Buitenland
Betty Ford: Gewoon jezelf zijn en normaal doen

„Als uiteindelijk de rekening wordt opgemaakt, zal de verdienste van Betty voor ons land groter blijken dan die van mij”, zei president Gerald Ford begin jaren negentig in een interview. Of hij daarmee helemaal recht deed aan zichzelf, is de vraag.

5 January 2018 16:11Gewijzigd op 16 November 2020 12:20
Betty Ford. beeld Hulton Archive
Betty Ford. beeld Hulton Archive

Feit is wel dat zijn vrouw een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de Amerikaanse mentaliteitsgeschiedenis. Een groot deel daarvan voltrok zich na haar vertrek uit het Witte Huis.

Dat Betty Ford in augustus 1974 first lady werd en burgers daarom in haar geïnteresseerd raakten, noemde ze zelf „een tragisch ongeval van de geschiedenis.” Haar man Gerald had nooit een gooi gedaan naar het hoogste ambt in de VS. Doordat Spiro Agnew, de vicepresident van Richard Nixon, in oktober 1973 vanwege een omkoopschandaal moest aftreden, werd Gerald Ford in december van dat jaar de nieuwe plaatsvervanger van de Amerikaanse president. Acht maanden later moest president Nixon zelf het veld ruimen en werd Ford de 38e president van de VS – de enige in de geschiedenis die nooit voor dat ambt is gekozen.

Betty Ford was totaal niet voorbereid op haar nieuwe rol als first lady. „Ik was een gewone huisvrouw die door ongewone omstandigheden opeens op het podium stond.” Binnen 24 uur nadat haar man was ingezworen, moest ze gastvrouw zijn vanwege een gepland bezoek van het Jordaanse vorstenpaar. „Even heb ik me afgevraagd wat er van mij werd verwacht. Toen dacht ik: „Gewoon jezelf zijn en normaal doen.”” De staf van het Witte Huis zei later dat ze dat heeft volgehouden gedurende de ruim 800 dagen dat haar man het ambt bekleedde.

Met overtuiging

Ook al was Betty Ford niet voorbereid, ze pakte haar rol met overtuiging. Zij wist dat Gerald ertegen opzag om het presidentschap uit te oefenen. De avond voor de inauguratie hadden ze samen gebeden om Gods steun. „Ik kan het niet zonder jou”, had Gerald ook tegen Betty gezegd. Het was meer dan een plichtpleging toen Ford in zijn eerste presidentiële toespraak zei: „Ik sta bij geen enkele man in het krijt dan alleen bij mijn vrouw.”

Betty gaf hem ook alle steun. Tot de laatste dag. Toen Ford in 1976 aan het einde van de verkiezingsdag zijn nederlaag tegenover de Democraat Jimmy Carter moest toegeven, kon hij niet spreken vanwege keelklachten. Het was Betty die voor hem de toespraak hield.

De first lady voelde aan wanneer het haar Gerald te veel werd. Ze ving hem op toen hij enkele weken na zijn ambtsaanvaarding een stortvloed van kritiek over zich heen kreeg omdat hij gratie verleende aan Nixon voor de (eventueel) begane misdrijven. Ford deed dat om te voorkomen dat het land nog jaren bezig zou zijn met Watergate, het schandaal waar Nixon een cruciale rol in had gespeeld. Dat zou het maatschappelijke en politieke leven jaren kunnen verlammen. Betty vond het een wijs besluit, net zoals veel historici nadien.

Moordaanslagen

Haar blijmoedigheid werd overigens een jaar later fors getemperd. In de herfst van 1975 werd binnen een tijdsbestek van drie weken tweemaal een moordaanslag op de president gepleegd – beide keren in de staat Californië. In beide gevallen werd de poging ondernomen door een vrouw, wat voor Ford aanleiding was om tegen Betty te zeggen: „Weet je, vrouwen kunnen niet schieten.”

Het grapje nam niet weg dat de first lady nadien elke dag met zorg om haar man bezet was. Tegen haar kinderen zei ze echter dat zij nooit hun angst en zorg over hun vader aan hem moesten laten blijken. „Hij heeft een zware en verantwoordelijke baan. Die moeten wij niet nog zwaarder maken.”

Toch had de president niet alleen gemak en steun van zijn vrouw. Ze was met een zekere regelmaat ook de luis in de pels. Betty Ford kon soms onverholen kritiek hebben op zijn besluiten. Bovendien nam ze soms progressieve standpunten in waar Ford als Republikein met zijn conservatieve achterban bepaald geen gemak van had. Zo zei ze in een interview dat ze voor abortus was en vertelde ze erbij er ook geen moeite mee te hebben als haar dochter van achttien met een vriendje sliep. Ze sympathiseerde met het feminisme en maakte er geen geheim van groot voorstander te zijn van een vrouwelijke rechter in het federale hooggerechtshof – iets wat in de jaren zeventig nog als erg vooruitstrevend gold. Misschien wel het meest vooruitstrevend voor die jaren was dat Betty Ford zich openlijk uitsprak voor de emancipatie van homoseksuelen.

Vraag het haar zelf

Stafmedewerkers van Ford vroegen de president bij herhaling of zijn vrouw niet wat vaker haar mond kon houden. Daar was hij doorgaans snel mee klaar. „Haar kantoor is een paar deuren verder, vraag het haar zelf.” Maar niemand had het lef om dat echt te doen. Ford zelf maande zijn vrouw een enkele keer tot grotere voorzichtigheid. Maar ook dat leek weinig effect te hebben. Soms herinnerde hij haar aan de tekst waarover haar dagboekstukje ging op de datum dat Gerald het ambt aanvaardde: „Zet Heer’ een wacht voor mijn lippen.”

Dat Betty Ford nogal progressief was, viel volgens de elite in Washington ook af te leiden uit de kleding die de kinderen van het presidentiële gezin droegen: spijkerbroeken, gekocht bij Sears, een warenhuisketen vergelijkbaar met C&A. Volgens de welgestelden paste die niet bij het kroost van de president. Betty Ford zat er niet mee. „Het zijn gewone kinderen van wie de vader toevallig president is. En als je vier kinderen hebt die alle vier naar school moeten, moet je besparen waar het kan. Dus koop je bij Sears.”

Gerald en Betty Ford wilden hun kinderen vooral een normale opvoeding geven. Betty hield haar kinderen steeds voor dat elke dollar gewoon door werken verdiend moest worden. „Ook als je vader president is, heb je geen reden om je ook maar iets te verbeelden.”

Middenklassegezin

Nu leken haar kinderen die neiging ook niet te hebben. Ze hadden weliswaar het grootste deel van hun jeugd in Washington doorgebracht, omdat hun vader daar al sinds het midden van de jaren vijftig lid was van het Congres, maar ze hadden nooit in de rijkeluiswijk van de stad gewoond. „Er heerste thuis de sfeer van een gewoon middenklassegezin”, zei haar zoon Jack later. Die sfeer probeerde Betty Ford ook te behouden toen het gezin het Witte Huis betrok. Al wilde ze wel dat haar vier kinderen iets meer de regels van fatsoen in acht namen. Zo probeerde ze de jongens af te leren hun voeten op tafel te leggen. „Dan zei moeder: „Doe dat niet. Die tafel is nog van Jefferson (president van 1801-1809, WBK) geweest.” Die man moet een ziekelijke verzamelaar van tafels zijn geweest, zo veel tafels van hem stonden er volgens moeder in het Witte Huis”, zei Jack later.

De vermaningen hadden doorgaans weinig resultaat. De vier kinderen Ford waren tamelijk vrijgevochten. Dochter Susan schreef dit later mede toe aan de frequente afwezigheid van hun vader. Als lid van het Congres was hij vaak op reis. In het laatste jaar als senator zelfs 258 dagen van het jaar. In een interview zei Betty Ford: „Ik kon niet zeggen: „Wacht maar tot je vader thuiskomt.” Dat kon nog wel één of twee weken duren. Het zou goed zijn als mannen wat vaker thuis zijn en dan ook de handen uit de mouwen zouden steken.” In dat opzicht vond Betty het een verademing toen Gerald president werd. „Hij was veel vaker in huis.”

Populair

De ambtstermijn van Gerald Ford duurde maar kort, goed tweeënhalf jaar. Voor Betty Ford had dit best nog wat langer mogen duren. Tijdens de campagne van 1976, waarin haar man het moest opnemen tegen de Democraat Jimmy Carter, ging ze er vol tegen aan. En ze was populair bij de kiezer. Republikeinen hadden buttons op hun revers met leuzen als: ”Houd Betty in het Witte Huis” en :”Betty’s man for president”. Alle moeite was echter vergeefs. Carter won. Zowel voor Gerald als voor Betty Ford was deze nederlaag heel moeilijk. President Ford zei: „Ik kan niet geloven dat ik van een pindaboer heb verloren.” Jaren later, tijdens een ontmoeting met enkele voormalige first lady’s, vertelde Betty op de dag van de verhuizing hevig te hebben gehuild. „Het geeft niet wie je man opvolgt, maar je weet dat die het niet verdient in de Oval Office te zitten.” Rosalyn Carter, met wie Betty Ford later bevriend raakte, zei toen: „Je slaat de spijker op zijn kop.”

Hoewel historici positief oordelen over de rol van Betty Ford als first lady is hun waardering nog groter als het gaat om haar doorbreken van taboes rond ziekte en verslaving. Een maand nadat ze met haar man en kinderen het Witte Huis had betrokken, werd er tijdens een routinecontrole bij haar borstkanker geconstateerd. Artsen drongen aan op snel ingrijpen. Drie dagen later werd ze geopereerd.

Gerald Ford was totaal van de kaart. Hij voelde zich nameloos eenzaam. Zijn zoon vertelde later dat hij niet wist waar hij het zoeken moest. Toen ze ’s avonds na de operatie met de helikopter naar het ziekenhuis gingen, vroeg Gerald zijn zoon om samen te knielen in het gangpad van het toestel en daar te bidden om herstel van zijn vrouw en hun moeder.

Daags na de operatie stond Betty Ford erop dat het Witte Huis een verklaring uitgaf waarin expliciet werd vermeld dat haar borst was geamputeerd. Daarmee doorbrak ze een taboe. Tot die tijd werd er slechts verhullend gesproken over kanker: de gevreesde ziekte.

Medicijnverslaving

Een tweede taboe doorbrak Betty Ford toen ze in 1978 openlijk toegaf verslaafd te zijn aan medicijnen en alcohol. Haar medicijnverslaving begon in 1964, nadat ze als gevolg van de val van een trapje veel pijn leed door een beknelde zenuw. Sindsdien slikte ze soms wel twintig pijnstillers per dag, vaak gecombineerd met alcohol. Gerald Ford liet het gebeuren, evenals de presidentiële lijfarts. Toen het personeel hem erop attent maakte dat de first lady wel erg veel medicijnen gebruikte, vroeg hij hun of zij soms medicijnen hadden gestudeerd.

Met name de kinderen maakten zich zorgen. Uiteindelijk greep dochter Susan in. Zij organiseerde een onverwacht samenzijn van het gezin op de range in Palm Springs (California), waar de Fords sinds 1977 woonden. De vier kinderen confronteerden Betty met haar gedrag. Zelf schreef ze later: „Een voor een vertelden ze me hoe ik hen in de steek had gelaten, hoe ik hen had teleurgesteld. En natuurlijk kwam dat hard aan. Ik was zo gekwetst. Ik dacht dat ik mijn hele leven aan hen had gewijd en zij zeiden dat ik hen in de steek had gelaten. Ze vertelden dat ze vaak geen vrienden mee naar huis namen uit angst dat hun moeder vanwege alcoholgebruik weer wat aan het brabbelen was.” Ford zei later: „Het was een dag die we nooit zullen vergeten, maar laat me hier heel duidelijk over zijn: het was de enige manier waardoor Betty’s leven nog viel te redden.”

Betty Ford vond het aanvankelijk moeilijk om haar verslavingen toe te geven. Maar twee dagen na haar 60e verjaardag, in 1978, liet ze zich opnemen in een afkickcentrum. Na een moeizaam traject slaagde ze erin haar verslaving te overwinnen. Eenmaal teruggekeerd zei ze tegen haar kinderen anderen te willen helpen om ook die weg te gaan. „Het is het waard om de vijand de baas te worden.”

In de pers vertelde ze nadien openlijk over haar verslaving. Op haar initiatief werd in 1982 het wereldberoemde Betty Ford Centre op Rancho Mirage in Californië geopend. Sindsdien zijn daar duizenden mensen van hun verslaving afgeholpen.

„Betty was een heldin omdat ze taboes doorbrak”, werd bij haar overlijden gezegd.

serie De first lady

Amerikaanse presidentsvrouwen sinds 1945. Deel 6: Betty Ford.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer