Het godsbeeld van psychiatrische patiënten is wezenlijk anders dan dat van mensen zonder diagnose, stelt godsdienstpsychologe dr. Hanneke Schaap-Jonker vast. Woensdag verdedigt ze haar tweede proefschrift, ”God Representations and Mental Health”, aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
In haar eerste promotieonderzoek aan de PThU liep ze er al tegen aan: hoe meet je nauwkeurig iemands godsbeeld? Als godsdienstpsychologe en –per 1 oktober– bijzonder hoogleraar klinische godsdienstpsychologie aan de VU vindt ze het belangrijk dat haar discipline goed aansluit bij de mores in het vakgebied van de psychologie. Werken met betrouwbare vragenlijsten hoort daarbij. Voor haar huidige onderzoek vertaalde en toetste ze een vragenlijst uit het Duits, om daarmee te onderzoeken hoe mensen God ervaren en God zien: „Als ik aan God denk, ervaar ik…” En dan volgt er een rij gevoelens die grofweg zijn in te delen in de categorieën angst, boosheid en positieve gevoelens. Door ondervraagden uitspraken aan te laten kruisen moest ook blijken of zij God zien als ondersteunend, straffend of juist passief.
Schaap-Jonker ondervroeg 136 mensen met en 161 mensen zonder diagnose en categoriseerde ze naar kerkelijke achtergrond: rooms-katholiek, mainstream protestants, orthodox-gereformeerd en evangelisch. Ze onderscheidt een positief-autoritatief, een passief-emotieloos en een negatief-autoritair godsbeeld, termen waarmee ook opvoedstijlen worden getypeerd. Zowel bij patiënten als niet-patiënten kwam een positief-autoritatief godsbeeld voor, waarbij zij God als machtig en heersend zien en tegelijk positieve gevoelens koesteren ten aanzien van Hem. De interpretatie van Schaap-Jonker is dat deze mensen dankbaar zijn voor Gods Koningschap en van die wetenschap steun ondervinden.
Negatief-autoritair
Een opvallende uitkomst van haar onderzoek is dat het negatief-autoritaire godsbeeld uitsluitend bij psychiatrische patiënten voorkomt. Zij hebben vrijwel even vaak als de niet-patiënten een beeld van God als Rechter, maar bij hen gaat dat gepaard met gevoelens van angst en boosheid.
„Hieruit rijst een beeld op van wat ik de God der wrake noem”, zegt de Zwolse godsdienstpsychologe. „De beleving wordt sterk gekleurd door de pathologie. Dat heeft iets aangrijpends. Er zit eigenlijk geen sprankje licht meer in.” Dit godsbeeld blijkt vooral verbonden te zijn met ernstige pathologie. Hoe ernstiger de ziekte, hoe zwarter het godsbeeld.
Wat ook in het oog springt, zegt ze, is dat van de reformatorische ondervraagden vijf mensen een positief type godsbeeld hebben en veertien een negatief type. „Dat is driekwart. Dat lijkt enorm, maar het gaat hier om minder dan twintig mensen in totaal. Ik wil daarom voorzichtig zijn met het trekken van conclusies.” Een aandachtspunt is het wel, vindt Schaap-Jonker, waarbij ze niet wil zeggen dat de kerk per definitie debet is aan het hebben van een negatief godsbeeld. „Wat je vaak ziet, is dat juist de problematiek ervoor zorgt dat psychiatrische patiënten selectief horen.”
Mensen kunnen worstelen met hun beleving van God en geloof, weet ze. Met schuldgevoelens ook. „Ik voel angst, dus ik vertrouw niet genoeg op God. Blijkbaar ben ik een slechte christen.” De promovenda begrijpt wel dat mensen soms in de knel komen als er tegen hen gezegd wordt dat ze alles in gebed aan de Heere mogen voorleggen. „Laatst zei iemand het gevoel te hebben alsof God treitert. Hij werd ervaren als een soort beul. Waarom zou je naar zo’n God toegaan?”
Begrippen zoals vertrouwen en troost blijken voor psychisch zieken een andere betekenis te hebben, waarschijnlijk omdat ze „veel concreter beleefd worden.”