Waar komt spraak vandaan?
Waar komt ons vermogen tot spraak vandaan? Is het geëvolueerd, zoals veel darwinisten beweren? Of kan dat helemaal niet?
Twee jaar na zijn reis met de Beagle brengt Charles Darwin een bezoek aan de London Zoo. Een van de populairste attracties is orang-oetan Jenny. De mensaap gaat al zo lang met mensen om dat veel van haar reacties absoluut menselijk zijn geworden. Haar gebaren, haar gezichtsuitdrukkingen, de geluiden die ze maakt, de manier waarop ze frustraties uit: spot, boosheid, leedvermaak, of: „ik houd van je”; „help me! help me!”; „ik wil, ik wil.” Het laatste met een gejammer dat laat zien hoe moeilijk het voor haar is om iets weer te geven in woorden.
Darwin is er zeker van: Jenny is een menselijk wezen achter de flinterdunne sluiers van haar dierlijke uiterlijk. Hij besluit haar gedrag nauwkeurig te bestuderen. Maar het blijkt voor hem, evenals voor andere onderzoekers, lastig om duidelijk te maken waar hij nu eigenlijk zeker van is.
Want wat is spraak eigenlijk? Alleen maar mondelinge communicatie? Dieren beschikken ook over vormen van mondelinge communicatie; sommige zijn zelf behoorlijk complex. Zuid-Afrikaanse vervetapen gebruiken bijvoorbeeld verschillende schreeuwen om hun groep te waarschuwen voor de aanwezigheid van een gevaarlijk roofdier. Ze hebben een schreeuw voor de luipaard, een andere voor een arend, weer een andere voor een baviaan. Ook voor een python heeft de aap een kenmerkende roep, met variaties daarop om te waarschuwen voor een mamba of een cobra.
Evolutie
Als dat niet lijkt op spraak, wat is het dan? Het bewijst toch zichzelf? Dierlijke spraak zoals van de vervetapen is op de een of andere manier geëvolueerd tot menselijke spraak. En als er geen duidelijk bewijs is, dan heeft nog niemand er goed genoeg naar gekeken. De evolutietheorie dicteert immers dat er bewijs voor moet zijn? schrijft de Amerikaanse journalist Tom Wolfe in zijn boek ”The Kingdom of Speech”.
Er zijn vijf standaardtests voor een wetenschappelijke hypothese, somt Wolfe op. Heeft iemand het fenomeen –in dit geval de evolutie van spraak– waargenomen terwijl het gebeurde en dat vastgelegd? Kunnen andere wetenschappers het nadoen? Kunnen ze komen met een set ware feiten die de theorie tegenspreken? Kunnen wetenschappers voorspellingen doen die daarop zijn gebaseerd? En werpt het licht op andere wetenschapsgebieden? „In het geval van evolutie luidt het antwoord: nee, nee, nee, nee en nee. Met andere woorden: er bestaat geen wetenschappelijke manier om evolutie te testen; het is een kosmogonie, een verhaal over de oorsprong van alles.”
Bewijs
Tussen 1838 en 1859 verzamelt Darwin in stilte bewijs voor zijn ideeën die naar zijn verwachting de wereld zullen laten schudden op zijn grondvesten: zijn openbaring van de echte oorsprong van de mens. Hij vertelt de wereld de echte scheppingsgeschiedenis: de mens is niet geschapen naar het beeld van God zoals de Bijbel leert, maar is een dier, dat rechtstreeks afstamt van andere dieren, hoogstwaarschijnlijk van orang-oetans. Zijn boek ”On the Origin of Species” dat in 1859 verschijnt, maakt een diepe indruk in de wetenschappelijke wereld. In tal van Europese talen komt het beschikbaar.
In zijn tweede boek, ”De afstamming van de mens” (1871), besteedt Darwin ook aandacht aan de oorsprong van de menselijke spraak. Taal is volgens hem ontstaan uit vogelzang in het broedseizoen. Wolfe omschrijft het als volgt: „Mensen begonnen de vogels te imiteren, a capella. Zo ontstond er een ”muzikale prototaal”.”
Bij vogels zingen alleen de mannetjes, maar bij mensen gingen de vrouwen de mannen imiteren. Deze vrouwelijke muzikale prototaal bestaat volgens Darwin –en een aantal hedendaagse linguïsten– nog; het zijn de klanken waarmee moeders hun baby toespreken. Deze geluiden staan niet in woordenboeken, maar zijn uitdrukkingen van liefde, bescherming en liefkozing.
Afstamming
Darwins publicaties brengen de Duitse filosoof Friedrich Nietzsche ertoe in 1874 te verklaren: „Er is geen kardinaal onderscheid tussen mens en dier. De mens stamt af van de dieren, en alleen dwaze en achterlijke kerkmensen kunnen dat feit verwerpen.”
Maar Nietzsche is voorbarig. Stephen Jay Gould, paleontoloog aan de universiteit Harvard, verklaart in 1978 dat Darwin „just so stories” –verhaaltjes– vertelt; hij kan er geen bewijs voor vinden. „De evolutie van de mens kwam niet als wetenschap, maar als een slordige gissing – doorweekt, drassig, vochtig en met overal lekkages”, schrijft Wolfe. „Darwinisten staken lange tijd hun kop in het zand waar het ging over de belangrijkste eigenschap van de mens: spraak.”
In 1948 introduceert taalkundige Morris Swadesh de term glottochronologie in een poging enige structuur aan te brengen in de ontwikkeling van de menselijke spraak. „Taal geeft mensen een overweldigende voorsprong boven alle andere diersoorten”, concludeert een glottochronoloog ten slotte. Wolfes commentaar liegt er niet om. „Glottochronologen hebben nog geen schijntje van het probleem opgelost. Het gaat er niet om wat je met spraak kunt, maar wat het ís.”
Aangeboren
Wat is spraak dan? In 1955 introduceert taalkundige Noam Chomsky een nieuwe theorie: taal is niet iets wat iemand leert, maar wat hem aangeboren is. Deze „diepe structuur” en „universele grammatica” zijn volgens de Amerikaan fysiek, organisch en biologisch.
Chomsky ontpopt zich tot absolute autoriteit in zijn vakgebied. Als hij in 2002 komt met de ”theorie van de herhaling” –elke taal is afhankelijk van herhaling– wordt deze al gauw beschouwd als wetenschappelijke wet.
Chomsky’s theorie krijgt echter tegengas, van antropoloog Daniël Everett. Deze leeft jarenlang bij de geïsoleerde Pirahastam in Brazilië, en ontdekt dat de Pirahataal geen herhaling kent, geen diepe structuur, geen universele grammatica enzovoort. Zijn artikel in Current Anthropology (2005) slaat in als een bom: Chomsky’s theorie is onderuitgehaald.
Steentijd
De Piraha’s zijn misschien wel het minst ontwikkelde volk op aarde. Ze leven zelfs nog niet in de steentijd, zonder gereedschappen, getallen en religie.
In zijn boek ”Language. The Cultural Tool” (2012) veegt Everett –hoewel evolutionist– de vloer aan met de evolutionaire herkomst van de menselijke spraak. „Spraak of taal is niet geëvolueerd in Homo sapiens. Spraak is door het menselijk verstand gemaakt. Het is een artefact, en het verklaart de macht van de mens over alle andere schepselen op zo’n manier dat een evolutionaire verklaring tekortschiet.”
Chomky’s reactie is veelzeggend. „Deze (de theorie van Everett, BvdD) stelt allemaal niets voor en taalkundigen hoeven zich daar niet aan te storen.” Hij noemt de naam van Everett niet eens; het is alsof hij een lastige vlieg van zich afschudt.
Raadsel
In een uitgebreid artikel in PLoS Biology (2014) stelt de grijze eminentie dat menselijke spraak „nog steeds een raadsel is.” Na 58 jaar onderzoek is Chomsky, inmiddels 88, dus geen stap verder gekomen, concludeert Wolfe.
In een reactie op ”The Kingdom of Speech” stelt Chomsky dat „Wolfes fouten zo buitengewoon groot zijn dat het een boek vraagt om erop te reageren.” Opponent Daniël Everett vindt Wolfes boek „de mening van iemand die het vakgebied jarenlang zorgvuldig heeft bestudeerd.” En in een tweet sneert Everett: „Chomsky’s visie op taal is bijna dezelfde als Wolfes visie op evolutie. Allebei simplistisch.”
Wat is spraak? „Talloze gecertificeerde genieën hebben hun hele leven erop gestudeerd om daarachter te komen, en zij hebben gefaald”, stelt Wolfe. „Hun dogmatische uitgangspunt was dat het geëvolueerd moest zijn; maar van wat? Everetts verdienste is dat hij aantoonde dat spraak niet is geëvolueerd, maar een voortbrengsel van het menselijk verstand, dat de mogelijkheid geeft klanken betekenis te geven.”
----
Apen hebben spraakorgaan, maar brein schiet tekort
Als apenhersenen het aan zouden kunnen, zouden apen praten. Hun spraakkanaal is daartoe in staat, zo blijkt uit onderzoek van Asif Ghazanfar, hoogleraar psychologie aan Princeton University, Tecumseh Fitch, hoogleraar cognitieve biologie aan de universiteit van Wenen, en Bart de Boer, hoogleraar kunstmatige intelligentie aan de Vrije Universiteit Brussel. Ze publiceerden hun bevindingen eerder deze maand in Science Advances.
Er bestaan twee opvattingen over hoe het komt dat apen niet kunnen spreken en mensen wel. Charles Darwin meende dat er iets aan de hersenen van apen ontbreekt; anderen dat apen er anatomisch niet toe in staat zijn. Het strottenhoofd, de tong en de lippen zouden het de dieren onmogelijk maken om te spreken.
Het onderzoek van de laatste jaren leek de tweede opvatting te ondersteunen. Het wetenschappelijke team pleitte onlangs echter weer voor de eerste verklaring. Met een computerprogramma toonde het team aan dat het spraakkanaal van apen in theorie in staat is tot het produceren van de vijf klinkers. Daarmee zouden de apen duizenden verschillende woorden kunnen voortbrengen. Maar het apenbrein stelt ze daartoe niet in staat. Zelfs getrainde chimpansees kunnen niets anders dan grommen en kirren.
Dat apen niet kunnen spreken en mensen wel, is opvallend. Juist het spraakvermogen stelt de mens in staat om te heersen over de dierenwereld. En niet zijn lichamelijke kracht.
----
Tom Wolfe en zijn ”Kingdom” in de media
In toonaangevende dagbladen kreeg Wolfe de wind van voren. De meeste reacties missen echter de broodnodige diepgang.
Onbekommerd stelde ene Steven Poole in de Britse krant The Guardian dat er „enorm veel bewijs bestaat voor de evolutietheorie: de geografische spreiding van de soorten, vergelijkende anatomie, fossielen en het bestaan van nutteloze organen. Ook is evolutie talloze malen bewezen in laboratoria, onder meer op micro-organismen en insecten.”
Het lijkt alsof Poole nooit heeft gehoord van andere verklaringsmodellen dan de (neo)darwinistische. Zonder enige terughoudendheid ‘bewijst’ hij de –onbewezen– macro-evolutie met de –aangetoonde– mutaties binnen de soort. Evenmin geeft hij zich er rekenschap van dat hij redeneert vanuit naturalistische vooronderstellingen.
In The Washington Post betoogt Jerry Coyne, emeritus hoogleraar biologie, dat Wolfe zijn boek heeft geschreven vanuit een vooringenomen standpunt tegen de evolutietheorie. Het valt echter te bezien of Coyne ”The Kingdom of Speech” wel heeft gelezen vanuit een objectief standpunt, zonder enige vooringenomenheid.