„Oudste Engelse zangbundel is te lang geminacht”
William Gadsby was, zei hijzelf, „een simpel mens.” Zijn vader was stratenmaker en zelf was hij eerst een arme kousenwever. Lang na zijn dood is zijn naam nog steeds bekend van de ”Gadsby’s Hymns”.
De Engelse predikant Philpot schreef er een voorwoord in. Hij zei daarin „dat hij alleen maar de druiven hoefde te verzamelen, nadat het werk aan de wijnoogst gedaan was.”
De eerste uitgave van Gadsby’s ”Selections of Hymns for Public Worship” (Selectie van liederen voor het zingen in de eredienst) verscheen in 1814, nu 200 jaar geleden. In Engeland is het het oudste hymneboek dat nog in gebruik is.
Volgens ds. B. A. Ramsbottom, die een biografie schreef over Gadsby (de Nederlandse vertaling is uitgegeven door Den Hertog, Houten, 2005), worden de hymnen van Gadsby nog steeds gezongen in ongeveer 150 kerkelijke gemeenten in Engeland en overzee. Hij constateert zelfs een groeiende belangstelling voor Gadsby’s hymneboek in sommige kerken in de Verenigde Staten. Deze liederen worden in Engeland ook gebruikt door de strict baptists, de volgelingen van Philpot.
Gadsby was baptistenpredikant in de industriestad Manchester. In zijn gemeente werden drie verschillende liederenbundels gebruikt: ”The Psalms and Hymns” van dr. Isaac Watts, een populair melodieënboek van John Rippon en de hymnen van Joseph Hart. Van zondag tot zondag stelde Gadsby vast: Dit is niet goed, de gemeenteleden raken het spoor soms bijster. Om wat orde te scheppen in de liturgische chaos begon Gadsby aan een nieuwe liederenbundel. Hij wilde een hymneboek „vrij van arminianisme, en gezond in het geloof, zodat de kerk gesticht en God verheerlijkt mocht worden.”
Hoe hij over de bestaande bundels dacht, was helder: „Hoewel sommige van de hymnen de waarheden Gods goed uitdrukken, zijn er andere, vooral onder de hymnen in de boeken van Watts en Rippon, die zo’n wettisch geluid voortbrengen, alsof ze in een zekere smidse gesmeed zijn.” Dat laatste is, zegt Ramsbottom (predikant van de strict baptists te Luton), „een duidelijke steek voor John Wesley”, wiens kapel in Londen bekendstond als ”The Foundery” (De Smidse).
Anderen suggereren dat Gadsby evengoed gedacht kan hebben aan de liederen van John Wesley’s jongere broeder Charles. De opwekkingsprediker Charles Wesley stond bekend als de ”gezangendichter van het methodisme”. Hij schreef meer dan 6000 gezangen, waaronder het bekende lied ”Hark! The Herald Angels Sing” en ”Rejoice, the Lord is King”. Maar toch kan Gadsby zich nauwelijks van de liederen van Charles Wesley hebben afgekeerd, want verschillende van zíjn liederen kregen juist een plaats in zijn eigen bundel.
Vaardige pen
Reeds eerder had William Gadsby liederen gedicht, de ene keer naar aanleiding van een bepaald Bijbelgedeelte, de andere keer na een geestelijke ervaring. Ze waren verschenen in het (nog steeds bestaande) blad ”Gospel Magazine” van de Anglicaanse Kerk. Gadsby publiceerde toen onder de schuilnaam ”Een Nazarener”. Hoewel Gadsby zijn hele leven last heeft gehad van zijn gebrek aan opleiding, bleek hij in zijn liederen over een vaardige en poëtische pen te beschikken.
De eerste versie van Gadsby’s ”Selections of Hymns for Public Worship” uit 1814, bevatte 670 hymnen, waarvan de laatste 157 van Gadsby zelf waren. Alle overige liederen waren geselecteerd uit andere hymneboeken. De meeste van die waren van Isaäc Watts en Joseph Hart. Het was een bonte verzameling van verzen van dichters uit de hoogkerkelijke Engelse staatskerk, baptisten, independenten, methodisten en zelfs van hernhutters. Van vele hymnen was niet eens een dichter bekend.
Tien jaar later verscheen een tweede bundel, door Gadsby ”Nazarene’s Songs” (Liederen van de Nazarener) genoemd. Deze bestond uit de eerste hymnen uit 1814, aangevuld met 111 nieuwe van hemzelf. In zijn voorwoord schreef Gadsby: „God is mijn Getuige, dat ik niet zo ijdel ben en ook niet zo verward, dat ik deze hymnen publiceer onder de dwaze verwaandheid dat ze de grote aantallen hymnen die al gepubliceerd waren en waarmee de kerk van Christus nu gezegend is, in werkelijke waarde zouden overtreffen of zelfs maar evenaren. Het hoogste doel dat ik op het oog heb, is een hoop dat de Heere Zich misschien zal verwaardigen Zichzelf te verheerlijken door ze te zegenen aan de een of andere treurende in Sion. Als ze aan dit doel beantwoorden, dan zal mijn arbeid in de Heere niet ijdel geweest zijn. Daar ik een simpel mens ben, moeten mijn lezers verwachten dat deze hymnen in een eenvoudig, sober kleed verschijnen, en moet men niet in de geringste mate verrast zijn te ontdekken dat het dichtwerk maar stuntelig is.”
Veel pretenties had Gadsby met zijn eigen liederen niet. Zonder veel gewetenswroeging nam hij van tijd tot tijd zomaar een regel van een andere dichter over. Hij gaf dat zelf gewoon aan door zulke regels van aanhalingstekens te voorzien.
Bevindelijke waarheden
Anderen hebben wel geringschattend over de liederen van Gadsby gedaan. Ramsbottom noemt daar enkele voorbeelden van. Dr. John Julian zegt in zijn ”Dictionary of Hymnology” over Gadsby’s hymnen dat ze „weinig poëtisch vuur bezitten en dat het rijm in een groot aantal gevallen gebrekkig is.” Carey Bonner zegt in zijn boek ”Some Baptists Hymnists”, als hij Gadsby noemt samen met enige anderen, dat „hun pogingen om hymnen te schrijven zich niet hebben kunnen handhaven, gedeeltelijk omdat de godsdienstige uitdrukkingen die ze gebruikten nu ouderwets zijn, of omdat hun hymnen hoogdravend waren of tekortschoten in poëtische eenvoud, of omdat ze te zelfonderzoekend van karakter waren.”
Gadsby’s eigen zoon John zegt zelfs: „Geen van deze hymnen waren opvallend wat de dichterlijke schoonheid ervan betreft, maar vele zijn van onschatbare waarde wegens de gezonde, dogmatische en bevindelijke waarheden die ze bevatten.”
Ramsbottom houdt staande dat Gadsby’s hymnen te weinig gewaardeerd zijn: „Het is droevig dat tot voor kort geen van zijn hymnen zijn verschenen in de bekende evangelische hymneboeken, terwijl hymnen van rooms-katholieken, unitariërs en andere twijfelachtige theologische achtergronden daar welkom waren. Het stemt dankbaar dat ”Immortal honours” (”Onsterfelijke eer”), en in mindere mate ”O what matchless condescension” (”O wat een weergaloze, nederbuigende goedheid”), beter bekend worden. We beseffen dat er hier en daar een verkeerd ritme, een verkeerde toonval, of een verkeerde uitdrukking te bespeuren valt, maar sommige van de hymnen zijn zeer mooi, zowel poëtisch als dogmatisch.”
Onsterfelijke eer
Bij Gadsby’s eigen begrafenisdienst zongen 2000 mensen zijn lied ”Immortal honours” (”Onsterfelijke eer rust op Jezus’ hoofd”):
„Immortal honours rest on Jesus’ head
My God, my Portion, and my living Bread;
In Him I live, upon Him cast my care;
He saves form death, destruction, and despair.”
De Nederlandse vertaling luidt: „Onsterfelijke eer rust op Jezus’ hoofd;
Mijn God, mijn Deel, en mijn levend Brood;
In Hem leef ik, op Hem werp ik mijn zorg;
Hij redt van dood, vernietiging en wanhoop.”
De predikant die de begrafenisdienst in Gadsby’s eigen kerk te Manchester leidde, zijn vriend John Kershaw uit het naburige Rochdale, zei daarover: „Deze hymne bevat een waar portret van de bediening van William Gadsby.”
Zangavonden in Nederland
In Nederland worden de laatste jaren goedbezochte zangavonden georganiseerd rond de hymnebundel van William Gadsby. Een van de vaste sprekers op deze avonden is ds. P. den Ouden, hersteld hervormd predikant te Katwijk aan Zee. In oktober van dit jaar wordt opnieuw een Gadsbyzangavond gehouden. Over zijn waardering van de liederen van William Gadsby zegt ds. Den Ouden:
„Door de jaren heen zijn Gadsby’s hymnen mij steeds dierbaarder geworden. Philpot schrijft in het voorwoord terecht dat deze hymnen een ”savour” hebben, een geheel eigen geestelijke geur. Het geestelijk leven wordt hier in al zijn gestalten in trefzekere en warme bewoordingen uitgetekend. Wat er ook in een mensenziel leven kan (of wat er juist niet leeft), het is allemaal in deze hymnen terug te vinden.
Het is me al vaak overkomen dat ik voor mezelf wat hymnen zong of las en bij verrassing opeens in een enkele zin precies verwoord vond wat me bezighield. Wat een diepe herkenning geeft dat. „Prone to wander, Lord, I feel it; prone to leave the God I love.” (Geneigd tot dwalen, Heere, ik voel het; geneigd om die God te verlaten die ik liefheb.)
Maar ook heb ik er meerdere malen rijke troost en vreugde in mogen vinden: „While Thou art rich, can I be poor…” (Als Gij rijk zijt, zou ik dan nog ergens gebrek aan kunnen hebben?)
De hymnen van William Gadsby hebben iets in zich wat het hart opwaarts heft, iets wat verlangend en begerig maakt. Maar bovenal: deze liederen zingen van Christus, in al Zijn Middelaarsheerlijkheid. „Of for grace to love Thee more!””
Heruitgave
De Gospel Standard Society overweegt een heruitgave van de eerste editie van het hymneboek van William Gadsby, uit 1814. Voor informatie en bestellingen: ddjchristian@btinternet.com.