Kerk & religie

Wolfgang Musculus was reformerend actief in Augsburg en Bern

Wolfgang Musculus mag voor velen een onbekende persoonlijkheid zijn, hij was een collega van de algemeen bekende reformatoren.

dr. Harm Veldman

2 January 2017 20:58Gewijzigd op 16 November 2020 09:29
In juli 1537 kon Musculus in de Dom van Augsburg de eerste protestantse eredienst leiden. beeld Wikimedia
In juli 1537 kon Musculus in de Dom van Augsburg de eerste protestantse eredienst leiden. beeld Wikimedia

Toen hij in 1527 tot de Reformatie overging diende hij eerst de kerk in Straatsburg, daarna in Augsburg en Bern. Hij stond met Martin Bucer en Johannes Calvijn in contact en wist zich door hen gewaardeerd.

Ook in Engeland was er rond 1560 veel vraag naar de werken van Musculus. Hij ging een confrontatie met de anabaptisten niet uit de weg. De Vlaming Marten Micron heeft het belang van Musculus’ werk ingezien en diens boek over de eed in het Nederlands vertaald en uitgegeven. Prof. Herman Selderhuis sprak in 1999 over hem een rectorale rede uit en belichtte vooral zijn oecumenische ecclesiologie. In onze eeuw werden in Duitsland enkele dissertaties gepubliceerd over de opvattingen van Musculus.

Latijnse school

Musculus werd als Wolfgang Müslin geboren op 8 september 1497 in het stadje Duss (nu: Dieuze) in de regio Elzas-Lotharingen, waar zijn vader Anton als kuiper een karige boterham verdiende. Lotharingen maakte in die tijd deel uit van het Duitse rijk. Zijn scholing kreeg de leergierige Wolfgang op Latijnse scholen in de naburige plaatsen Rappoltsweiler, Colmar en Schlettstadt – in de laatstgenoemde plaats was Martin Bucer in 1491 geboren.

De Latijnse scholen richtten zich op de humanistische vorming, dat wil zeggen dat de leerlingen via de klassieke talen in contact kwamen met de klassieke auteurs die van belang werden geacht voor de Europese cultuur. Erasmus was in dit opzicht als ”prins der humanisten” voor velen de gids bij uitnemendheid.

Of Wolfgang toen al zijn achternaam –die zoveel betekende als muisje– in het Latijn vertaalde, is niet bekend. In ieder geval koos hij voor de goed klinkende naam Musculus, die eerder doet denken aan een gespierde man. In de literatuur komt ook de naam Wolfgang Dusanus voor, een verwijzing naar Musculus’ geboorteplaats.

Klooster

Na zijn klassieke basisvorming werd Wolfgang Musculus in 1512 –hij was nog maar 15 jaar– bij een toevallig bezoek aan het klooster van de benedictijnen in het dorpje Lixheim (eveneens in Elzas-Lotharingen) uitgenodigd daar in te treden, vooral vanwege zijn mooie zangstem. In het klooster verdiepte Musculus zijn kennis van de klassieken. Zijn belangstelling ging ook uit naar muziek en theologie. In dat verband leerde hij Luther waarderen. Later preekte hij op gezette tijden en bespeelde hij het orgel tijdens de kerkdiensten.

Helaas zat een universitaire studie er voor Musculus niet in. Desondanks was zijn kennis van de kerkvaders groot; in het bijzonder van hen uit de eerste drie eeuwen (de zogenoemde voor-niceense patres).

Nadat de kloosterlingen in Lixheim rond 1517/1518 het intrigerende nieuws over de augustijner professor Martin Luther hadden vernomen, begonnen sommigen zich in het geheim te verdiepen in de geschriften van de Wittenberger. Het schijnt dat Musculus zijn waardering voor de opvattingen van Luther niet onder stoelen of banken stak. Door gesprekken die hij voerde en ook door zijn gewaardeerde preken werd hij bekend als ”de lutherse monnik”. Hij bleef als zodanig nog tien jaar in het klooster; in 1527 werd hij verkozen tot prior, maar hij verliet Lixheim en zocht een nieuwe toekomst in een zuiver reformatorische omgeving.

Bruid

In de vrije rijksstad Straatsburg was Musculus welkom, zoals trouwens veel aanhangers van de Reformatie in Frankrijk, de Nederlanden of Duitsland – zeker als ze gevaar voor hun leven liepen. Maar een functie als geestelijk voorman zat er voor Musculus in Straatsburg voorlopig niet in. Hij vond er wel zijn bruid: Margaretha Barth – hun bruiloft werd gevierd op 26 december 1527. Het paar kreeg negen kinderen; zes zonen zouden zich later ook gaan wijden aan de dienst van de kerk.

Financieel zal het jonge gezin het niet breed hebben gehad, al verbeterde dat wellicht iets toen Musculus een aantal maanden als weversleerling actief was.

In 1528 kreeg Musculus in de parochie van de vriendelijke voorganger Matthias Zell de functie van diaken in een van de kerken van Straatsburg, de munster. Daardoor kwam hij ook in contact met de oudere predikant Wolfgang Capito én met de boeiende voorganger Martin Bucer: hij werd diens secretaris. Bucer zorgde ervoor dat Musculus zijn eerste preekplaats kreeg in het naburige dorp Dorlitzheim. Hun relatie groeide uit tot een jarenlange vriendschap. Tussen alle bedrijven door studeerde Musculus nu stevig door in de reformatorische theologie.

Augsburg

Toen kwam voor Musculus de roep uit Augsburg, de oudste stad van Beieren, om daar in 1531 als predikant te dienen in de kerk van het Heilig Kruis. De vacature was ontstaan doordat Urbanus Rhegius naar het Noord-Duitse Celle was vertrokken. Dit verwonderde Musculus enigszins, omdat hij meende dat Rhegius inzake de leer van het avondmaal aan de kant van Zwingli en Bucer stond; hij wist waarschijnlijk niet dat Rhegius wat dat betreft een tussenstandpunt tussen Luther en Zwingli innam.

Het stadsbestuur was de weg van religieuze tolerantie ingeslagen. De door Melanchthon opgestelde Augsburgse Confessie van 1530 was nog niet aanvaard omdat de raad van Augsburg op dat punt behoorlijk verdeeld was. De raadsheren dachten dat er met verdraagzaamheid veel goodwill te behalen was. Augsburg was met het befaamde bankiershuis van de Fuggers een uiterst belangrijk financieel centrum.

Voor Musculus was een brief van Bucer en Capito aan de raad van Augsburg van belang: die hielp hem over de drempel. Musculus was in hun aanbeveling een man die niet gesteld was op pracht en praal, die zich bescheiden opstelde, een voortreffelijke kennis had van het Goddelijk Woord en daardoor goed paste in het profiel dat de raadsheren voor ogen stond. Musculus’ opmerking dat de eenheid van het protestantisme hem zeer aan het hart ging, heeft waarschijnlijk mede de doorslag gegeven dat hij een reeks van jaren in het (min of meer) lutherse Augsburg kon dienen. In 1534 wist hij, samen met zijn collega Bonifatius Wolfahrt, te bewerkstelligen dat Augsburg officieel overging tot de Reformatie.

Zo werkte Musculus van harte mee aan het bereiken van eenheid onder de luthersen op het moment dat –in 1536– de Wittenbergse Konkordie werd opgesteld. Daarin werd overeenstemming bereikt over het avondmaal, maar de zwinglanen onder leiding van Heinrich Bullinger gingen er niet mee akkoord. Hierdoor beïnvloed, nam Musculus het besluit om terug te keren naar zijn eerdere keus voor de Zwitserse theologie.

Augsburg had sinds 1530, toen keizer Karel V daar zijn rijksdag had gehouden, een grote rooms-katholieke minderheid die heel wat kerkgebouwen had weten te behouden. Musculus riep de raad van Augsburg ertoe op door te gaan op de route van de Reformatie en de kerkelijke vernieuwing compleet door te voeren. Na geduldig wachten kon Musculus in juli 1537 in de dom van Augsburg de eerste protestantse eredienst leiden.

Anabaptisten

In het begin van de jaren 30 woonden er in Augsburg vrij veel anabaptisten. Hun aanhang was in de jaren 20 groot geweest, maar de dopers werden zowel door de rooms-katholieken als door de protestanten hevig bestreden. Hun belangrijkste leider was Augustin Bader, een chiliast die zich profeet en koning noemde. Hij was in 1530 ter dood veroordeeld wegens vermeende plannen voor een opstand. Zijn executie had plaats in Stuttgart. De beweging verdween niet echt – hoewel veel volgers hun geloof herriepen.

In Straatsburg zat de Duitse wederdoper Melchior Hoffman in zijn cel te wachten op de glorieuze eindtijd waarin een van Duitslands steden uitverkoren zou zijn. Dat kon Straatsburg zijn of Augsburg, maar evengoed Münster.

Dit zette Musculus aan om deze sektarische stroming in woord en geschrift te bestrijden. Wellicht zouden naast de al gevangengehouden dopers ook andere voormannen in de gevangenis worden opgesloten. Zij die hun opvattingen herriepen werden vrijgelaten, maar wel de stad uitgezet – onder bedreiging dat ze bij terugkeer zouden worden onthoofd.

De stadsregering was wars van hun radicalisme, en dit krachtige optreden kreeg de volledige instemming van Musculus. In 1535 gaf hij een boekje uit getiteld ”Vom Ampt der Oberkait in sachen der Religion und Gottsdiensts”. Daarin stelde hij dat de overheid grote verantwoordelijkheid droeg voor de kerk.

Eenheid

De jaren 1540-1541 stonden in het teken van het zoeken naar eenheid met vertegenwoordigers van de Rooms-Katholieke Kerk. Centrale thema’s waren de leer van de transsubstantiatie: werden brood en wijn daadwerkelijk veranderd in lichaam en bloed van Christus? En de leer van de rechtvaardiging: hoe was daarin de verhouding tussen het verlossingswerk van Christus en de mogelijke bijdrage van de gelovige mens? Hoe moest men dat zien: ”de rechtvaardiging door het geloof alleen”? Was het een spel van woorden of stonden er geloofswaarheden op het spel?

Achtereenvolgens werden de godsdienstgesprekken gevoerd in Hagenau, Worms (Musculus schreef hiervan het protocol) en Regensburg. Alle vooraanstaande theologen uit het protestantse kamp –behalve Luther, op wie de rijksban van toepassing was– en van ”Rome” lieten zich horen. Maar de weg naar elkaar toe werd niet gevonden. Musculus probeerde het nog eens in 1545 via een dispuut met de fel antilutherse theoloog Johannes Cochlaeus – tevergeefs.

In Rome werd nu de route ingeslagen naar het in Trente te houden algemeen concilie, dat begon in 1545 en zou duren tot 1563, zonder dat de eenheid ook maar één stap dichterbij kwam.

Vlucht

In 1548 behaalde keizer Karel V een belangrijke overwinning op de legers van het protestantse Verbond van Schmalkalden. Daarmee kreeg hij de mogelijkheid het protestantisme in zijn rijk van de kaart te vegen. Met het door de keizer uitgevaardigde Interim van Augsburg werden vanaf 1548 de mogelijkheden van de reformatorische bevolking sterk beperkt. En wel zo dat de predikanten als eersten voor hun leven moesten vrezen.

Onder scherp protest besloten Musculus en zijn eega met acht kinderen –de oudste was het huis al uit– de stad te ontvluchten en naar Zwitserland te ontkomen. Ze moeten een spectaculaire reis achter de rug hebben gehad toen ze eindelijk aan de zuidkant van het Bodenmeer aankwamen. Vanuit de omgeving van Konstanz ging de tocht verder naar Basel en Sankt Gallen, waarna ze uiteindelijk een veilig onderkomen kregen in Zürich, waar Heinrich Bullinger grote invloed uitoefende.

In februari 1549 kreeg Musculus de eervolle uitnodiging om in Bern aan de hogeschool de vacature te vervullen die was ontstaan door het vertrek van Simon Sulzer naar Bazel. Musculus nam de uitnodiging aan en werd als niet-academicus hoogleraar in de theologie. Hij behandelde een grote reeks van Bijbelboeken, zowel uit het Oude als het Nieuwe Testament, en schreef daarbij zijn wetenschappelijke commentaren.

Tot zijn overlijden op 30 augustus 1563 heeft hij zijn professorale taak kunnen uitoefenen. Zijn verbondenheid met Bern werd het begin van een soort dynastie van de familie Musculus doordat zijn nakomelingen hier ook onderricht gingen geven, te beginnen met zijn zoon Abraham, die zijn vader in 1565 opvolgde.

Apostolische Geloofsbelijdenis

Musculus was tijdens zijn professoraat bijzonder productief, tot zijn voornaamste werken behoren de ”Loci Communes”, een dogmatisch handboek dat nog in de 16e eeuw vertaald werd in het Engels en het Frans. Inzake de thema’s van verbond en avondmaal stond Musculus naast Calvijn; de in 1549 bereikte ”Overeenstemming van Zürich”(Consensus Tigurinus) met Genève was voor hem reden tot grote vreugde.

Centraal in Musculus’ visie op de kerk stond zijn ‘oecumenische’ voorkeur voor de Apostolische Geloofsbelijdenis. Door deze confessie als fundament voor de christelijke kerk te aanvaarden zou er ook veel bereikt kunnen worden in het samengaan van alle kerken van de Reformatie, of ze nu door Luther of Melanchthon, Bucer of Bullinger, Cranmer of Calvijn waren gesticht. Die boodschap mag ook in onze eeuw tot diepere bezinning leiden, om de eenheid van alle protestanten in Christus meer na te streven dan tot nu toe is gebeurd.

Dit is het derde deel in een serie over minder bekende hervormers, in de aanloop naar de herdenking van 500 jaar Reformatie in 2017.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer