reus. Ik heb die periode in mijn leven als een geweldige ontdekkingstocht ervaren.
In die tijd ontdekte ik Augustinus als ”negatief theoloog”. Hij zegt allerlei dingen over Gods wezen en Gods eigenschappen, hij zegt bijvoorbeeld: ”God is barmhartig”, maar tegelijkertijd ontkent hij dat deze omschrijving recht doet aan God omdat wij barmhartigheid met een menselijke deugd associëren. Maar God is geen mens, God is niet gebonden aan de tijd of de ruimte – Hij blijft onkenbaar.”
U noemt Augustinus een reus.
„Wij zijn dwergen die op de schouders van reuzen staan – dat is al een oude gedachte, als we het over traditie hebben. De kerkvaders zijn de reuzen die aan het begin van het christendom staan, dichtbij de tijd van de apostelen. Zij verschaffen ons het materiaal waarop we ons voortdurend moeten blijven bezinnen.
Er zijn enkelingen waar steeds op teruggegrepen wordt. Zo iemand is Augustinus. Maar bijvoorbeeld ook Thomas van Aquino in de rooms-katholieke traditie, Luther in de protestantse traditie. Ook op hun schouders mogen wij staan. Zo vormt zich de traditie.”
Augustinus’ bekendste boek heet ”Belijdenissen”. Wat maakt dat boek zo bijzonder?
„Het is een unieke tekst, de eerste autobiografie in de geschiedenis, schitterend in literair opzicht –Augustinus was retoricaleraar, hij wist hoe hij een pakkend verhaal moest schrijven– maar ook voer voor psychologen. Augustinus is altijd, soms bijna wanhopig, op zoek naar zijn diepste drijfveren, naar de drijfveren áchter de drijfveren.
De eerste negen boeken van de”Belijdenissen” is hij erg met dat zelfonderzoek bezig, in de laatste drie boeken plaatst hij zichzelf in het perspectief van tijd, eeuwigheid, schepping, Vader, Zoon en Heilige Geest. En van die zoektocht naar zichzelf en naar God doet hij heel eerlijk en glashelder verslag, in de vorm van een gebed.”
Hoe kan het dat lezers van nu zich nog altijd aangesproken voelen door zo’n ontzettend oud boek?
„Augustinus biedt inzichten die tijdloos zijn. Paus Benedictus XVI zei ooit over hem: „Het is alsof er een tijdgenoot tot mij spreekt.” Augustinus schrijft niet alleen over de problemen van zijn tijd, hij schrijft vooral over de problemen van ons als mensen. En mensen uit de vierde eeuw zijn niet zo anders dan wij.
Als geen ander laat hij ons nadenken over onze eigen drijfveren. Als zestienjarig jongetje voelde ik al: die dubbele wil die Augustinus in zijn verhaal over de perenboom beschrijft, die zit ook in mij. Zelfs op dit moment kan ik me afvragen: Waarom geef ik dit interview? Doe ik dat om mijn ego te strelen of doe ik dat omdat ik echt Augustinus wil uitleggen?
Maar Augustinus is niet alleen maar confronterend, hij biedt ook troost. Als je niet weet wat je moet doen, lees Augustinus en je vindt een vriend. Als je je slecht voelt over dingen die je gedaan hebt, lees Augustinus en je vindt een vriend. Hij heeft het allemaal meegemaakt. En dwars door al dat menselijke heen laat hij in de ”Belijdenissen” iets oplichten van een God die streng en rechtvaardig is, maar ook barmhartig en liefdevol.”
Hoe leest u Augustinus nu, als wetenschapper, als mens, als christen? Schuiven al die manieren van lezen in elkaar, of juist niet?
„Met mijn studenten lees ik Augustinus in eerste instantie als een arts die een diagnose stelt. Ik kijk naar de woorden, naar de zinnen, naar de opbouw van de tekst. Dat heb je nodig om hem te begrijpen. Maar ook langs deze weg kan ik me laten raken door de schoonheid van zijn taal en de kracht van de inhoud van zijn tekst. Zijn werk is als een spiegel.
Ik heb in het verleden vaak gedacht: Hoe kunnen wij theologen zomaar uitspraken over God doen? Niemand ziet God, hoe kunnen wij dan ooit iets zinnigs over Hem zeggen? Bestaat God wel? Juist doordat ik die vragen had, vond ik het –als academicus en als Godzoeker– heel bevrijdend om Augustinus te lezen. Hij erkent dat God onkenbaar is, maar zegt ook dat God ons zeer nabij komt in Christus – Die als mens onder ons mensen leefde. Augustinus laat die spanning bestaan. Hij stelt alleen maar vragen, hij denkt in vragen.”
Welke Nederlandse vertaling van de ”Belijdenissen” vindt u de beste?
„Ik vind de nieuwste vertaling, van Wim Sleddens, erg mooi. Hij is classicus én theoloog én pastor, dat merk je. Maar er zijn ook andere goede vertalingen. Elke vertaler heeft zijn eigen nestgeur. Dat zit ’m in kleine dingen. Protestantse vertalingen van Augustinus hebben het over Here of Heere, katholieke vertalingen over Heer. En de verwoording van bijvoorbeeld Augustinus’ genadeleer kan wat verschillen. Daar zit een theologie achter.”
Is Augustinus moeilijk om te lezen voor niet-kenners?
„Ik zou zeggen: gewoon beginnen. De ”Belijdenissen” zijn trouwens ook heel geschikt voor gespreksgroepen. Ga dat verhaal van die perenboom maar eens lezen met z’n allen. Waarschijnlijk durft niemand het achterste van z’n tong te laten zien, als het over eigen ‘perenboom-ervaringen’ gaat. Maar Augustinus geeft het voorbeeld.”
Dit is de eerste aflevering in deze serie. Over vier weken deel 2.
De geschiedenis van de perenboom
„Want ik stal wat ik overvloedig had, en veel beter, en ik wilde niet genot hebben van wat ik door diefstal verkreeg, maar van de diefstal en de zonde zelf.
Er stond een perenboom in de buurt van onze wijngaard, beladen met vruchten die noch door schoonheid noch door smaak verlokkelijk waren. Om deze af te schudden en mee te nemen trokken wij, slechte jongelieden, er op uit in het holst van de nacht (...) en wij namen vandaar geweldige vrachten mee, niet om op te eten, maar om zomaar voor de varkens te gooien, nadat we er misschien een paar van hadden gegeten, alleen maar om iets te doen waar we plezier in hadden, omdat het niet mocht. Zie mijn hart, o God, zie mijn hart, over hetwelk Gij U ontfermd hebt in de diepte van de afgrond. Zie, laat mijn hart nu tot U zeggen wat het daar zocht, dat ik om niets slecht was, en dat de oorzaak van mijn slechtheid niets anders was dan de slechtheid zelf.
Uit: ”Belijdenissen”, II, IV, 9 (vert. A. Sizoo)
Augustinus van Hippo
Augustinus van Hippo (354-430) was de zoon van een niet-christelijke vader en een christelijke moeder. Hij verdiepte zich in zijn jonge jaren, tijdens een langdurige zoektocht naar waarheid en geluk, in allerlei scholen van filosofie.
Zijn carrière begon hij als leraar in de retorica. In die tijd leefde hij, dertien jaar lang, samen met een (verder onbekend gebleven) concubine. Met haar kreeg hij een zoon, Adeodatus, die hij al jong weer verloor.
Na een ingrijpende bekeringservaring veranderde Augstinus’ leven totaal van koers. Hij zou uiteindelijk bekend blijven als bisschop van Hippo, theoloog, filosoof en kerkvader.
Augustinus schreef talrijke boeken; de bekendste daarvan zijn de ”Confessiones” (”Belijdenissen”) en ”De civitate Dei” (”De stad van God”).
serie
klassiekers
De actualiteit van bekende boeken uit de kerkgeschiedenis