Zaak-Platjouw over koopzondag krijgt verrassend staartje
Is het een symbolisch gebaar of een keerpunt in het koopzondagendebat? Een stevige meerderheid van de Tweede Kamer nam het donderdag op voor kleine winkeliers die niet op zondag open willen. Grote vraag is nu: wat doet het kabinet?
„Collega’s, dit gaat toch veel te ver”, verzuchtte SGP-fractievoorzitter Van der Staaij woensdag. In de Tweede Kamer vroeg hij aandacht voor ondernemer G. M. Platjouw, uitbater van een Primerashop in het Groningse winkelcentrum Paddepoel.
In Platjouws huurcontract staat dat de vastgoedbeheerder en verhuurder bepaalt wanneer de ondernemer open moet. „Na overleg met de huurder”, staat erbij, maar dat ligt genuanceerder. De werkelijkheid is dat de vastgoedbeheerder kan volstaan met een overleg met de winkeliersvereniging, die geacht wordt de spreekbuis van de huurders te zijn.
In grote lijnen is dat wat Platjouw in 2014 overkwam. Elke maand een zondag open, besloot Stichting Winkelcentrum De Paddepoel bij meerderheid van stemmen. Platjouw zag daar na enige tijd vanaf. Dat heette contractbreuk en gaf de vastgoedbeheerder de mogelijkheid om hem boetes op te leggen. De sancties waren rechtmatig, besliste de kantonrechter deze week.
Meerdere fracties leken het woensdag eens te zijn met Van der Staaij: dit gaat te ver. Donderdag bleek dat daadwerkelijk het geval. Een stevige Kamermeerderheid, behalve uit ChristenUnie, CDA en SP ook bestaande uit PvdA, D66, GroenLinks, de PVV, de PvdD, Van Vliet, de Groep Kuzu/Öztürk en de Groep Bontes/Van Klaveren schaarde zich achter een door de SGP ingediende motie. Daarin staat dat het kabinet effectieve maatregelen moet nemen zodat de keuzevrijheid van ondernemers om op zondag hun winkel gesloten te houden wordt geborgd. „Chapeau voor PvdA, D66 en GroenLinks”, reageerde Van der Staaij verheugd.
Echt meegaand viel de houding die premier Rutte en VVD-fractievoorzitter Zijlstra nadien tentoonspreidden echter niet te noemen. Hoezo geen vrijheid? wierp Zijlstra op. Als contractuele bepalingen over verplichte openstellingen een winkelier niet aanstaan, kiest hij toch een verhuurder die schappelijker is?
Problemen, zo opperde de VVD’er, zijn er misschien alleen bij winkeliers die op enig moment gedwongen werden om een meerderheidsbesluit van een winkeliersvereniging te volgen zonder dat hun huurcontract daar iets over zegt. Daar iets aan doen is prima, straalde Zijlstra donderdag uit, maar meer zeker niet.
Premier Rutte reageerde strikt genomen hetzelfde, maar dan in juridisch jargon: „Hoe ver moet de overheid willen ingrijpen in privaatrechtelijke aangelegenheden zoals huurcontracten?” Die insteek kan erop duiden dat het kabinet vooralsnog alleen overweegt te inventariseren hoe veel winkeliers er zonder deugdelijke rechtsgrond worden beboet.
Dat zou neerkomen op een nogal magere uitvoering van de motie. Ondernemers zoals Platjouw staan dan alsnog met lege handen. En de mogelijkheid voor vastgoedbeheerders en verhuurders om in het huurcontract een boetebeding op te nemen, blijft dan bestaan. Opteert een meerderheid van de verhuurders daarvoor, dan komt er van keuzevrijheid voor de kleine winkelier weinig terecht.
Wat doet het kabinet? is dus de vraag. Is het antwoord: weinig, dan moet de SGP steviger gereedschap tevoorschijn halen. Bijvoorbeeld een initiatiefwet die de mogelijkheid verbiedt om ‘weigerwinkeliers’ te beboeten.
::