Misbruik in de kerk vraagt gewetensvolle aanpak
BUNSCHOTEN. Vergeving is niet afhankelijk van de dader, ook al vraagt die erom, maar van het slachtoffer. Dat stelde drs. Ad Heystek zaterdag tijdens een volgeboekte toerustingsdag over misbruik in kerkelijke relaties.
De bijeenkomst in Bunschoten was georganiseerd door het Meldpunt Misbruik in Kerkelijke relaties, een initiatief van de Christelijke Gereformeerde Kerken, de Nederlands Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Op de landelijke dag, die was bedoeld voor interne vertrouwenspersonen, waren vooral vrouwen aanwezig.
Heystek maakte duidelijk dat hij zijn lezing niet voor niets de titel ”Misbruik, een schokgolf door de gemeente” had meegegeven. De schok treft de interne vertrouwenspersoon als er een telefoontje over seksueel misbruik komt. Heystek vindt het belangrijk dat die persoon iemand in vertrouwen neemt om het hart te luchten, zo snel mogelijk een feitenrelaas maakt en een verantwoordelijke inschakelt. Daarna komt er een veelheid aan zaken op hem of haar af.
De gemeentebegeleider, die zelf meerdere keren met een misbruikaffaire te maken had, pleitte ervoor alles goed in kaart te brengen om overzicht te houden in de chaos. Daarbij onderscheidde hij de terreinen van kerkrecht, pastoraat, communicatie en regie.
Alle betrokkenen hebben recht op pastorale hulp, niet alleen het slachtoffer en zijn familie maar ook de dader en zijn familie. Het is in veel gevallen verstandig dat de pastorale hulp aan dader en slachtoffer door verschillende personen gegeven wordt.
De gemeente dient ingelicht te worden over een misbruikaffaire – maar wel beperkt, zodat het slachtoffer anoniem kan blijven. Gemeenteleden zullen op verschillende manieren reageren: loyaal naar het slachtoffer toe of juist naar de dader toe. Sommigen zullen alles in de doofpot willen stoppen.
Een goede regie bestaat uit een zorgvuldig en krachtig leiderschap. In de regiegroep dienen ook vrouwelijke leden te zitten. De hele kerkenraad is verantwoordelijk en alle kerkenraadsleden horen op de hoogte te zijn.
In een workshop ging Heystek dieper in op het probleem van de vergeving. „Het vragen om vergeving komt bij de dader vandaan. Het houdt een erkenning van de schuld in. Als de dader echt berouw heeft, onderwerpt hij zich aan de straf. Als hij geen recht wil, deugt de vraag om vergeving niet. Vergeving bevrijdt het slachtoffer van schuld en angst en herstelt de autonomie.
Het schenken van vergeving is niet afhankelijk van de vraag van de dader maar is een daad van het slachtoffer, dat daartoe een eigen weg gaat. Bij verzoening gaat het om het herstel van het geschonden vertrouwen. De tijd die nodig is voor verzoening wordt in eerste instantie bepaald door het slachtoffer. Als het te lang gaat duren, kan de kerkenraad bijsturen, niet de dader.”
Hulpverleners
Een aanwezige huisarts merkte op dat het verstandig kan zijn om professionele hulp in te schakelen, bijvoorbeeld van een psycholoog. Heystek was dat met haar eens en noemde ook een mediator, of de GGD. Hulpverleners moeten de zaak echter niet overnemen, vindt hij. Doorverwijzen naar een hulpverlenende instantie, zodat de kerkelijke gemeente ervan af is, kan afschuiven van het probleem betekenen.
Heystek noemde het middel van de excommunicatie als alleruiterste. „Als de zondaar zich niet bekeert, heeft de kerk de macht om iemand uit het Koninkrijk van God te zetten. Het is goed om ons op deze Bijbelse notie, die de gereformeerde kerken over het algemeen zijn kwijtgeraakt, te herbezinnen.”
Aan het einde van de bijeenkomst presenteerde Reinier Sanders, kinderwerker van de Christelijke Gereformeerde Jeugdwerk Organisatie (CGJO), het preventieprogramma ”Veilig jeugdwerk”. Dat gaat onder meer over bewustwording van grenzen in verband met seksualiteit en het opstellen van gedragsregels voor bijvoorbeeld jeugdkampen en crèches.