Riet Grabijn zou haar strijd zo overdoen
Wie: Riet Grabijn-van Putten (84). Wat: voorvechtster van het vrouwenlidmaatschap van de SGP
„Ik ben nog niets veranderd. Als mij om een oordeel wordt gevraagd, geef ik dat. Ik kan slecht tegen onrecht. Daarom heb ik zo gestreden voor het vrouwenlidmaatschap van de SGP.
Het lidmaatschap is mij in 1984 aangeboden, met instemming van het hoofdbestuur. Dat gebeurde nadat ik het in een brief aan een lid van de Landelijke Stichting tot handhaving van de Staatkundig Gereformeerde beginselen opnam voor de SGP en haar voorzitter, ds. Abma. Ik zat niet eens op het aanbod te wachten.
In 1991 kwam ik landelijk in het nieuws toen mij een toegangskaart voor de partijdag werd geweigerd omdat ik vrouw ben. Het hoofdbestuur wilde zich bezinnen, en dat vond ik prima. Het jaar erna kreeg ik wéér geen kaart. Na een waarschuwing heb ik toen juridische stappen gezet. Als ik a zeg, zeg ik ook b. En desnoods het hele alfabet erachteraan.
Nooit heb ik iets bijzonders met mijn lidmaatschap bedoeld. Wilde ik de kiesvereniging op haar kop zetten? Een bestuursfunctie? Of een plek op de lijst? Absoluut niet. Heb ik dan spijt dat ik ben opgekomen voor de rechten van een lidmaatschap waar ik nooit om had gevraagd? Nee. Ik zou het zonder meer overdoen.
Verbazingwekkend is wel dat ik zo naïef was over alle reuring en publiciteit. Mijn advocaat had me nog gewaarschuwd, maar ik kon me er niets bij voorstellen. Ik wilde gewoonweg naar een vergadering van de partij waarvan ik lid was. Meer niet.
Dom vind ik het dat het hoofdbestuur geen gesprek aanging. Er viel met mij best te praten. Hadden ze maar gezegd: „U hebt gelijk, maar het ligt moeilijk in de achterban. Geef ons de tijd, we gaan ermee aan de slag.” Dan had ik ingestemd. Natuurlijk was het niet mijn bedoeling om de partij zo in moeilijkheden te brengen.
Nu vrouwen lid kunnen worden, ben ik tevreden. Al moet de SGP nog uit het beginselprogramma halen dat het regeerambt de vrouw niet toekomt. Hoewel dat moeilijk ligt bij een deel van de partij, denk ik dat we nuchter moeten zijn: er zijn voor dat standpunt geen Bijbelse gronden. En de groep die je bij een aanpassing verliest, is te klein om een eigen partij te stichten.
Ik ben niet veranderd, mijn leven wel. Vijf jaar geleden ben ik verhuisd van Den Haag naar Sassenheim, om dicht bij mijn dochter en twee kleinkinderen te wonen. Verder heb ik geen familie meer: mijn man en acht broers en zussen zijn overleden. Gelukkig heb ik nog een goede gezondheid: elke dag loop ik één tot anderhalf uur met mijn hond.
Nog altijd ben ik lid van de SGP. De partij doet het erg goed onder Van der Staaij. Wel valt het me tegen dat sommige SGP-raadsleden compromissen willen sluiten over de koopzondag. Als we de Tien Geboden serieus nemen, zullen we de zondag moeten heiligen. Ook als dat in bestuurlijke zin nadelen oplevert. Anders kunnen we Gods zegen niet verwachten.”