Leven van genade, wat betekent dat voor christenen vandaag?
De Duitse monnik Maarten Luther deed 500 jaar geleden een grote ontdekking: de genade van God. Voor dood en oordeel hoefde hij niet meer bang te zijn, al bleven er aanvechtingen bestaan. Bevrijding van angst – wat betekent dat voor christenen vandaag?
Over die vraag gaan ds. W. Visscher (predikant gereformeerde gemeente Amersfoort), J. A. Schippers (directeur Wetenschappelijk Instituut voor de SGP), P. A. Bergwerff (oud-hoofdredacteur Nederlands Dagblad), S. van Grafhorst (trainee buitenlandredactie Nederlands Dagblad) en prof. dr. G. Buijs (bijzonder hoogleraar christelijke filosofie) met elkaar in gesprek.
Natuurlijk, iets van angst en onzekerheid herkennen ze wel in hun eigen leven. „Ik denk dat niemand helemaal vrij van angst is”, zegt Van Grafhorst. „Maar angst is misschien wel een groot woord. Je kunt tegen dingen opzien.
Door het geloof kan angst verdwijnen. Ik ben niet bang voor God of voor Zijn oordeel. Misschien wel voor mijn eigen zwakte, dat ik tekortschiet. Maar dan weet ik wel dat je door het geloof genade mag ontvangen. Ik zie God dan ook niet als een boze, oordelende God. Door genade kan Hij mijn angst wegnemen.”
Bergwerff: „Ik denk dat ik ook niet angstig ben, omdat ik vertrouw op de besturende hand van God in mijn leven en in de wereld. Dat klinkt misschien wat vroom, maar het is wel zo. Dat geeft een basale rust. Ik word niet gedreven of beheerst door angstgevoelens voor God, al zie ik Hem ook als hoogheilige Vader in de hemel. Dat brengt een zekere beduchtheid mee. Ik heb God en Jezus niet aan een lijntje, om het zo maar te zeggen.”
Ook Schippers ervaart dat God angsten kan laten verdwijnen. „In de jaren tachtig kreeg ik kanker. Levensbedreigend; ik stond met één been in het graf. Waar vertrouw je dan op? Ik had toen veel aan een lied van Georg Neumark uit de Reformatietijd: „Wie op de hoge God vertrouwt, heeft zeker op geen zand gebouwd.”
Ik geloof in theocratie. We moeten ons niet door mensen laten leiden, maar door het Woord van God. Als je weet dat je in Christus bent geborgen, kun je alle vragen aan. Maar niet in eigen kracht.”
„Ik denk dat ieder mens weleens bang is”, zegt ds. Visscher. „Ik ook, bij tijden. Geloof is een aangevochten zekerheid. Maar ik vind rust in de woorden van de Heidelbergse Catechismus: „Dat ik met lichaam en ziel, beide in het leven en sterven, niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben.”
Buijs: „Soms maak je je zorgen, over kleine en grote dingen. Maar echt angst? Op een diep niveau leeft het besef dat ik geborgen ben bij God. Luther heeft het weliswaar niet gezegd, maar het is wel een mooie uitspraak: „Als Christus morgen terugkomt, zou ik vandaag nog een appelboompje planten.” We moeten trouw zijn op de plaats waar we ons bevinden. Dat er een Leidsman is Die de teugels in handen heeft, geeft vertrouwen.”
Bij Luther ging het onder meer om angst en onzekerheid over de verhouding met God. Leeft die vraag nog?
Schippers: „Dr. W. Aalders schreef begin jaren tachtig een mooi en actueel boekje: ”Luther en de angst van het westen”. In de tijd van Luther was er sprake van fundamentele onzekerheid. Je was je leven niet zeker. Na de aanslagen in de Verenigde Staten in 2001 kwam er iets van die onzekerheid terug in onze samenleving. Maar er is een verschil: in de zestiende eeuw was geloof in God een vanzelfsprekendheid, en nu niet meer. De onzekerheid richt zich tegenwoordig niet op de verhouding tot God; ze is een gevolg van het verlies aan controle.”
Bergwerff: „In de westerse christelijke wereld is angst voor God voor een belangrijk deel verdwenen. God is vooral iemand Die Zijn hand op je schouder legt en barmhartig is. De verlossing in Christus is een vanzelfsprekendheid geworden. En als het niet gaat zoals we wensen, roepen we God ter verantwoording. Aan de andere kant bestaat er wel angst om dingen niet goed te doen. Het idee dat we van alles moeten, is wijdverbreid in onze kring.”
Van Grafhorst: „Dat herken ik heel erg, zeker bij jongeren. Ze zijn altijd druk om te presteren. Ik merk dat ook tijdens Bijbelstudies met vrienden. Daar komt vaak aan de orde dat we niet voldoen aan de verwachtingen die anderen –of wijzelf– ons stellen. Dat we tekortschieten. Dit heeft gevolgen voor het geloof. We leggen de lat heel hoog, en falen.”
Ds. Visscher: „We zijn onvolmaakte mensen en zo komen we onze beperkingen aan de weet. In de maatschappij gaat het om de relatie met andere mensen, maar in de Bijbel om de verhouding met God. Hoe wordt die hersteld? De ‘vijanden’ van Luther waren God, duivel en dood. Voor veel mensen zijn die vijanden echter alledaagse thema’s, zoals eenzaamheid, gebrek aan geld en kiespijn.”
Buijs: „Vroeger was het echt niet zo heel anders dan nu. De kerkvader Augustinus zocht al naar betekenis, rust en geborgenheid. Dat verbindt mensen de eeuwen door, al worden deze begrippen verschillend ingevuld.
De fundamentele vraag is: hoe kom ik als mens tot mijn bestemming? We zijn zo aangelegd dat we het antwoord niet in het materiële kunnen vinden. Ik zou er dan ook voorzichtig mee zijn om ons als al te seculier te bestempelen. Veel mensen voelen aan dat er in dit leven meer nodig is dan alleen het materiële. Het is de opdracht van christenen om een taal te vinden die aansluit bij dergelijke fundamentele ervaringen.”
Als predikanten ingaan op de verhouding met God, moeten ze dan het begrip angst ter sprake brengen?
Ds. Visscher: „Johannes de Doper zegt: „Wie heeft u aangewezen te vlieden van de toekomende toorn?” Predikanten moeten mensen vertellen dat er een hemel én een hel bestaat. Dat is hun opdracht. Wie dat niet doet, verstaat zijn roeping als prediker niet. God is heilig en buiten Christus een verterend vuur. Het heilswerk van Christus, het Evangelie, is de kern van de prediking. Maar wel in samenhang met de wet. Ik kan geen preek bedenken waarin angst niet op een bepaalde manier een rol speelt.”
Schippers: „Ik denk niet dat angst tot geloof in Christus leidt, maar we moeten wel de realiteit schetsen waarin mensen zich van nature bevinden.”
Bergwerff: „Dan wordt angst te functionalistisch gebruikt, vind ik. Alsof er een portie angst nodig is om iemand ergens te krijgen. Het is wel belangrijk dat mensen zich realiseren dat ze zondig zijn.”
Ds. Visscher knikt.
Bergwerff: „In de neuropsychologie is het een vrij algemeen aanvaarde notie te zeggen dat ieder mens een kwade component in zich heeft. Daarin ligt een parallel met de erfzonde en de blijvende kracht van zonde in het leven. In de huidige christelijke cultuur is het hard nodig om voortdurend te wijzen op onze zonden en op de geneigdheid tot het kwaad. Als correctie op het doorgeslagen idee ”we zijn allemaal gered”.
Ik kan er gewoon niet bij dat mensen zonde als een gepasseerd station zien. Ik hoor dat werkelijk op gereformeerde kansels verkondigd worden. Zwingli zei: „De grootste zonde is jezelf zondeloos achten.””
Ds. Visscher: „Lees Romeinen 8: „We zuchten in onszelf, verwachtende de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing van ons lichaam.””
Buijs: „Luther dacht aanvankelijk dat hij zich moest inspannen om genade te verdienen. Maar zo werkt God niet. Je moet uit genade leren leven. Wanneer we onze zonden en beperktheid erkennen, werkt dat bevrijdend. Dat geldt ook voor mensen nu, al is de weg die Luther wees –naar God toe– voor hen geen optie.”
Van Grafhorst: „Ik denk dat alle mensen op zoek zijn naar iets wat uiteindelijk alleen in het christelijk geloof te vinden is. Het Koninkrijk van God is de wereld zoals die moet zijn. We verlangen allemaal naar iets beters, iets mooiers. Dat vinden we niet op aarde. Dit verlangen is eigenlijk een verlangen naar God. De vraag is of mensen dat inzien. Om bij het geloof uit te komen, moet er overgave zijn. Erkennen dat je zondig bent, schuld belijden en weten dat alleen een hogere macht je kan verlossen.”
Schippers: „En juist die overgave is heel moeilijk. Dat lijkt opgeven van je autonomie en keuzevrijheid.”
Ds. Visscher: „Als er bij de reddeloosheid in onze samenleving geen Evangelie wordt gepredikt, is er geen redding. De vraag is wel: wie is er geïnteresseerd in de Man van smarten?”
In hoeverre voelen mensen zich schuldig, ook tegenover God?
Buijs: „De schuldvraag is ten diepste ook een controlevraag. Het liefst hebben we een persoonlijke fout, want dan is het systeem in ieder geval goed. Er wordt gesproken in termen van schuld, maar in feite gaat het om zoeken naar oorzaak en causaliteit. Ik denk niet dat deze drang een christelijke achtergrond heeft. Het is een gevolg van de Verlichting: we willen controle houden.”
Schippers: „De notie dat God de hoogste Rechter is en dat je schuldig tegenover Hem staat, wordt weggeduwd.”
Ds. Visscher: „We leven in een hedonistische samenleving. ”You only live once”, je leeft maar één keer. Ik hoop dat dit onder kerkgangers fundamenteel anders ligt.”
Bergwerff: „Dat vind ik wel wat generaliserend, hoor.”
Ds. Visscher: „Je moet het soms zwart-wit zeggen, anders blijven we om de hete brij heen draaien.”
Bergwerff: „Als gelovige blijf ik graag midden in de wereld staan. Met een zekere solidariteit met de mensen om mij heen, ook en misschien wel vooral met niet-gelovigen. Natuurlijk, er zijn er die vooral leven voor de volgende ”all-inclusive” in Turkije. Maar dat is een minderheid. Is er bij ons ook nog iets van deernis, van betrokken zijn bij deze samenleving? Christus was begaan met de zondaar. Luther zat in Wittenberg aan tafel met asielzoekers en daklozen. Wat betekent dat voor vandaag?”
Van Grafhorst: „Als christenen hebben we de taak om in de wereld te staan. Ik denk dat we dat te weinig doen. Maar hoe? Daar heb ik geen pasklaar antwoord op. Misschien vooral in je eigen omgeving. Zelf leef ik in een christelijk wereldje. Ik heb een aantal ongelovige vrienden, en daar heb ik best gesprekken mee. Maar de grote meerderheid van de mensen met wie ik omga, staat op dezelfde manier in het leven als ik. Misschien moeten we sneller het gesprek aangaan met degene die tegenover je in de trein zit.”
Buijs, tegen ds. Visscher: „Ik heb er toch wel moeite mee om te zeggen dat mensen in onze samenleving alleen maar voor de lol leven. Voor een gedeelte is dat misschien het geval. Er is ook veel schijn, en er zijn mensen die oprecht goed willen doen. Er is veel gemene gratie, zou Abraham Kuyper zegen.
We leven in een cultuur die diepgaand door het christendom is beïnvloed. Mensen zoeken vulling in hun leven. Onder studenten merk ik een oprechte behoefte om goed te doen aan medemens en wereld. Anders gezegd: in onze cultuur leven veel rijke jongelingen. Jezus zegt tegen hen: „Je mist iets, maar je zit niet ver van het eeuwige leven af.” De vraag is nu: welk essentieel ding ontbreekt hun? En hoe spreek je hen daarop aan?”
Bergwerff: „Eens. Ik geloof dat we wel wat meer solidair mogen zijn met de wereld om ons heen, buiten onze cocon. Het is mij nogal eens te veel ”zij” en ”wij”. Als de oudtestamentische profeten over de schuld van Israël spraken, zeiden ze: „Wíj hebben gezondigd.” Dat besef kom ik weinig tegen. We zijn onderdeel van de samenleving, ook in de schuld.”
In de Reformatie had de ontdekking van Gods genade grote gevolgen voor de samenleving.
Ds. Visscher: „Een echte Reformatie leidt altijd tot maatschappelijke verandering. Dat kan niet anders. Denk aan de sociale bewogenheid tijdens het Reveil. En aan de afschaffing van de slavernij in de tijd van William Wilberforce.”
Van Grafhorst: „We kunnen ook wel dingen noemen waarbij het christendom voor ellende heeft gezorgd.”
Ds. Visscher: „Christenen hebben soms het Evangelie niet goed verstaan. Denk aan de apartheid in Zuid-Afrika.”
Buijs: „Je moet altijd met twee woorden spreken. Luther ontdekte de genade van God én zei ook vreselijke dingen over Joden. Hij was ”simul iustus et peccator”, rechtvaardige én zondaar. Tegelijk geldt, al mag je het niet hardop zeggen, dat het christelijk geloof de westerse cultuur fundamenteel heeft veranderd. Ze is menselijker geworden. Christenen kunnen echter niet claimen dat ze alles hebben bedacht. Soms gebeuren er belangrijke dingen óndanks ons.”
Van Grafhorst: „We vergeten als christenen vaak dat we met de genade van God een groot cadeau hebben gekregen. Dat mag je uitdelen aan je omgeving. Schuldbesef hoort daar helemaal bij. Als genade vanzelfsprekend is geworden, groeien er geen vruchten meer.”
Het gesprek kwam tot stand op initiatief van het platform Refo500, het Nederlands Dagblad en het Reformatorisch Dagblad. Dit artikel verschijnt vandaag in beide kranten. Aanleiding is de herdenking van 500 jaar Reformatie.