In Bourj Hammoud gebeuren wonderen: kleine wonderen, maar een heleboel
BEIROET. Op het parkeerterrein voor het pand van het Social Action Committee in Beiroet staat een busje klaar. Dat neemt de gehandicapten die hier doordeweeks worden opgevangen mee voor een dagje uit. Bij de ingang stellen kinderen van zes tot twaalf jaar zich op in twee rijen. Voor hen gaat de schooldag beginnen. Tussen deze twee groepen door loopt maatschappelijk werkster Aline Deyirmenjian naar haar kantoor.
„En de hoop beschaamt niet.” Rechts van de deur van het kantoor van Deyirmenjian hangt een plaat met deze tekst uit Romeinen 5:5. De maatschappelijk werkster in Bourj Hammoud –een arme Armeense wijk in Beiroet– heeft wonderen zien gebeuren, vertelt ze.
De Armeens-Libanese Deyirmenjian neemt plaats achter haar bureau en vertelt dat de geschiedenis van het Social Action Committee begint in 1936. De Amerikaanse Elizabeth Webb startte een kleuterschool en een lagere school in deze wijk, toen nog een vluchtelingenkamp voor Armeniërs die de genocide door de Turken in 1915 ontvlucht waren. Na haar dood in 1966 nam de Unie van de Armeense Evangelische Kerken in het Nabije Oosten dit werk over en zo ontstond het Social Action Committee.
De organisatie beperkt zich niet meer tot hulp aan kinderen. „We helpen ook zieken, bejaarden en sinds vijf jaar veel Syrische vluchtelingen.” Zelf is Deyirmenjian sinds vier jaar actief in deze functie, nadat haar voorgangster, die dit werk twaalf jaar deed, emigreerde. „Ik begon dus toen de oorlog in Syrië net was uitgebroken. De nood was groot. Vluchtelingen die hier kwamen, hadden voedsel, dekens, matrassen en veel meer nodig.”
Om de hulpvragen enigszins aan te kunnen, moet de organisatie zich beperken. „We helpen alleen Armeens-Syrische vluchtelingen, christenen dus, op vaste basis. Daarnaast bieden we naschoolse opvang aan moslimkinderen, zodat zij hun huiswerk kunnen maken. Andere kinderen uit de wijk mogen hier op zaterdag komen spelen. Ze bidden en zingen met elkaar en luisteren naar een Bijbelverhaal. Veel kinderen zijn niet bekend met de Bijbel. Voor tieners hebben we een avondprogramma opgezet, zodat zij niet doelloos over straat zwerven. Zo proberen we in te spelen op de behoeften.”
Geen dekens
De GZB (Gereformeerde Zendingsbond) in de Protestantse Kerk in Nederland is de grootste sponsor voor het werk dat het comité onder vluchtelingen doet. „Ook in geestelijk opzicht word ik door de GZB bemoedigd. Het is goed om te weten dat je dit werk niet alleen doet, dat er biddende mensen om je heen staan. Zo laat God aan mij zien: jij doet dit werk niet, Ik doe het.”
In de vier jaar dat Deyirmenjian als maatschappelijk werkster actief is, heeft ze wonderen zien gebeuren. „Kleine wonderen, maar een heleboel. De winter van 2014-2015 was heel koud en we hadden geen dekens. Ik was totaal in paniek, echt ten einde raad. Toen ging de telefoon. Of we dekens konden gebruiken en matrassen. Later ontmoette ik een kankerpatiënt die medicijnen voor chemotherapie nodig had. Medische zorg is duur, medicijnen ook, en al helemaal medicijnen voor chemotherapie. Binnen een week echter stapt er iemand mijn kantoor binnen met de vraag of ik iets had aan medicijnen voor chemotherapie. Deze patiënt had kanker gehad en was ervan genezen. Zoiets sterkt mij in mijn geloof, waardoor ik mijn werk met nog meer overtuiging kan doen.”
Is het werk niet te zwaar? „Soms, vooral als het emotioneel dichtbij komt. Bijvoorbeeld als iemand vertelt dat zijn kind ernstig ziek is en het blijkt even oud te zijn als een van mijn kinderen. Het is ook moeilijk om nee te zeggen. De Syrische Armeniërs die hier al voor de oorlog woonden, vallen door de criteria die wij stellen tussen wal en schip, terwijl ook zij dringend hulp nodig hebben. Zoiets doet pijn.”
Om de hulp te stroomlijnen en om te voorkomen dat mensen dubbele hulp krijgen, werkt het Social Action Committee samen met vier andere hulporganisaties. Ook de financiële administratie organiseren ze gezamenlijk.
Deyirmenjian ziet hoe de oorlog in Syrië families ontwricht. „Soms komen hier mensen die niet eens meer weten wát ze precies nodig hebben. Ze hebben geen eten, geen geld, geen huis, geen familie meer in de buurt. Wij proberen dan te bepalen waar ze het meest behoefte aan hebben. Als iemand om geld vraagt, betekent dat niet per se dat hij het meest behoefte heeft aan geld. Achter zijn vraag kunnen andere vragen schuilgaan.”
Om hulp vragen is niet gemakkelijk, benadrukt ze. „De vluchtelingen hadden alles in Syrië. Wij proberen hun waardigheid te beschermen door de tijd voor hen te nemen, met hen te praten. Wij Libanezen hebben ook oorlog meegemaakt en weten wat het is om geholpen te moeten worden. Vanuit die gedachte probeer ik de waardigheid van deze mensen in het oog te houden.”
Deyirmenjian staat op en laat het gebouw zien waar het comité is gehuisvest. Boven komt ze vijf verstandelijk gehandicapten tegen met hun begeleidster. Zij bleven hier, omdat een uitje een te grote belasting zou zijn. Eén van hen omhelst Deyirmenjian, rent naar binnen, pakt een matras en gaat erop liggen. De begeleidster laat de wollen poppetjes zien die ze gemaakt hebben. Een zwart petje en verder oranje. „Die kleur zit in de Armeense vlag. Ook in de Nederlandse? Dat wist ik niet. Hier heb je er een.”
serie Kerk in Libanon
Dit is het zevende deel in een serie over het leven van christenen in Libanon.