Sharon (1928-2014): Boer, soldaat en politicus (met fotoserie)
JERUZALEM. Ariël Sharon: boer, soldaat en politicus. Hij werd geboren op 27 februari 1928 als kind van Oost-Europese immigranten. Hij groeide op in Mosjav Kfar Malal, waaraan hij zijn liefde voor de grond en het boerenleven te danken had.
Sharon schreef in zijn autobiografie ”Warrior” (Strijder) dat wanneer het comité van de mosjav besloot dat iedereen sinaasappelen en citroenen moest planten, zijn vader erop stond proeven te nemen met mandarijnen en mango’s. Ariël zou de eigenzinnige natuur van zijn vader erven.
Arabische infiltranten voerden een strijd tegen de Joodse nederzettingen. Hij leerde wat het betekende te moeten vechten voor land. Hij werd in 1945 ingelijfd bij de Haganah, het Joodse verdedigingsleger voor 1948.
Zijn taak was Joodse dorpen te verdedigen. In de Onafhankelijkheidsoorlog van 1948 werd hij commandant van de eenheid die een aanval uitvoerde op de Arabische Latrun vesting. Hij maakte daar kennis met de rauwe werkelijkheid van het slagveld. Hij zag hoe een van zijn dorpsgenoten een schorre zucht gaf en neerviel. Een kogel had hem getroffen, die door beide longen was gegaan.
”Eenheid 101”
In de jaren vijftig doodden Arabische commando’s, die vanuit Jordanië en Egypte Israël binnendrongen, honderden Joden. Het leger vroeg hem daar een einde aan te maken, door het bevel op zich te nemen van ”Eenheid 101.” Hij ging weinig zachtzinnig te werk. Nadat een jonge Israëlische moeder en haar twee kinderen werden vermoord door Palestijnen uit Kibbiya, blies zijn peloton 42 huizen in dat dorpje op, waarbij 69 doden vielen.
Tussen zijn werkzaamheden als commandant door, studeerde hij rechten aan de Tel Aviv Universiteit. In de Zesdaagse Oorlog van 1967 was Sharon een generaal die de aanval tegen de Egyptenaren in de Sinaï leidde. In 1972 nam hij ontslag uit het leger. Hij hielp mee de Likoed (het blok) op te richten, een samenstelling van verschillende rechtse partijen.
Maar het zou niet lang duren, voordat het leger hem terugriep. In 1973 zetten de Egyptische en Syrische legers op Grote Verzoendag een verrassingsaanval in. Hij leidde een pantserdivisie in de Sinaï en geloofde dat alleen een grootscheeps tegenoffensief de Egyptische inval kon keren. Hij liet zijn manschappen het Suez Kanaal oversteken. Op deze wijze kreeg het Israëlische leger de kans het Derde leger van Egypte te omsingelen.
Nieuwe nederzettingen
Na de oorlog bleef hij het werk op de boerderij en het werk in de politiek altijd combineren. In de politiek liet hij steeds zien dat hij vond dat de Westelijke Jordaanoever bij Israël hoort om zionistische redenen – niet om religieuze.
Als minister van Landbouw in het kabinet van Menachem Begin in 1977-1981 was hij verantwoordelijk voor de oprichting van 64 nieuwe nederzettingen. Sharon wilde voldongen feiten creëren: de Palestijnen zouden omringd moeten worden door Joodse plaatsen, zodat er geen Palestijnse staat kon worden gesticht.
In 1981 werd hij minister van Defensie in het kabinet van Menachem Begin. Hij stuurde in 1982 het leger Libanon in, als reactie op Palestijnse beschietingen vanuit Libanon. Het Israëlische leger gaf het christelijke falangistenleger toestemming de Palestijnse vluchtelingenkampen Shabra en Shatilla binnen te gaan om deze te zuiveren van terroristen. Het gevolg was een bloedbad onder de Palestijnse bevolking.
Maar liefst 400.000 Israëliërs trokken de straat op om te demonstreren. Een commissie van onderzoek oordeelde dat Sharon had moeten weten dat „de falangisten bloedbaden en pogroms zouden uitvoeren onder de bewoners van de kampen.” De Palestijnen hadden namelijk wreedheden begaan onder de Libanese christenen. Hij werd gedwongen af te treden als defensieminister.
Huisvesting
Als minister van Huisvesting in het kabinet van Jitschak Shamir dat in 1989 werd opgericht, deed Sharon zijn reputatie als bulldozer eer aan. Hij liet 144.000 huizen uit de grond stampen voor de immigranten uit de Sovjet-Unie en omzeilde bureaucratische procedures. Bovendien bleef hij bouwen in de nederzettingen. Washington zag in zijn nederzettingenbeleid een blokkade op de weg naar vrede.
In de jaren negentig van de vorige eeuw bleef Sharon volop actief als minister en Knessetlid. Als minister van Nationale Infrastructuur sloot hij in 1996 akkoorden met Egypte, Jordanië en de Palestijnen. In 1998 was hij de minister van Buitenlandse Zaken nauw betrokken bij de onderhandelingen met de Palestijnen over een vredesakkoord.
Zijn vrouw Lily stierf in maart 2000 aan longkanker. Ze werd begraven op het terrein van Sharons boerderij, de Sycamore ranch in de Negev. De tweede Palestijnse Opstand brak uit nadat hij in september 2000 een bezoek bracht aan de Tempelberg. Het bezoek was niet de oorzaak van de tweede Intifada, maar vormde wel de aanleiding. De opstand kostte aan duizenden het leven.
Na 2000 werd Sharon ook achtervolgd door geruchten over corruptie. Hij en zijn zoon Omri zouden illegale betalingen hebben ontvangen die zij gebruikt zouden hebben voor verkiezingscampagne en persoonlijk gewin.
Pragmatische standpunten
In zijn laatste actieve jaren leken de harde politieke standpunten van Sharon steeds meer plaats te maken voor gematigde, pragmatische standpunten. Hij zag in dat de Israëlische controle over miljoenen vijandige Palestijnen het belang en de veiligheid van zijn land niet diende.
Al voordat hij in februari 2001 tot premier werd gekozen, zei hij dat hij een Palestijnse staat wilde toestaan op de Westoever. In 2003 accepteerde hij voorwaardelijk de ”routekaart naar vrede.” Hij zei dat zijn land „een bezetting” uitvoerde. „Ik geloof dat dat een vreselijke zaak is voor Israël en voor de Palestijnen”, zei hij.
In december van dat jaar zei hij op een conferentie in Herzliya over dat vredesplan: „Wij zijn bereid om voort te gaan met zijn uitvoering: twee staten –Israël en een Palestijnse staat– die naast elkaar bestaan in rust, veiligheid en vrede.”
Sharon begreep dat Israël geen Joodse en democratische staat zou kunnen blijven als deze door zou gaan met de bezetting. Hij ontwierp het eenzijdige terugtrekkingsplan uit de Gaza. Het doel daarvan was onder meer om Israël van de zware last van de bezetting van de Gazastrook te ontdoen. Hij wist het plan in augustus 2005 uit te voeren tegen grote tegenstand van rechts in.
Kadima
Sharon dacht dat hij de voorverkiezingen in de Likud zou kunnen winnen, maar hij begreep ook dat de rechts-radicale vleugel in deze partij hem parten zou blijven spelen in de toekomst. Hij nam in november 2005 de moeilijke beslissing uit de Likud te stappen, en een eigen partij op te richten, Kadima. Kadima bleek een grote werfkracht te hebben. Een derde deel van de Likud en een aantal prominente leden van de Arbeiderspartij traden toe.
Op 4 januari 2006 raakte Sharon na een hersenbloeding in een diepe coma. Sindsdien krijgt wordt hij kunstmatig gevoed en intensief verzorgd. Dagelijks bezocht een van de familieleden hem. Vicepremier Ehud Olmert nam de macht over en Olmerts Kadima won in maart 2006 de verkiezingen.
Een jaar geleden echter bleek bij neurologisch onderzoek dat er sprake was van aanzienlijke hersenactiviteit als Sharon foto’s van de familie zag, als een van zijn zonen tegen hem sprak of als hij werd aangeraakt. Een maand geleden onderging hij een operatie vanwege een infectie in de buik. De afgelopen dagen verslechterde de toestand van de oud-premier omdat zijn nieren niet goed meer werkten.
Lees ook in Digibron:
Sharon in coma (Reformatorisch Dagblad, 03-01-2008)
Artsen vechten voor leven Sharon (Reformatorisch Dagblad, 05-01-2006)
Nieuwe partij Sharon heet Voorwaarts (Reformatorisch Dagblad, 24-11-2005)
Extremisten spreken vloek uit over Sharon (Reformatorisch Dagblad, 27-07-2005)
Premier Sharon, havik met een olijftak (Reformatorisch Dagblad, 08-03-2001)
Sharon tot premier van Israël beëdigd (Reformatorisch Dagblad, 08-03-2001)
Sharon nieuwe Likud-leider (Reformatorisch Dagblad, 03-09-1999)
Sharon nieuwe minister van buitenlandse zaken (Reformatorisch Dagblad, 10-10-1998)