Buiten de Biblebelt begint de netwerkkerk
De tocht langs reformatorische gemeenten buiten de Biblebelt zit erop. Wat delen ze met gemeenten in de Biblebelt en waarin onderscheiden ze zich? Prof. Fred van Lieburg: „Er wordt denk ik niet gediscussieerd over het verschil tussen levendmaking en wedergeboorte.”
Met meer dan gemiddelde belangstelling las Fred van Lieburg, verbonden aan de Vrije Universiteit Amsterdam, de artikelen over orthodox-protestantse gemeenten buiten de Biblebelt. Hij is niet alleen hoogleraar religiegeschiedenis maar ook de drijvende kracht achter het interdisciplinaire Biblebelt Netwerk, dat kenmerkende aspecten van de gereformeerde gezindte in kaart brengt.
Kon u een rode draad in de artikelen ontdekken?
„Kort samengevat illustreren deze gemeenten de doorbraak van de netwerkkerk, zoals ik die noem. Eerst hadden we de volkskerk, die alles en iedereen wilde omvatten. In de 19e eeuw kregen we daarnaast via allerlei afscheidingen de vrijwilligerskerk. In onze tijd van secularisatie, individualisering en globalisering komt de netwerkkerk op. Veel behoudend protestantse gemeenten in het buitengebied hebben daar kenmerken van, zij het elk op hun eigen manier, door het verschil in historische wortels en sociale omgeving.”
Wat is kenmerkend voor een netwerkkerk?
„Dat er minder nadruk ligt op de uitwerking van de leer en gedragscodes en meer nadruk op de centrale waarden van het geloof, onderlinge ontmoeting en contacten met andersdenkenden.”
Andere gemeenten buiten de Biblebelt zijn juist opvallend behoudend.
„Zeker, maar ook die gaan anders om met hun omgeving, omdat het aantal geestverwanten in eigen regio beperkt is. Typerend is de houding van de ambtsdragers van de gereformeerde gemeente in Nederland van Aalsmeer. Terwijl ze geen contact hebben met ‘gergemmers’ in de regio, kunnen ze prima overweg met hun seculiere buren. Dat wordt wel omgangsoecumene genoemd. Het dagelijks leven in een veranderde samenleving stuwt ook de kerkgeschiedenis naar een nieuwe situatie. Het netwerkdenken, dat kenmerkend is voor onze samenleving, gaat de kerk niet voorbij.”
Waarin verschillen reformatorische gemeenten in de periferie nog meer van gemeenten binnen de Biblebelt?
„In het algemeen beleeft men het gemeente-zijn bewuster. Je kunt in het buitengebied niet terugvallen op een zuil. Sociale aspecten, zoals het koffiedrinken na de kerkdienst, worden daardoor belangrijker. Helemaal nieuw is dat niet. Ten tijde van de Republiek hadden gereformeerde kerken in het rooms-katholieke zuiden een soortgelijk karakter.”
Ook binnen de Biblebelt zijn veel reformatorische christenen een eenling in hun buurt. Is het verschil wel zo groot?
„We moeten het inderdaad niet uitvergroten, maar ik denk dat er binnen gemeenten in de periferie niet wordt gediscussieerd over het verschil tussen levendmaking en wedergeboorte. Daar gaat het over de vraag: Hoe blijven we weerbaar?
Een tweede verschil is het ontbreken van eigen organisaties. In de Biblebelt kun je als reformatorisch student kiezen van welke reformatorische studentenvereniging je lid wordt. Dat is in Marknesse of Eindhoven niet mogelijk. Opvallend vond ik ook de emotionele waarde die gemeenten in het buitengebied toekennen aan materiële objecten, zoals een oude preekstoel of een houten in plaats van een stenen kerk. Dat is een bekend gegeven uit de godsdienstantropologie. Mensen hebben tastbare zaken nodig ter ondersteuning van hun identiteit, zeker als ze in een minderheidspositie verkeren.”
Hoelang geeft u de gemeenten in de periferie nog?
„Zeker als ze niet meer in staat zijn een school in stand te houden, zullen ze het moeilijk krijgen. Eigen onderwijs is van groot belang voor het behoud van de eigen identiteit en tradities, al is dat geen wet voor onbepaalde tijd. Op veel reformatorische scholen werken nu mensen voor wie het gewoon een baan is. Ook zij laten zich beïnvloeden door wat er om hen heen gebeurt.”
Hoe beoordeelt u het opheffen van reformatorische gemeenten in het buitengebied?
„Opvallend is dat ze vaak stoppen, terwijl ze vergeleken met kerken in andere landen nog een aardige omvang hebben. Ze beschouwen zichzelf als laatste restant van de oude vrijwilligerskerk. Dat geeft een andere focus dan die bij christenen voor wie het juist een ideaal is om het gemeenteleven in de vorm van een nieuwtestamentische huiskring gestalte te geven. De meeste reformatorische christenen hebben het idee dat je pas gemeente kunt zijn als er sprake is van een zware structuur, ook ambtelijk. Dat maakt het heel lastig om een kleine gemeente overeind te houden.”
Dr. C. S. L. Janse: Het is voor kleine groepen moeilijk hun karakter te bewaren
De verschillen tussen de Biblebelt en het gebied daarbuiten moeten niet worden overdreven, stelt dr. C. S. L. Janse, kenner van de gereformeerde gezindte. De reformatorische gemeenten buiten de Biblebelt die kerkelijk in een volstrekt geïsoleerde positie verkeren, zijn op de vingers van een hand te tellen. Vaak liggen ze in een mini-Biblebelt. Omgekeerd zijn veel reformatorische christenen binnen de grote Biblebelt in hun straat de enigen die naar de kerk gaan. „Ds. Hegger reisde als jongeman vanuit het Limburgse Lomm naar Venlo om een protestant te zien. Die had hij nog nooit ontmoet. Zo’n dominante positie hebben de bevindelijk gereformeerden ook in het hart van de Biblebelt nooit gehad. De SGP komt er bij verkiezingen hooguit aan 40 procent. Daar komt bij dat afstanden tegenwoordig veel minder een rol spelen dan vroeger, dus de mensen in de periferie kunnen vrij eenvoudig contacten onderhouden met geestverwanten elders in het land.”
Als de Biblebelt wordt gekoppeld aan het stemmen op de Staatkundig Gereformeerde Partij, ligt de kop ervan bij Staphorst. De bredere protestantenband loopt veel verder door, nuanceert Janse. „Voor de synodaal gereformeerden en de vrijgemaakten is juist het noorden van het land altijd van belang geweest. De band waar je vanouds Gereformeerde Bondsgemeenten vindt, is daarentegen weer wat korter dan de Biblebelt.”
Bij de Gereformeerde Gemeenten valt op dat de gemeenten in de grote steden steeds kleiner werden of geheel verdwenen, ten gunste van kerkelijke gemeenten in plaatsen rond de grote steden. Opvallend in dit kerkverband is ook de samenklontering van leden rond reformatorische scholen en de trek naar de Veluwe en omgeving. „In 1964 woonde 13 procent in deze regio. Nu is dat ruim 25 procent, een verdubbeling in 50 jaar. De betekenis van Zuid-Holland is afgenomen. Bij de Gereformeerde Gemeenten in Nederland was die trend nog sterker. Daar zie je bovendien een sterke concentratie in plaatsen met veelal een eigen predikant, zoals Opheusden en Barneveld. Ook in de Christelijke Gereformeerde Kerken was er sprake van een trek naar het oosten.”
De gereformeerde gemeenten buiten de Biblebelt worden gestaag kleiner. Een deel is intussen opgeheven. Ook de hervormd-gereformeerde gemeenten in het buitengebied hebben het moeilijk. Opvallend is dat een deel van de reformatorische gemeenten in de periferie een zeer behoudend karakter heeft. Een mogelijke verklaring is voor Janse een relatief hoge uitstroom, onder meer vanwege gemengde huwelijken. „Daardoor blijft de strikte groep over. In plaatsen waar reformatorische gemeenten het karakter van een volkskerk hebben, houd je mensen makkelijker vast, maar is de inhoudelijke variatie groter. Bij andere reformatorische gemeenten in het buitengebied zie je juist een aanpassing aan de omgeving, wat onder meer te zien is aan de kleding en de invulling van de zondag. Het is moeilijk voor kleine groepen, ongeacht of het joden of oud gereformeerden zijn, om hun eigen karakter te bewaren binnen een gemeenschap die totaal anders denkt.”
De komende 25 jaar verwacht de reformatorische socioloog een kerkelijke krimp van de gereformeerde gezindte, een verdere ontvolking van de stad ten gunste van randgemeenten en doorgaande opheffing van kleine gemeenten in het buitengebied. „Missionair bezien is dat jammer, maar de mens is nu eenmaal een sociaal wezen. Je moet wel heel gemotiveerd zijn om je als jong gezin in Oostvoorne te vestigen, vanuit de wens de kleine gereformeerde gemeente aldaar in stand te houden. Temeer omdat het effect waarschijnlijk beperkt is.”
Ds. J. B. Zippro: Ook de seculiere wereld heeft de kerk nodig
Door zijn ambt leerde ds. J. B. Zippro verschillende delen van het land kennen. Van 1992 tot 1996 diende hij de gereformeerde gemeente van Scheveningen. Daarna was hij predikant in Moerkapelle, opnieuw Scheveningen, het Amerikaanse Grand Rapids en Groningen. Binnenkort hoopt hij de herdersstaf op te nemen in Terneuzen. Het werk is overal hetzelfde, benadrukt de predikant. „Je bent geroepen om het Woord van God te brengen. Dat is buiten de Biblebelt niet anders dan daarbinnen. Een andere overeenkomst is de diversiteit. Die is in de Biblebelt net zo goed te vinden als in de periferie. Ook daar heb je gemeenten die bevindelijk gereformeerd zijn, terwijl andere een meer evangelisch karakter hebben. Je kunt niet in algemeenheden spreken.”
Toch zijn er wel verschillen. De typisch reformatorische cultuur, met de door dr. C. S. L. Janse in zijn proefschrift beschreven kenmerken, is in het buitengebied minder te vinden. Dat is ook te merken aan de positie van de dominee, ontdekte ds. Zippro. „Je hebt er als predikant meer vrijheid en minder status. Mensen spreken je makkelijker bij je voornaam aan en velen vinden het niet nodig dat je in het zwart gekleed gaat. Er zijn ook minder mensen die de eigen kerkelijke bladen lezen. Het gevaar bestaat dat ze door de geïsoleerde positie wat vervreemden van de rest van de gemeenten.”
Inhoudelijk valt hem op dat hij de dingen soms meer moet uitleggen. „Het is overal van belang dat je woordgebruik begrijpelijk is, maar dat geldt in de periferie nog sterker dan in de Biblebelt.”
Het aantal collega-predikanten van het eigen kerkverband is in het noorden beperkt. De classis Kampen, die Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel, Flevoland en een deel van Gelderland omvat, telt momenteel vier predikanten. „De collega’s staan in Nunspeet, Genemuiden en Emmeloord, dus ook zij wonen niet naast de deur. Dat maakt je positie in de periferie soms wat eenzaam.”
De betrokkenheid op gemeenten in het buitengebied zou groter mogen zijn, vindt de Groningse predikant. „Voordat ik hier kwam, had de scriba de grootste moeite om dominees naar het noorden te krijgen. Als je bij Zwolle bent, moet je nóg een uur. Dat vergt wat doorzetten, maar die wordt omgekeerd van predikanten in de periferie verwacht als ze vergaderingen moeten bijwonen.” Anderzijds ziet hij de aandacht voor evangelisatie toenemen. „Zo is er vanuit Genemuiden een grote betrokkenheid op het evangelisatiewerk in Leeuwarden. Dat is een goede ontwikkeling. Ook de seculiere wereld moet de Bijbelse boodschap horen en heeft de kerk nodig. Je hoort wel zeggen over evangelisatie: „Als de mensen Jezus maar leren kennen, dan hoeven ze niet per se naar de kerk te komen.” Maar we kunnen niet zonder de kerk. Ik ben zelf tot mijn vijftiende jaar totaal werelds opgegroeid. De kerk heeft mij de Bijbel gegeven en uitgelegd. Daardoor moest ik mijn oude wereld opgeven. Daar ben ik achteraf heel dankbaar voor. Het is wezenlijk voor de kerk dat ze zich onderscheidt van de wereld.”
De predikant juicht het toe als reformatorische gezinnen uit ideële overwegingen naar de periferie verhuizen. Mits ze zich innerlijk verbonden weten met het geestelijk erfgoed van de Reformatie en de Nadere Reformatie. „Dat is in de Biblebelt nodig, maar zeker als je in een gebied gaat wonen waar de vertrouwde reformatorische structuren ontbreken. Dat is niet altijd eenvoudig.”
serie In het buitengebied
Dit is het dertiende en laatste artikel van een serie over orthodox-christelijke gemeenten buiten de Biblebelt.