Mens & samenleving

Gouden momenten in een pleeggezin

Ze kregen twee kinderen en namen bovendien drie kwetsbare pleegkinderen in hun gezin op. Het is soms pittig, erkennen Allard en Nieske Selles. Tegelijk ervaren ze geregeld gouden momenten.

29 June 2017 15:26Gewijzigd op 16 November 2020 10:55
Allard en Nieske Selles met hun vijf (pleeg)kinderen. beeld RD, Anton Dommerholt
Allard en Nieske Selles met hun vijf (pleeg)kinderen. beeld RD, Anton Dommerholt

Een blauwe steen herinnert Nieske Selles er jarenlang aan dat ze verschil kan maken in het leven van kinderen. „Als student op de pabo kreeg ik die steen als een symbool mee na een gastcollege van pleegmoeder Hijltje Vink. Dat vond ik zo inspirerend. Ik dacht: misschien kan pleegzorg in de toekomst ook iets voor mij zijn. Het was een onderwerp waar ik al vanaf m’n vijftiende mee bezig was, zonder dat ik weet waar dat precies vandaan komt.”

Als ze verkering heeft met Allard komt het onderwerp al snel ter sprake. In 2002 trouwen ze en vestigen zich in Ermelo. Ze krijgen twee zonen, nu 11 en 13 jaar oud. Deze zijn nog jong als het onderwijzersechtpaar serieus nadenkt over de vraag of ze ook pleeggezin zouden kunnen zijn. Nieske: „Het liet ons niet los. Gaandeweg gingen we geloven dat dit Gods plan met ons is. Hij heeft het in ons hart gelegd. Daar vallen we op terug als het soms moeilijk is.”

Het echtpaar volgt een cursus voor aspirant-pleegouders bij SGJ Christelijke Jeugdzorg (tegenwoordig Timon) en krijgt daarna eens in de drie tot vier weken via die organisatie een pleegkind in het weekend. Nieske: „Toen merkten we dat pleegzorg echt bij ons past.” Allard: „We kwamen ook tot de conclusie dat we dit graag langdurig wilden bieden. Daarbij kregen we het advies een kind in huis te nemen dat niet ouder is dan onze eigen kinderen.”

Het echtpaar komt in contact met de William Schrikker Stichting, die pleegzorg biedt voor kinderen met een (lichte) verstandelijke beperking of van ouders met een beperking. Nieske: „Dit is een algemene organisatie. Als christelijk gezin dragen we ons geloof graag uit. Het is mooi als een pleegkind bij ons met de Bijbel in aanraking komt. Ik vind het bijzonder en bemoedigend dat Jezus zegt: „Wie een kind ontvangt in Mijn naam, ontvangt Mij.””

Hun eerste pleegkind via de William Schrikker Stichting is een jongetje van veertien maanden. Anderhalf jaar later krijgt ook een 2-jarig meisje met een buitenlandse achtergrond een plek in het gezin. Nieske: „Ze liep ver achter in haar ontwikkeling, had obesitas en kon niet lopen. Het heeft lang geduurd voordat ze haar eerste stapjes zette. Ze had veel medische zorg nodig. Nu gaat het gelukkig goed en heeft ze die zorg nauwelijks meer nodig.”

Pittige jaren

Twee pleegkinderen in hun gezin lijkt de ouders het maximaal haalbare. De William Schrikker Stichting komt echter met de vraag of ze de zorg voor een derde kind op zich willen nemen. Het gaat om een meisje dat al op vier adressen is geweest. Als er geen nieuw gezin voor haar wordt gevonden, moet ze naar een kindertehuis.

Ondanks een sterke aarzeling en een eerste ”nee” laat het verzoek de pleegouders niet los. Nieske: „In mijn stille tijd las ik de tekst: „Mijn wegen zijn hoger dan uw wegen en Mijn gedachten dan uw gedachten, spreekt de Heere.” Ik betrok dat sterk op dit meisje. Dezelfde dag kreeg Allard een kaart voor zijn verjaardag waar die tekst op stond.”

De ouders besluiten het meisje alsnog een plek te bieden. Nieske zegt hiervoor haar parttimebaan in het basisonderwijs –„Ik had net een vast contract”– op, om volledig thuis te kunnen zijn. Allard: „We staan er allebei helemaal achter. Dat is belangrijk.”

Er volgen twee „pittige jaren” vanwege de extra zorg en aandacht voor het meisje met sterke hechtingsproblemen. Nieske: „We hebben nachten met haar op gezeten. Die tijd was ook voor onze eigen kinderen zwaar. Dan is het belangrijk dat je ervan overtuigd bent dat dit Gods plan met je is. Na tweeënhalfjaar trad er een kentering op en begon ze zich hier veilig te voelen.”

Gedoopt

De pleegkinderen zijn volledig opgenomen in het gezin, de familie en de kerk, de Gereformeerde Bondsgemeente (Nieuwe Kerk) te Ermelo. Na afloop van een doopdienst loopt een van de pleegkinderen –op dat moment vijf jaar– spontaan naar de dominee toe en vraagt: „Wilt u mij ook dopen?” Hierover volgen diverse gesprekken, ook met de biologische ouders.

Nieske: „Zij stemden ermee in toen ze merkten dat het echt een wens van hem zelf was. Daarna hebben we hem laten dopen. Het is bijzonder dat God ook met hem Zijn verbond wil aangaan. Tegelijk zeggen we tegen ons pleegkind van wie de ouders niet willen dat ze wordt gedoopt, dat zij net zo goed bij God mag horen. De derde is als baby rooms-katholiek gedoopt.”

Voor hun biologische kinderen zijn de drie gewoon hun broertje en zusjes. Allard: „Ze zijn van jongs af met hen opgegroeid. Het is heel gewoon voor hen.” De ouders zijn er alert op dat hun jongens geen aandacht tekort komen door de pleegzorg die ze bieden. „Af en toe gaan we bewust een keer met hen samen uit eten. Dat vinden de anderen prima”, zegt Allard, terwijl Nieske een grote foto van het vijftal laat zien.

Alle drie de pleegkinderen ontmoeten geregeld hun eigen ouders. Nieske en Allard vinden het belangrijk dat het contact met hen goed blijft, maar merken ook dat een bezoek bij de kinderen soms de nodige spanning geeft. Nieske: „Ik ben blij als ze terugkomen van een fijne ontmoeting en ervaren dat ze niet hoeven te kiezen tussen hun eigen ouders en ons. Een van de moeders stuurde mij rond Moederdag een berichtje. Ze wenste me een fijne Moederdag toe en zei dat ze blij was dat haar kind een plek in ons gezin heeft.”

Naastenliefde

Op tafel ligt het dit jaar verschenen kinderboek dat Nieske Selles schreef: ”Hier woon ik. Samenleesboek over pleegzorg” (zie ook ”Youri belt „buikmama” op haar verjaardag”). Hiermee kunnen kinderen het onderwerp pleegzorg bijvoorbeeld op school bespreekbaar maken. Ook geeft ze geregeld workshops voor pleegouders en leerkrachten in het basisonderwijs over ”praten met kinderen over pleegzorg”.

Hoewel het pleegouder-zijn soms veel van hen vergt, genieten Allard en Nieske er ook van. Nieske: „Ik vind het mooi als een kind leert praten over wat hem bezighoudt, als het zich bij ons veilig gaat voelen en ervaart dat het geliefd is.” Allard: „Pas hebben we met z’n zevenen op een middag heerlijk gevaren. Dat zijn gouden momenten.”

Aan echtparen die pleegzorg overwegen, adviseert hij: „Praat er veel over met elkaar, over waarom je het zou willen, wat je motivatie is. Je kunt, ook als je er nog niet zeker van bent of je dit gaat doen, bij pleegzorgorganisaties een cursus volgen om je er meer in te verdiepen.”

Nieske vindt dat het onderwerp in de gereformeerde gezindte relatief weinig aandacht krijgt. Stellig: „Elk echtpaar dat een stabiel huwelijk heeft zou er ten minste over na moeten denken of het op deze manier als een praktische vorm van naastenliefde verschil kan maken in het leven van een kind.”

Youri belt „buikmama” op haar verjaardag

Nieske Selles-ten Brinke is (pleeg)moeder van vijf kinderen. Nadat ze eerder het prentenboek ”Je hoeft niet te kiezen” schreef, verscheen dit jaar van haar hand: ”Hier woon ik. Samenleesboek over pleegzorg”, gericht op kinderen vanaf zeven jaar (uitg. Ark Media; 59 blz.; 8,95 euro). Het is een uitgave in samenwerking met Pleegzorg Nederland, gericht op een breed publiek.

In het boek schetst Selles de situatie van diverse kinderen die (tijdelijk) in een pleeggezin of in een groepshuis wonen. Ze wisselt de verhalen af met hoofdstukjes waarin belangrijke personen rond pleegzorg aan bod komen, zoals de kinderrechter, de pleegzorgwerker en de voogd. Ook bevat het kaders met weetjes („In Nederland zijn meer dan 18.800 pleegkinderen”) en zijn er pagina’s met vragen om over door te praten. Twee fragmenten:

„Kom, Youri, laten we het weekschema van deze week samen maken.” (...) „Deze keer wil ik twee keer met jou aan je levensboek werken”, zegt mama. „Waar zullen we dat invullen?” Youri kauwt op de achterkant van zijn pen. „Doe maar dinsdag”, zegt hij. „En zaterdag.” Hij schrijft het woord ”levensboek” heel netjes in het rooster. „Op zaterdag is je buikmama jarig, schrijft dat er ook maar in. Dan vergeet je niet om haar te bellen”, zegt mama.

Youri aarzelt. „Gaan we ernaartoe?” vraagt hij dan. Mama schudt haar hoofd. „Deze week niet, maar over twee weken is het vakantie. Dan hebben we weer een afspraak met haar.”

Ja, denkt Youri, buikmama... Dat is zijn echte moeder. Hij zou willen dat het andersom was. Hij kent papa en mama al zijn hele leven. Ze zorgen al voor hem vanaf zijn geboorte. Ze zijn eigenlijk zijn pleegouders, maar Youri noemt ze gewoon papa en mama. Omdat ze er altijd voor hem zijn en omdat hij heel veel van ze houdt.

De voogd: „Ik ben Marieke. Ik werk voor jeugdzorg. (...) Een kinderrechter heeft besloten dat Mosi een voogd nodig heeft, en dat ben ik geworden. Als Mosi een keer op bezoek gaat bij zijn mama, dan ga ik met hem mee. Omdat Mosi’s moeder geen beslissingen over hem kan nemen, doe ik dat. Ik let op of het goed gaat met Mosi en of hij een goede klik heeft met zijn pleeggezin. Ik praat met iedereen in de omgeving van Mosi, bijvoorbeeld met de pleegouders en de meester van Mosi. Maar ook met Mosi zelf. Ik vind het belangrijk om te horen hoe hij vindt dat het met hem gaat. (...) Voor Mosi is het belangrijk dat hij mag zijn wie hij is. Hij heeft twee families: een biologische familie, waarin hij geboren is, en een pleegfamilie, die nu voor hem zorgt. Mosi hoeft niet te kiezen tussen zijn twee families. Ze mogen er allebei zijn. En ik, als voogd, wil Mosi helpen om dat te leren.”

nieskeselles.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer