Fidel Castro trotseerde Amerika tot het eind
De bebaarde, sigarenrokende Fidel Castro was sinds 1959 de onbetwiste leider van Cuba. In de 47 jaar dat hij regeerde, trotseerde hij de tegenwerking van de Verenigde Staten, die het eiland zagen als een voorpost van de Sovjet-Unie, destijds de grote vijand.
Fidel Alejandro Castro Ruz, geboren op 13 augustus 1926, was de zoon van een rijke, uit Spanje geëmigreerde plantagehouder. Hij studeerde rechten en werkte enkele jaren als advocaat. Door de staatsgreep van de rechtse generaal Fulgencio Batista in 1952 belandde Castro in de politiek.
Hij sloot zich aan bij een gewapende groepering die zich verzette tegen Batista, die met de VS samenwerkte. Na een periode van ballingschap begon hij zijn guerrillastrijd. Castro presenteerde zich na de verovering van Havana in 1959 aanvankelijk als democraat. Maar executies van Batista-getrouwen en de onteigening van bedrijven en banken schaadden zijn reputatie.
In 1960 sloot Castro een verdrag met Moskou over de import van olie. Daarop verbraken de VS de relatie met Cuba en stelden een totaal handelsembargo in tegen het land. Cuba kon echter wel rekenen op economische en militaire steun uit Moskou.
In 1961 voerden 1400 Cubaanse ballingen, getraind en bewapend door de CIA, een mislukte invasie uit in de Varkensbaai. De Amerikanen hoopten op een opstand tegen Castro, maar die bleef uit.
Dankzij de agressieve Amerikaanse politiek wist Castro onder de Cubanen een groot gevoel van saamhorigheid te kweken. Met hulp van Moskou kregen de Cubanen huizen, onderwijs, medische zorg en verdween de armoede. Het Amerikaanse embargo had wel invloed op de economische omstandigheden, maar niet op de populariteit van Castro. Hij gebruikte de blokkade dankbaar als propagandamiddel tijdens zijn urenlange toespraken.
Tegenstanders duldde Castro niet. In de loop der jaren verdwenen dissidenten bij bosjes achter de tralies. Martelingen waren volgens mensenrechtenorganisaties aan de orde van de dag. Duizenden Cubanen vluchtten naar de VS.
Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991 verdwenen zijn politieke vrienden en daarmee de economische steun. De laatste jaren maakte hij wel nieuwe vrienden onder de linkse leiders die in Latijns-Amerika aan de macht kwamen, maar economisch ging het slecht.
Cuba verpauperde vanaf begin jaren ’90 zienderogen. Maar Castro bleef het communisme trouw en gaf de VS de schuld van de armoede van zijn volk.
In 2000 ontmoette Castro Bill Clinton, die als eerste Amerikaanse president de hand van de Cubaanse leider schudde.
Een verbetering van de relatie tussen beide landen kwam echter pas nadat broer Raúl Castro de leiding had overgenomen van Fidel, wiens gezondheid achteruit ging en die kwakkelde sinds de jaren negentig.
In 2006 nam Raúl tijdelijk het presidentschap van Fidel over, in 2008 werd de overdracht definitief. Sindsdien verscheen Fidel steeds minder vaak in het openbaar, soms met tussenpozen van jaren. Eind 2014 ontdooiden Raúl en de Amerikaanse president Barack Obama de relaties tussen de landen, onder meer met een zwaarwegende gevangenenruil.