Prof. Van de Beek: Bijbel spreekt niet van lieve en zorgzame Vader
God de Vader is geen ‘lieve Vader’ Die altijd zo goed voor je zorgt. „Dat lees ik nergens in de Bijbel”, zegt prof. dr. A. van de Beek. „Het Credo noemt maar één eigenschap van God, en dat is de Almachtige. Maar dat is juist de paradox: dat de Almachtige liefde is, geopenbaard op Golgotha.”

Prof. Van de Beek publiceerde vorige maand zijn laatste deel in de serie ”Spreken over God”, een megaproject van zo’n 3000 bladzijden. De titels van de voorgaande delen luidden: ”Jezus Kurios”, ”De kring om de Messias”, ”God doet recht”, ”Lichaam en Geest van Christus” en ”Lichtkring om het kruis”. Recent verscheen ”Mijn Vader, uw Vader. Het spreken over God de Vader”.
Het lijvige boek begint met een verkenning van God de Vader in het Oude en het Nieuwe Testament. Daarna volgt een verhandeling over ”de God van de filosofen” tegenover ”de God van Mozes” en de filosofische en theologische vraag: bestaat God? De emeritus hoogleraar theologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam staat stil bij Gods eigenschappen, het werk van de Vader en de Drie-eenheid, de ”cultus” (vooral in het Oude Testament) en het gebed, dat laatste in de vorm van de behandeling van het Onze Vader.
De Vader is het begin van alles, de bron van de gehele godheid, schrijft u. Toch is dit het laatste deel in de serie. Heeft dat te maken met uw christologische inzet?
„Christus is de Enige door Wie wij God kennen. Niemand heeft God gezien, de eniggeboren God heeft Hem ons verklaard. Dat wordt altijd weer verkeerd vertaald en geciteerd, namelijk als de eniggeboren Zoon van God, maar dat staat er niet. Als je over God zonder Jezus spreekt, spreek je in het wilde weg en produceer je je eigen fantasieën. Ik kan wel een fantasie maken over wat een vrouw is, maar dat is een andere dan mijn eigen vrouw die ik tegengekomen ben. Maar die laatste is wel de enige echte.”
De uitdrukking „Kinderen van één Vader zijn wij allemaal”, noemt u eerder heidens dan Joods of christelijk.
„Die uitdrukking is gebaseerd op een goddelijke oergrond waaruit alles voortkomt en waarin het goddelijke en menselijke organisch met elkaar verbonden zijn. Maar dan gaat het niet om de ene God, Die tegenover ons bestaat en Die ons tot aanzijn geroepen heeft. Die God is niet zomaar ‘onze’ Vader. Het is niet voor niets dat in het Oude Testament de naam Vader nauwelijks wordt gebruikt. En als het gebeurt, dan vooral als reactie van God op mensen die Hem Vader noemen, maar Hem niet eren. „Ben Ik een Vader? Waar is dan Mijn eer?” Als het Nieuwe Testament over de Vader spreekt, dan is het alleen omdat Jezus God Vader noemt. Alleen in Jezus als Zijn onuitsprekelijke gave mogen we dat ook doen, maar dan ook alleen door Hem.”
U oefent kritiek uit op het huidige spreken over God als een lieve, zorgzame Vader, met Wie je een intieme relatie hebt. Wat is daar mis mee?
„Omdat het beeld van een lieve Vader in volstrekte tegenstelling staat met wat de Bijbel zegt. Het Credo heeft maar één eigenschap van God, en dat is de Almachtige. Hij beslist over alles, Vaders wil is wet. Vader is in de oudheid de absolute gezaghebber en zo zegt de Bijbel het ook. Als Jezus over de Vader spreekt, zegt Hij: „Heilige, rechtvaardige Vader.” En de enige keer dat Jezus Abba gebruikt, is wanneer Hij in shock is: „Vader asjeblieft niet, maar Uw wil geschiede.””
Maar God is toch ook liefde?
„God is liefde, en dat is juist de paradox: dat de Almachtige liefde is. Hierin is Zijn liefde geopenbaard, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft. Maar zulke uitdrukkingen worden vaak zo veralgemeniseerd: God is liefde, dús is God een lieve God. Zijn liefde is echter geopenbaard op Golgotha. Hij is om onze redding mens geworden. En het centrum van het christelijk leven is de viering van de eucharistie, namelijk om Zijn dood te gedenken. Als je dat als thema zou zetten boven elke kerkdienst, krijg je heel andere preken en liturgieën.”
U ontwaart achter het softe godsbeeld allerlei invloeden: evangelische, gnostische, liberale. Het lijkt wel een cocktail.
„De generatie van na de Tweede Wereldoorlog heeft de neiging om elke claim weg te schuiven. De mensen mogen en moeten vrij zijn, of ze het nu kunnen of niet. Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw is dat antiautoritaire gevoel sterk toegenomen. In de kerk zie je dat aan het opkomen van een godsbeeld van een begripvolle Vader Die geen eisen stelt. We kunnen als christenen gewoon doen waarin we zin hebben. Het moet allemaal fijn zijn, en als het keer niet fijn is, heb je altijd God achter de hand Die het wel fijn maakt. Het evangelische denken is typisch een weerspiegeling van deze cultuur.”
U bent bezorgd over de oppervlakkigheid in de liturgie. Die gaat volgens u ook de reformatorische kerken niet voorbij.
„Je ziet het nu in ijltempo gebeuren in de Gereformeerde Bond, al zijn er enkele gemeenten die hun rug recht houden. Men is niet gewend kritisch naar de liturgie te kijken. Het Liedboek van 1973 mocht niet, maar als ik dat vergelijk met bundels als ”Op Toonhoogte” en wat er verder allemaal op is gevolgd, dan is dat Liedboek zwaar gereformeerd. Ik zing in het Liedboek: „Mag ik niet eens mezelf behouden?” Gezang 484. Volgens de huidige kerkelijke cultuur mag je natuurlijk jezelf behouden, want God aanvaardt jou zoals je bent.”
Wat is het geneesmiddel tegen deze tendens?
„Je moet in de kerk gewoon de klassieke bundel gebruiken, die van de gemeenschap van de kerk. Een kerkelijke bundel, en niet allerlei stencils en liedjes. Het nieuwe Liedboek uit 2013 is al een tegemoetkoming aan deze tendens van populariteit. Daarin staat rijp en groen naast elkaar, er zit geen theologische visie meer achter. Laat de predikanten in hun leerdienst duidelijk maken wat liturgie is, voor zover ze het zelf nog weten. Liturgie heeft in feite te maken met eerbied, geworteld in de geloofstraditie van respect voor God. Maar dan krijg je weer: waarom moet je zo hoog tegen God opkijken, Hij is toch je vriendje?”
In reactie op uw boeken klinkt vaak de uitspraak: Van de Beek is de theoloog van de crisis, het oordeel. Hij is zo kritisch.
„De Bijbel is heel kritisch en altijd lastiger dan je denkt. Het diepste Woord van God klinkt op Golgotha en alle theologie die we hebben is die van ná Golgotha. Als de discipelen de schoonheid van de tempel prijzen, zegt Jezus dat er geen steen van het gebouw zal overblijven. Ook de kerk is niet volmaakt, en zij bestaat alleen omdat God haar bewaart. Niet op de manier zoals in de tijd van Jeremia werd gesproken: er zal ons niets overkomen, want des Heeren tempel staat hier. Als je je daarop gaat beroepen, stort de hele boel in elkaar. Ik ben de laatste tijd onder de indruk van Markus, hét Evangelie voor deze moderne tijd, dat met name de verborgenheid van God onderstreept. Markus heeft nauwelijks woorden ván Jezus, ook geen geboorteverhaal. Jezus wordt geschetst als Iemand Die alle macht heeft, ook de demonen zijn aan Hem onderworpen. Daarna gaat déze Jezus in het Evangelie van Markus de weg naar het kruis, en er is maar één kruiswoord: „Mijn God, waarom hebt U Mij in de steek gelaten?” Zo schetst Markus Gods aanwezigheid in de wereld. En er is geen paasverhaal, hooguit een heel slap paasverhaaltje.”
U schrijft dat ten aanzien van het waarom van het lijden van God woorden tekortschieten, zelfs de gedachte van de plaatsvervanging, de woorden van Anselmus en de Heidelbergse Catechismus, die het ménen te weten. Zijn er dan geen antwoorden?
„Het waarom krijgt geen antwoord. Als we zeggen: God stierf om onze zonden, dan is dat een conclusie. We zijn door God geschapen, hebben gezondigd en helaas moeten we het dús over Christus hebben. Als er een antwoord is, dan zouden we God dwingen om te zijn zoals Hij is. We zoeken altijd naar een model waarin God past zoals Hij moet zijn. Het heeft alleen zin om over God te spreken vanuit de manier waarop Hij Zelf ons is tegemoet getreden.”
U stelt dat er geen theologie te beoefenen valt zonder te spreken over God, en houdt daarmee een pleidooi voor de klassieke theologie. Toch kunt u zich in de kritiek van Kuitert en Hendrikse vaak „zeer wel” vinden, al deelt u hun antwoorden niet.
„Zij verwoorden hun kritiek rechtstreeks en keihard, wat in feite verborgen zit in alle theologie die probeert God te verklaren. Mensen kunnen er enorme theorieën op na houden over anderen die ze nooit tegengekomen zijn. Zo ook met God. En als ze iets ontdekken, hebben ze een hele psychologie nodig om te zeggen waarom Hij zo is. Heel veel mensen verpsychologiseren God naar het beeld van hun eigen verlangens en projecties.”
Theologie is een ervaringswetenschap, zegt u, en geen deductief betoog. Maar is dat niet een beweging van onderaf, vanuit de mens?
„Al het spreken over God komt van beneden, inderdaad, maar Hij is wel naar beneden gekomen, in een heel concrete, historische persoon, en in de kerk, in de liturgie waar de eucharistie wordt gevierd. De Drie-eenheid is alleen een symbool van hoe God Zich heeft geopenbaard. Maar uitleggen kan ik het niet. God gaat boven de openbaring uit, maar dat wil niet zeggen dat Hij anders is dan in Zijn openbaring. Ik houd vast aan de klassieke opvatting van de zogenaamde wezenstriniteit, de Drie-eenheid als Gods Wezen.”
Waarom hebt u moeite met het onderscheid tussen de wil des besluits en de wil des bevels?
„Je moet onderscheidingen maken in de theologie, maar het spreken over God volgt altijd de werkelijkheid. Dus onze woorden maken het altijd minder. Ik ben geen scholasticus, zo zit ik niet in elkaar. Ik ben toch veel te veel een empiricus. Ik begin met de werkelijkheid. De scholastiek is prima als die ertoe dient om woorden te vinden om de werkelijkheid van God weer te geven zoals Hij tot ons komt, niet om ons druk te maken hoe God zou moeten zijn. De klassieke en vroege scholastiek heeft het spreken over God altijd zo benaderd: woorden zoeken voor het geheimenis. Zij was altijd een poging om het mysterie weer te geven, het zijn altijd de epigonen die de boel verzieken.”
U staat erg kritisch tegenover het apologetisch spreken over God en de redelijkheid van het geloof. Onbegonnen werk, schrijft u, „elk argument valt dood.” Waarom?
„Het enige wat we van God kunnen zeggen, is dat Hij tot ons gekomen is. Als je dat volgens de menselijke rede aannemelijk wilt maken, verlies je het bij voorbaat van de atheïst Herman Philipse, want hij bepaalt dan de agenda. Daarom hecht ik zo aan de liturgie, het gedenken van de dood van Christus. Dáár ontmoet Hij ons, tastbaar, zichtbaar. Het Woord wordt over je uitgesproken, ook al zit je te slapen. Het maakt helemaal niet uit of de preek je aanspreekt. Dat is mooi meegenomen, maar je bent onder het Woord, en dat is ambtelijk. Daarvoor ben je in de kerk, daar ken je God. Dus je leert God niet kennen in het apologetische boek, dat toch weer redelijke argumenten heeft.”
Dus alleen getuigen richting de moderne mens?
„Laten we eerst maar eens vieren! Als moderne mensen in de kerk komen en ze zien de eucharistie, dan zeggen ze: Wat voor gekkigheid zijn jullie aan het doen? Dan kun je uitleggen waar je mee bezig bent: God is in ons midden. God is tegenwoordig, deze God, Wiens dood wij gedenken. Dus laat de kerk eerst maar gewoon eens kerk zijn. Begin dus niet aan de verkeerde kant. We willen zo missionair zijn dat we allemaal naar buiten gaan en vergeten om te vieren.”
U staat nog steeds kritisch tegenover elke verbinding tussen kerk en wereld, tegen wat u noemt de zondeval van het christendom. „Toen de duivel door zijn agent Constantijn de uitstalkast opendeed, was er geen houden meer aan.” Is deze alliantie nog steeds een gevaar?
„De verbinding tussen christendom en heersende cultuur is nog steeds levensgevaarlijk. In dit teken zult u overwinnen, zag Constantijn, en dat was het teken van het kruis. Maar als dit werkelijk het teken van het kruis is, dan is dat de overwinning van de martelaren. Toen was de macht het gevaar, nu de cultuur. Het christendom wil salonfähig zijn. De kerk heeft nu geen macht meer, zij wil aangenaam en aantrekkelijk zijn.”
De vraag naar het lijden, God en schuld, het onderwerp van uw eerste boek als hoogleraar, heeft heel uw werk doortrokken. Waarom?
„Het lijden vind ik buitengewoon zwaar, de machteloosheid ervan. Je kunt alleen symptomen bestrijden, maar dat lost niets op. Deze wereld is Gods wereld, en dat is wel de wereld van Aleppo en Somalië. En daar begrijp ik helemaal niets van. Er is geen scenario voor een betere tijd, ook niet in het Nieuwe Testament. Het boek van Openbaring gaat niet over de inhoud van de krant van het derde millennium. Het wordt niet beter met deze wereld, we weten alleen dit: als we met Christus lijden, zullen we ook met Hem verheerlijkt worden.”
U maakt zich de laatste jaren sterk voor een hernieuwde dialoog met de Rooms-Katholieke Kerk. Bent u daarin ook bevestigd door uw laatste boek?
„Ja, de kerk kan alleen maar één zijn in het ene lichaam van Christus. De kerk is nooit volmaakt geweest, maar ze is wel één en zij heeft een ambt, dat het meest zichtbaar is in Rome. We moeten geen dialoog met Rome beginnen, maar gewoon de knoop doorhakken en terugkeren tot de Katholieke Kerk. Het probleem ligt momenteel niet aan de kant van Rome, maar bij de protestanten die geen macht willen inleveren. Ze willen niet hun eigen winkeltje sluiten.”
Toch stelt u dat beide standpunten eenzijdig zijn: het protestantse accent op de enkeling, en het roomse accent op de kerk als machtsinstituut. Hoe het dilemma doorbreken?
„Je moet gewoon samen in één kerk gaan en alle problemen die je met elkaar te verhapstukken hebt daarná aan de orde stellen. Op het moment dat je je afscheidt, wek je de indruk dat het deel dat je bent de ware zuivere kerk is. Calvijn heeft tot aan zijn dood geweigerd te erkennen dat er een eigen protestantse kerk zou moeten zijn. Wij reformeren de kerk, zegt hij, wij hebben geen gereformeerde kerk. De grootste fout van de Reformatie is dat Luther zich in de luren heeft laten leggen door de Duitse vorsten door een eigen kerkorganisatie op te zetten. Ik wil niet zeggen dat Rome goed was, maar de reformatoren hadden zich niet van de kerk mogen afscheiden, net zomin als Rome en het Oosten hadden mogen scheiden. Dat was een verkeerde, door de politiek ingegeven beslissing. Je hoort bij elkaar, omdat het lichaam van Christus één is, en niet ongedeeld kan zijn.”
Boekgegevens
Mijn Vader, uw Vader. Het spreken over God de Vader, prof. dr. A. van de Beek uitgeverij Meinema, Utrecht, 2017; ISBN 978 90 211 4483 2; 503 blz.; € 37,50.