Muziek
Orgelexcursie naar Rouen: dé Cavaille-Coll in het echt

Vanaf deze kant van de Seine, de rivier die de Franse stad Rouen in tweeën splitst, valt de Saint-Ouen niet meteen op. Blikvanger is toch wel de Notre-Damekathedraal, met haar enorme torens. Voor orgelliefhebbers is Rouen echter niet de Notre-Dame, maar de abdijkerk Saint-Ouen, rechts daarvan. „Wát een orgel toch.”

Het vierklaviersorgel van de negentiende eeuwse bouwer Aristide Cavaillé-Coll in de Saint-Ouen in Rouen bestaat 125 jaar. Beeld RD
Het vierklaviersorgel van de negentiende eeuwse bouwer Aristide Cavaillé-Coll in de Saint-Ouen in Rouen bestaat 125 jaar. Beeld RD

Klein is de „église abbatiale” Saint-Ouen overigens evenmin. Sterker: met een lengte van 137 meter overtreft ze die van „la cathédrale”, die 135 meter lang is (en van de Sint-Jan in Gouda, 123 meter). „De benedictijner gemeenschap heeft bewust de maten van de aartsbisschoppelijke kathedraal overtroffen”, vermeldt het goed verzorgde programmaboekje dat Stichting Vox Humana voor haar buitenlandexcursie ”Rouen 2015” samenstelde. „Waarschijnlijk hebben ze daarmee een statement willen maken.”

Rouen, hoofdstad van Normandië, is de stad van Jeanne d’Arc, het ongeletterde boerenmeisje dat begin vijftiende eeuw ten strijde trok tegen de Engelse bezetter en in Rouen levend werd verbrand. Nog altijd wordt ze als een heilige vereerd.

Veel minder bekend is dat, in de zestiende eeuw, ook in deze Franse stad woningen van protestanten werden geplunderd en hun bewoners omgebracht. Pierre van Enk schrijft erover in zijn monumentale werk ”Frankrijk en de hugenoten. Drie eeuwen onderdrukking en verzet” (uitg. Boekencentrum). In april 1571 bijvoorbeeld deed zich hier een massaslachting voor. Van Enk: „Enige calvinisten hadden geweigerd hun hoed af te nemen bij het passeren van een geestelijke die een gewijde hostie bij zich droeg om aan een stervende te brengen. De vlam sloeg in de pan; veertig protestanten verloren het leven.”

Volgeboekt

Elk jaar organiseert Stichting Vox Humana, met als voorzitter de Apeldoornse organist Peter Eilander, een tweedaagse orgelexcursie naar het buitenland. Deze keer stond Rouen weer op het programma, in samenwerking met organist Ben van Oosten. De reis, vrijdag en zaterdag, had een feestelijk tintje: Van Oosten werd 60 en is 45 jaar concertorganist én het beroemde orgel van de negentiende-eeuwse bouwer Aristide Cavaillé-Coll in de Saint-Ouen bestaat 125 jaar.

Een combinatie die aansloeg. Binnen de kortste keren was de bus die Vox Humana had geregeld volgeboekt. Gelukkig bood de stichting daarnaast gelegenheid om met eigen vervoer naar Frankrijk af te reizen en met behulp van een passe-partout à 60 euro de concerten bij te wonen.

Stof

Cavaillé-Colls meesterwerk in Rouen werd op 17 april 1890 ingespeeld door Charles-Marie Widor. „En het is nog nooit gerestaureerd”, zegt een kenner, bewonderend. „Dat zegt iets over de buitengewone kwaliteit van dit orgel.” Een ander: „Maar het wordt ook nooit schoongemaakt, en dat wordt toch weleens tijd. Er ligt een dikke laag stof op. Maar ja, ze zijn bang dat schoonmaken de typische klank van het orgel aantast. Misschien moet je dus zeggen dat de klank zoals wij die kennen toch niet helemaal de klank is die Cavaillé-Coll voor ogen stond.”

Zo heel groot oogt het orgel niet eens, zeker niet van achter uit de kerk. Ook qua dispositie zijn er (veel) grotere instrumenten. Maar die klank, ja – klinkt die op cd al magistraal, de werkelijkheid is nog wel even iets anders, zo blijkt.

Diepgang

Drie, vrij onbekende, werken speelt Ben van Oosten op deze vrijdagavond: de stralende Marche épiscopale van Vierne, een ingetogen Prière op. 20 van César Franck (prachtig toch, met die zwelkast) en de zevendelige Symphonie nr. 8 van Widor.

Een symfonie die veel minder bekend is dan bijvoorbeeld Widors vierde, vijfde (met dé Toccata) en zesde. Ten onrechte, schrijft Van Oosten in het programmaboekje. „Dit werk vormt het grandioze hoogtepunt van Widors symfonisch ideaal en het overtreft zijn voorgaande symfonieën op het punt van monumentaliteit, omvang, muzikale diepgang, instrumentale behandeling en speeltechnische eisen.” Veelzeggend noemt hij het dat Widor na deze achtste symfonie verklaarde geen composities voor orgel meer te zullen schrijven. Widor (1844-1937) kon het evenwel toch niet laten: „Nog voor de eeuwwisseling zou een nieuw esthetisch ideaal de meester tot het schrijven van nog twee orgelsymfonieën inspireren, de Symphonie gothique en de Symphonie romane.”

Het omvangrijke werk biedt Van Oosten de mogelijkheid de Cavaillé-Coll in al zijn facetten te laten horen. Fluwelen fluiten, fluisterzachte strijkers, soms een enkel tongwerkje, maar ook 32-voeten die het eeuwenoude kerkgebouw op zijn grondvesten doen schudden. Nu eens verstild, dan –zomaar ineens (in de Variations)– weer op volle sterkte, inclusief chamades. En nooit klinkt het instrument scherp, of kil.

Plots is daar het slot, de Finale. Overweldigend gewoonweg, dat begin. Een echte Widor. Via een zachter gedeelte gaat het verder – spoedt de muziek zich voort. Wat een spanning! En denk je dat het maximale volume bereikt is, blijkt er nóg meer bij te kunnen. Adembenemend.

Saint-Godard

De excursiedeelnemers bezoeken niet alleen de Saint-Ouen. Op vrijdagmorgen staat er een concert in de Saint-Pierre in de stad Douai op het programma, verzorgd door Denis Tchorek. Zaterdagmorgen is de Saint-Godard in Rouen, niet ver van de Saint-Ouen vandaan, aan de beurt, waar Nicolas Pien koor- en hoofdorgel (beide van Cavaillé-Coll) bespeelt. Piens spel –hij brengt onder meer Viernes Carillon de Westminster en de Allegro Vivace van Widor ten gehore– kenmerkt zich door hoge tempi, maar ook de nodige slordigheden. Zóú te maken kunnen hebben met het feit dat hij met reuma te kampen heeft, maar dan nog. Na afloop mogen zeven Nederlanders het drieklaviers hoofdorgel bespelen, met vooraf opgegeven werken. Dan gaat het weer terug naar de Saint-Ouen, waar twee oud-leerlingen van Ben van Oosten een „verjaardagsconcert” zullen geven. De twee, Lara Schaffner uit het Zwitserse Glarus en Arjen Leistra uit Schiedam, tonen zich waardige leerlingen. Kun je, een tikje kritisch, nog zeggen dat hun uitvoering van Francks Fantaisie en la majeur, Alains Choral Dorien en vier Pièces de Fantaisie van Louis Vierne het nét niet helemaal haalt bij die van Van Oosten zelf of van Klaas Jan Mulder (Dordrecht, Toulouse); het Te Deum van Jeanne Demessieux en de Suite pour Orgue opus 5 van Maurice Duruflé nemen elk spoortje van twijfel weg. Beheerst, maar uiterst virtuoos brengt Schaffner het grillige Te Deum tot klinken. Fenomenaal!

Voor Leistra’s uitvoering van de driedelige Duruflé geldt hetzelfde. Ongekend, zo’n toccata, met al die klavierwisselingen. Moet ook van zijn registranten heel wat vragen.

Maar dan, bijna aan het slot, met alles open – een hanger. Leistra laat zich er echter niet door uit het veld slaan, speelt de laatste akkoorden later nog een keer voor de opname (voor eigen gebruik).

Is het dan toch zo dat het orgel nódig schoongemaakt, of gerestaureerd moet worden? Voordat Ben van Oosten aan zijn afsluitend concert –Duprés grote Symphonie-Passion– begint, laat een van de organisatoren de rond de 200 bezoekers weten dat de tongwerken van het hoofdwerk het niet meer doen. „Het orgel zal dus minder luid klinken dan zou moeten.”

Even lijkt het Van Oostens spel wat te gaan beïnvloeden. Maar al snel blijkt dat de Cavaillé-Coll dit vierdelige werk van Dupré ook zonder deze tongwerken nog met gemak aankan. Wat een geluid toch. Het ”Komt allen tezamen” aan het einde van het tweede gedeelte (Nativité) blijft ontroeren. En dan dat slotdeel: het blijft schitterend.

Voix éolienne

Na afloop komt ook Arjen Leistra superlatieven tekort om het instrument te typeren. „Het speelt zó heerlijk. Duruflé, met al die snelle onderdelen, het ging gewoon vanzelf. En dat zwelwerk! Ook hier zie je trouwens dat de eerste paar centimeters het meeste effect geven. Maar neem ook een register als de voix éolienne op het zwelwerk, een soort zwevende fluit. Een uniek register. Toen ik dat had gehoord, wist ik: Dat ga ik in elk geval ook gebruiken.” En die hanger aan het slot? Laconiek: „Och, het was gelukkig aan het slot, niet ergens halverwege.”


Ben van Oosten: Widors achtste was het hoogtepunt

De buitenlandexcursie van Stichting Vox Humana stond dit jaar mede in het teken van de zestigste verjaardag van de Haagse organist Ben van Oosten (1955).

En, hebt u een goede verjaardag gehad?

„Buitengewoon”, zegt de bescheiden Van Oosten na afloop van het slotconcert, zaterdagmiddag in de Saint-Ouen. „Ja, het was heel mooi om dit zo, met elkaar, te beleven.”

Wat was voor uzelf het hoogtepunt?

„Dat was toch wel de vrijdagavond, met Widors achtste. Een symfonie die dit orgel echt op het lijf geschreven is.”

Met een werkelijk overrompelende slotfinale.

„Geweldig. En de Symphonie-Passion van Dupré blijft natuurlijk ook prachtig. Al moesten we het vanmiddag zonder de tongwerken van het hoofdwerk doen, die vielen uit. Maar dan nog blijft er heel wat geluid over.”

En dan nog een verjaardagsconcert door twee voortreffelijke oud-leerlingen...

„Inderdaad, voortreffelijk.” Wijst dan naar Gerben Mourik, sinds 2013 stadsorganist van Oudewater, die net aan komt lopen. „En hier, nog een voortreffelijke leerling.”

Deze: „Ik heb ervan genoten, Ben.”


Lees ook:

Op orgelexcursie naar Rouen

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer