Christenen in Libanon: Liever groeien in betekenis dan in aantal
Het dorpje Minyara in het noorden van Libanon heeft ruim 6000 inwoners. Het zijn allemaal christenen –zo staan ze tenminste geregistreerd– en op iedere hoek van de straat lijkt wel een kerk te staan. Die van ds. Hadi Ghantous is de nieuwste.
Het bedehuis van de gemeente van Ghantous, onderdeel van de presbyteriaanse Nationale Evangelicale Synode, staat schuin tegenover zijn voorganger. In 2008 verhuisde de gemeente naar dit pand, dat een kerkzaal heeft met ruimte voor zo’n 400 kerkgangers. Vier jaar eerder werd Ghantous hier predikant. De ”Synod”, zoals het kerkverband ook wel genoemd wordt, zond hem naar deze standplaats.
„Ik heb gestudeerd aan de Near East School of Theology in Beiroet. Toen ik hier kwam, was de kerk op haar retour. Er waren conflicten en de kerk liep leeg. Inmiddels zijn we de grootste presbyteriaanse kerk in Noord-Libanon. In Tripoli, iets meer richting de hoofdstad Beiroet, is nog een gemeente van ons kerkverband. De andere gemeenten zijn eigenlijk op sterven na dood doordat leden emigreren of overlijden.”
Bezoeken
In tegenstelling tot de trend in Libanon, waar het christendom zijn meerderheidspositie al jaren geleden heeft verloren, groeit de gemeente van Ghantous. En ze is jong. „Meer dan 50 procent van onze leden is jonger dan 45 jaar”, vertelt hij trots. „Van de 500 gemeenteleden zijn er zo’n 340 actief betrokken bij de kerk. Wekelijks komen er 100 in de kerkdiensten. Onder de kerkgangers bevindt zich een trouwe kern die iedere week komt en er zijn mensen die om de twee weken of eens per maand komen. In de buitenste ring van de 500 gemeenteleden heb je de mensen die je alleen met Kerst of met Pasen ziet. Ze horen er allemaal bij en ik zoek hen daarom ook allemaal twee keer per jaar op.”
Heeft hij een verklaring voor de groei? „Mensen moeten weten dat ze welkom zijn in de kerk. Vandaar dat ik hen bezoek. Verder is het van belang dat je de trouwe kerkgangers verder met elkaar in contact brengt, bijvoorbeeld door Bijbelstudiegroepen en vrijwilligersprojecten te starten. Pas zei iemand nog: „Ben je weer wat aan het bedenken?” De kerk moet van betekenis zijn voor de samenleving. Eigenlijk doen wij wat de overheid zou moeten doen. We hebben een medisch centrum opgezet waar zes artsen een paar keer per week spreekuur houden. Verder hebben we een bibliotheek en een boekwinkel geopend waar mensen elkaar kunnen ontmoeten. Ook geven we sportles aan jongeren om de onderlinge band te versterken.
Al deze activiteiten vinden plaats in onze oude kerk, die hiervoor ingrijpend is verbouwd. Hier bieden we ook 25 slaapplaatsen aan voor gasten die Minyara bezoeken. Een hotel of pension is hier namelijk niet.”
Geen geld
Het merendeel van de patiënten die naar de dokterspost komen, is moslim. Ze komen uit de omringende dorpen, omdat ze de zorg daar niet kunnen betalen. „Medicijnen zijn erg duur. Wij bieden ze aan voor de helft van de prijs. Als we weten dat iemand geen geld heeft, hoeft hij niet te betalen.”
Voor deze initiatieven kreeg Ghantous hulp van diverse sponsoren uit Europa en de Verenigde Staten. Zo kwam het boekwinkeltje mede tot stand door een financiële bijdrage van de GZB (Gereformeerde Zendingsbond) in de Protestantse Kerk in Nederland.
Ook aan het schooltje voor 75 vluchtelingenkinderen in Minyara droeg de GZB bij. „Zullen we daar straks even gaan kijken?” oppert Ghantous. „Mijn vrouw Anna is daar met nog een paar anderen aan het lesgeven. Ze zijn om drie uur vanmiddag begonnen en gaan tot vijf uur door.”
Al is de groei van zijn kerk uniek, Ghantous blijft realistisch. „Stel dat er ooit 500 actieve kerkleden zijn in onze gemeente, dan nog stellen we qua aantal niets voor in onze provincie, waarin 300.000 Libanezen leven en waarin ook nog eens 300.000 Syriërs –vrijwel allemaal moslims– als vluchteling verblijven. We moeten ons dus niet richten op groei in aantal, maar op groei in aanwezigheid en betekenis.
Inmiddels weten de mensen ons te vinden. De ruimte onder de kerk wordt door alle dorpsbewoners gebruikt als condoleanceruimte bij sterfgevallen. We vragen er huur voor, maar soms komt het geld niet. Dat hoort erbij.
Als ze maar zien dat het hier gaat om Jezus, Gods Zoon
Verder weet iedereen in dit dorp dat de boekwinkel bij de kerk hoort. Ze komen er graag. Ook komen er regelmatig mensen uit het dorp naar de diensten die geen lid bij ons zijn. Sommigen slaan een kruisje, anderen hebben de mond vol van Maria. Als ze maar zien dat het hier gaat om Jezus, Gods Zoon. Daaraan doe ik geen concessies.”
Liefhebben
Evangeliseren onder moslims doet Ghantous niet. Althans, niet met woorden. „Wij willen het Evangelie verkondigen door hen lief te hebben. Als moslims aan mij vragen waarom wij dit allemaal doen, dan zeg ik: „Mijn geloof zegt mij dat ik jullie moet liefhebben.” Dat maakt indruk en zet mensen aan het denken.
Wij willen het Evangelie verkondigen door hen lief te hebben
Iedere zaterdag en zondag komen hier ruim 35 kinderen naar onze zondagsschool. Wat denk je, als zij groot zijn, zullen dit zijn vergeten? Ik weet zeker van niet. Hoe mooi is het dan om te horen: „Daar ging ik naar de zondagsschool. Ik heb daar een fijne tijd gehad.” Zo proberen wij van betekenis te zijn. De kinderen van nu zijn de kerk van de toekomst.”
----
Iedere dag 7 dollar als je naar school gaat
Het oude fabriekspand in het Noord-Libanese dorpje Minyara ziet er van een afstandje verlaten uit. Niets wijst erop dat 75 kinderen hier dagelijks naar school gaan. Drie maanden geleden is de gemeente van ds. Hadi Ghantous, predikant van de gemeente van de presbyteriaanse Nationale Evangelicale Synode, hier een lesprogramma begonnen voor kinderen tussen de vier en de dertien jaar oud.
Van de meer dan 200 vluchtelingenkinderen die op diverse plekken in Minyara verblijven, kunnen er maar 75 naar school. Ghantous: „Als je in een opvangkamp in Minyara gaat kijken, zie je meteen welke kinderen dat zijn. Hun ogen stralen, er zit leven in. Het is heel aangrijpend om het verschil met de andere kinderen te zien.”
Onlangs kwam een getalenteerd meisje vertellen dat ze niet langer naar school mocht. „Haar moeder had haar nodig voor het rooien van aardappels. Er moest brood op de plank komen. Ze komt uit een arm Syrisch gezin. Haar zus van 14 jaar is al moeder. Ik ben naar de moeder gegaan en heb gevraagd hoeveel ze zou verdienen met aardappels rooien. Dat was 7 dollar. Nu heb ik afgesproken dat wij haar die 7 dollar betalen als het meisje naar school komt.
We hopen dat ze door het onderwijs dat ze nu krijgt, gaat inzien dat het met haar anders kan lopen dan met haar zus.”
De les is afgelopen en de kinderen mogen een kwartier buiten spelen. Ze krijgen brood en drinken, en al snel is het een drukte van belang op het pleintje voor de fabriek. Ghantous: „Eerst hadden we geen speelgoed, waardoor de kinderen veel met elkaar vochten. Sindskort zijn er ballen en springtouwen. Nu spelen ze echt.”
De lessen gaan niet alleen over taal en rekenen, maar ook over goed gedrag, vervolgt Ghantous terwijl hij zijn zoontje Mika van drie jaar oud te drinken geeft. „Deze kinderen komen uit arme islamitische gezinnen. Ze weten niet hoe ze netjes moeten eten en drinken, en kennen eigenlijk geen nette omgangsvormen. Structuur en regelmaat in hun zo ontregelde leven brengen wij hun hier bij. En we leren hen in harmonie met elkaar om te gaan.”
Hoe denkt hij over de islam? „De islam is in het Midden-Oosten op veel plekken nog in het stadium waarin het christendom in Europa in de vijftiende eeuw was. Ik denk aan de inquisitie in Spanje. De werkwijze van de inquisitie vertoonde veel overeenkomsten met dat van Islamitische Staat nu. Het probleem zit hem niet in de Koran, maar in de manier waarop sommige moslims met de Koran omgaan.
Er is een reformatie nodig in de islam. Ik ben ervan overtuigd dat die komt, want zo donker als het nu is, kan het nooit blijven. Kijk maar hoe het bij de Reformatie in Europa ging. Uiteindelijk hoop en bid ik dat mensen door het Evangelie worden aangeraakt en worden hervormd in hun denken.”
----
serie Kerk in Libanon
Dit is het laatste deel in een serie over het leven van christenen in Libanon.