Oog voor de gevangene in het buitenland
Nederland neemt zijn verantwoordelijkheid voor landgenoten in buitenlandse gevangenschap serieus, maar zou zich meer kunnen inspannen om hen terug te krijgen. Dat stelt Peter Middelkoop, predikant-directeur van Stichting Epafras. „In de praktijk is dat echter lastig.”
Zo’n 2300 Nederlanders zitten vast in buitenlandse detentie. Het merendeel bevindt zich binnen Europa (Duitsland, Spanje, en Frankrijk), gevolgd door Latijns-Amerika (Dominicaanse Republiek en Peru). Circa 65 procent is veroordeeld voor misdrijven die met drugshandel te maken hebben, in Latijns-Amerika is dat zelfs ongeveer 95 procent.
De omstandigheden in buitenlandse gevangenissen zijn moeilijk; buiten Europa vaak zelfs erbarmelijk. Privacy kent men daar niet. Verhalen over slecht eten, overbevolkte, vieze cellen en gevangenissen waar geweld, bedreiging en corruptie aan de orde van de dag zijn, doen de ronde en raken inmiddels alom bekend. Contact met het thuisfront is zeer beperkt en veel gevangenen ervaren een taalbarrière. Wanhoop en eenzaamheid bepalen de dagelijkse realiteit van gedetineerden in het buitenland. Zij zijn, hoe dan ook, ver van huis.
Levensovertuiging
Tijdens de bezoeken die Epafras aflegt, komen medewerkers niet „om te bekeren of evangeliseren”, zegt predikant-directeur Middelkoop. „Ook als een gedetineerde niet gelooft, kan ik een gesprek voeren over wat diegene bezighoudt. Ik hoef niet direct met de naam van God, Jezus, Allah of Boeddha op de proppen te komen. Het gaat over de spirituele dimensie van het leven.”
De gesprekken gaan dus over het leven in het perspectief van iemands overtuiging. Sociale relaties, levensloop en verwachtingspatronen komen aan de orde.
Middelkoop gelooft dat goede geestelijke verzorging kan bijdragen aan de weerbaarheid van degene die in detentie zit en aan een goede terugkeer in de samenleving. „De gesprekken gaan natuurlijk ook weleens over het laatste nieuws uit Nederland, maar uiteindelijk moet het verder gaan dan dat. De bedoeling is om iemand uit zijn slachtofferrol te halen. Veel mensen hebben het gevoel altijd in de hoek te zitten waar de klappen vallen. En als ik naar hun leven kijk, hebben zij inderdaad al behoorlijk wat klappen te verwerken gehad. Zonder die klappen te bagatelliseren stellen we de vraag: Wanneer ben je in staat geweest om iets sterks te doen, iets wat echt van jou was? Dat kan zelfs de keuze zijn voor criminaliteit, want dat kan nu ook een keuze tegen de criminaliteit worden. Als je eerst maar weet waar je die eigen keuze hebt gemaakt.”
Gebroken gezinnen
Minstens de helft van de Nederlanders in buitenlandse detentie heeft in Nederland al contact met justitie gehad en vaak al een gevangenisstraf uitgezeten. „Vaak hebben ze weinig ervaring met een gewoon leven en zijn ze onbekend met hoe het in ”normale” sociale verhoudingen toegaat. Gebroken gezinnen, jeugdzorg, instanties die van alles over hen te zeggen hadden. Ze zijn vaak vroegtijdige schoolverlaters en hebben weinig ervaring met regulier werk. Schulden groeien hun op een gegeven moment boven het hoofd, en dan kan het gebeuren dat een situatie zo wanhopig is dat je denkt: Ik ga maar een keertje op en neer met een pakketje.
Ik praat dat niet goed, maar vraag wel aandacht voor de schrijnende menselijke verhalen. Een mens is meer dan wat hij misdaan heeft. Iemands fouten moeten beschouwd worden als onderdeel van een totaal mens-zijn, niet als iets waar je iemand helemaal aan ophangt.”
De Epafrasdirecteur benadrukt dat een gevangenis per definitie niet de ideale plek is om aan jezelf te werken. Buitenlandse gevangenschap kan gerust beschouwd worden als een crisis. Gedetineerden hebben vaak weinig contact met familie en partner. Zij hebben vaak zorgen over het thuisfront, over hun kinderen en ouders. Leven mijn ouders nog als ik vrijkom? Wacht mijn partner op me? De toekomst is onzeker. In sommige Zuid-Amerikaanse landen zijn drugs goedkoper dan brood en dan is de stap om terug te vallen in de oude gewoonte van drugsgebruik vaak klein. Wanhoop, schuldgevoel, eenzaamheid, verveling: het is de dagelijkse realiteit van een gedetineerde. Velen raken dan ook afgestompt en onverschillig, het dagritme in de gevangenis is zo saai dat men elke neiging tot initiatief verliest. „Dat is lastig”, stelt Middelkoop, „omdat een gedetineerde dan niet goed meer in staat is om verandering tot stand te brengen.” De gesprekken met Epafras kunnen op zo’n moment „confronterend” zijn en „verstopte gevoelens wakker schudden.”
Middelkoop: „Je krijgt te maken met mannen en vrouwen die met zeer beperkte mogelijkheden moeten zien te overleven. Daar moet je niet te veel meningen over hebben, want je weet niet hoe je er zelf in zou staan. Het belangrijkste wat je kunt doen is goed luisteren.”
Doet Nederland genoeg voor zijn landgenoten in buitenlandse detentie?
„In vergelijking met andere landen doet Nederland heel veel voor onze doelgroep.” Hij denkt hierbij onder meer aan het feit dat Epafras wordt gesubsidieerd en het belang dat ons land hecht aan (geestelijke) begeleiding. Ook ontvangt iedere gedetineerde buiten Europa maandelijks 30 euro van de staat.
Epafras is voor 90 procent afhankelijk van subsidie van de ministeries van Buitenlandse Zaken en Veiligheid en Justitie. Hoewel de stichting op dit moment nog niet gekort wordt, is het „de vraag hoe de subsidieverstrekking in de toekomst vorm zal krijgen.” Op beide ministeries is er immers sprake van zware bezuinigingen. De recente sluitingen van negen Nederlandse ambassades in Zuid-Amerika en Afrika getuigen hier ook van. In de praktijk hebben die tot gevolg dat gevangenen in bepaalde landen zijn aangewezen op honoraire consuls die soms geen Nederlands spreken. „Dat is spijtig”, vindt Middelkoop. „Gedetineerden in het buitenland verkeren in een noodtoestand en hebben behoefte aan Nederlandstalige hulpverleners aan wie ze vragen kunnen stellen en met wie ze hun diepste emoties kunnen delen.”
Verbetering
De predikant-directeur ziet veel ruimte voor verbeteringen. „Ik heb meegemaakt dat mensen vrijkomen en een paar maanden later weer ergens in detentie blijken te zitten. Na een jarenlang verblijf in een buitenlandse cel moet iemand goed opgevangen worden, met als doel re-integratie in de Nederlandse samenleving.”
Het tweede probleem dat hij aankaart is het gebrek aan adequate juridische bijstand, waaronder de pro-Deo-advocatuur zoals Nederland die kent. „In veel landen is dit op papier goed geregeld, maar in de praktijk komt er niet veel van terecht. Daarbij zijn goede tolken onmisbaar, want veel Nederlanders die in het buitenland gearresteerd zijn spreken de taal niet. Nu komt het voor dat Nederlanders niet weten wat er in de rechtszaak over hen gezegd wordt en hiermee geheel afhankelijk zijn van advocaten die in veel landen dealtjes sluiten met de officier en de rechter. Hiermee worden de rechten van gedetineerden wezenlijk aangetast.” Het is voor Nederland echter ondoenlijk om zorg te dragen voor adequate rechtshulp in het buitenland. „Dat zou in de miljoenen euro’s lopen.”
Middelkoop stelt vast dat Nederlandse gevangenen soms zeggen dat ons land „helemaal niks” doet. „Dat is niet correct, maar vanuit het perspectief van de gedetineerde een begrijpelijke gedachte. De samenwerking tussen de Nederlandse staat en lokale gevangenisautoriteiten is vaak complex. In Zuid-Amerika zat een gedetineerde met een liesbreuk. In Nederland zou je in zo’n geval direct medische zorg krijgen, maar de plaatselijke gevangenisautoriteiten constateren dat de zaak niet levensbedreigend is en ondernemen geen actie. Een halfjaar later loopt hij nog steeds met de liesbreuk rond. Nederland stelt dat de gevangenisautoriteiten verantwoordelijk zijn voor goede medische voorzieningen en zorg aan gedetineerden. Maar dat gebeurt wel volgens lokale standaard: mensen binnen de gevangenis hebben dezelfde rechten en (on)mogelijkheden als mensen buiten de gevangenismuren. En dat houdt vaak niet over.
Epafras heeft nog voorgesteld om mee te betalen aan de behandeling, maar Nederland ziet daarin het risico dat een land vervolgens altijd de hand op zal houden. Het enige wat we dan kunnen doen is brieven schrijven en bemiddelen.”
Weinig meeleven
Veel Nederlanders hebben maar weinig mededogen met het lot van medelanders die in (buitenlandse) detentie zitten. Eigen schuld, dikke bult, is vaak de gedachte. „Ik zou het prettig vinden als mensen meer begrip zouden hebben voor de zwakheden van andere mensen. De meeste gedetineerden dromen net als anderen gewoon van huisje-boompje-beestje. Op de een of andere manier bereiken zij dat doel niet en kiezen vervolgens een weg waar anderen niet voor kiezen. Je kunt je afvragen of iedereen dezelfde mogelijkheden en kansen heeft gehad. Onze doelgroep zit in de hoek waar de minste kansen en mogelijkheden zaten. Hoe beroerd moet het leven zijn om willens en wetens je toekomst en omstandigheden in gevaar te brengen?”
Wereldtop
Inmiddels loopt het aantal gedetineerden in buitenlandse cellen langzaam terug. Toch staat Nederland nog steeds aan de wereldtop als het gaat om de aanwezigheid van gedetineerden in het buitenland. Niet gek, vindt Middelkoop. Hij doelt hiermee op de relatief tolerante houding in Nederland ten opzichte van drugs, waardoor mensen niet doorhebben dat er in andere landen veel minder tolerantie bestaat. Hierdoor hebben zij soms niet eens door welk risico zij lopen en denken: „Ach, het loopt wel los!”
Vraag is natuurlijk of Nederland de morele verantwoordelijkheid heeft om deze mensen bij te staan in detentie.
„Ik wil nogmaals benadrukken dat Nederland al een grote inspanning levert in de ondersteuning en begeleiding van gedetineerden in het buitenland. Wel zou ik graag zien dat er meer inspanning geleverd wordt om gedetineerden naar Nederland te halen.”
Maar dat laatste is moeilijk, erkent hij. Daarmee haakt hij in op het recente initiatief van de Nationale ombudsman, Alex Brenninkmeijer. Die kondigde eerder deze maand aan onderzoek te gaan doen naar de reden waarom het ministerie van Veiligheid en Justitie verzoeken van Nederlandse gedetineerden in het buitenland om hun straf in Nederland uit te zitten, stelselmatig afwijst.
Middelkoop: „Ik juich dit initiatief van harte toe, hoewel ik me afvraag of Brenninkmeijer veel nieuw licht op de zaak kan werpen.” Het antwoord is volgens de predikant-directeur namelijk al gegeven: er moet minimaal zes maanden strafrestant overblijven om perspectief te bieden op een geslaagde resocialisatie. „Dat heeft de minister van Veiligheid en Justitie keer op keer herhaald in de Tweede Kamer en de Kamer is akkoord gegaan.” Middelkoop verwijst hiermee naar eerdere Kamervragen die in het najaar van 2011 aan de minister van Veiligheid en Justitie gesteld zijn inzake het weigeren van deze verzoeken.
Het werk van Epafras zal dus hard nodig blijven, constateert hij. Middelkoop: „Oordeel als het hierover gaat niet te gemakkelijk. Natuurlijk heeft iedereen keuzemogelijkheden, maar verkeer jij nooit op de grens van goed en kwaad? Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen.”
Stichting Epafras
Stichting Epafras houdt zich sinds 1984 bezig met het bezoeken en geestelijk ondersteunen van Nederlanders in buitenlandse detentie. Tweemaal per jaar kunnen gevangenen, indien gewenst, bezoek verwachten van een van de geestelijk verzorgers. De „oecumenisch christelijke” organisatie werkt met 45 geestelijk verzorgers die de wereld rondreizen. In 2012 heeft de stichting 1830 bezoeken afgelegd en zo’n 1300 gedetineerden bezocht. De geestelijk verzorgers, allemaal vrijwilligers, worden geacht een afgeronde opleiding als predikant, pastor, aalmoezennier of theoloog te hebben. Voor de stichting werken ook twee islamitisch geestelijk verzorgers. De geestelijk verzorgers hebben vaak al de nodige ervaring opgedaan binnen het gevangeniswezen, de krijgsmacht of parochies of kerkelijke gemeenten. „De schrijnende menselijke verhalen gaan soms in je ziel zitten”, zegt Epafrasdirecteur Peter Middelkoop, „en de geestelijk verzorgers moeten dus echt weten waar ze aan beginnen. Tijdens de reis ben je echt op jezelf aangewezen.”
Recht op een gesprek
Iedereen die opgepakt wordt in het buitenland heeft recht op een gesprek met zijn diplomatieke vertegenwoordiging. De ambassade informeert de gedetineerde over zijn rechten en wat hij kan verwachten. De gedetineerde geeft tijdens dit gesprek aan of hij contact wenst met Epafras, de reclassering of de ambassade. Als de gedetineerde aangeeft contact met Epafras te willen, laat de ambassade dit aan de stichting weten. Ongeveer twee derde geeft aan dit contact te willen. „Het komt voor dat een gedetineerde helemaal niet wil dat Nederland op de hoogte gesteld wordt, bijvoorbeeld als hij hier nog geen strafblad heeft”, zegt Epafrasdirecteur Peter Middelkoop. „Wij komen soms mensen tegen die al twee jaar vastzitten, terwijl de familie nog steeds denkt dat ze in het buitenland aan het werk zijn.”