Hoe is Noord-Korea tot bedaren te brengen?
APELDOORN – Overvliegende bommenwerpers uit de VS, op scherp gezette raketlanceerders. Is dát de manier om Noord-Korea tot bedaren te brengen? Nee, stelt Koreadeskundige Patrick Mceachern. Op die manier speel je de militaire haviken juist in de kaart.
Noord-Koreaanse dissidenten gisten deze week op hun websites naar de reden van Kim Jong Uns extreme en voor Noord-Korea unieke maatregel om in principe groen licht te geven voor een nucleaire aanval op de VS. Sommige waarnemers verklaarden die zet uit de angst die overvliegende Amerikaanse bommenwerpers vanouds veroorzaken bij de Kimdynastie. Ook bij de onervaren en nogal wispelturige Kim Jong Un zou die angst er al goed inzitten, en die zou hem hebben verleid tot de nogal onbezonnen maatregel.
In hoeverre handelt de jonge Kim eigenlijk op eigen houtje? In zijn studie ”Inside the red box, North Korea’s post-totalitarian politics” stelt Patrick Mceachern dat Noord-Korea onder Kim Jong Il –de twee jaar geleden overleden vader van de huidige leider– is veranderd van een totalitaire dictatuur in wat hij noemt een „posttotalitair regime.” Kenmerkend daarvan is dat beleid niet meer enkel vanuit de top wordt bedacht en doorgevoerd. In Noord-Korea is in plaats daarvan voortdurend sprake van onderlinge rivaliteit tussen drie machtscentra, die van de partij, het leger en het kabinet, waarbij de partij voor alles de ideologie bewaakt, het leger de nationale veiligheid en het kabinet de economie en de internationale relaties. Kim Jong Il speelde deze groepen constant tegen elkaar uit om het land stabiel te houden.
Overigens was dit geen vrijwillige keuze van Kim Jong Il geweest, maar was die uit nood ontstaan. Het wegvallen van de steun van de Sovjet-Unie, de dood van zijn vader Kim Il Sung en de hongersnood in de jaren 90 tastten ingrijpend Kims gezag aan en dwongen hem tot deze strategie.
Juist vanwege die interne verdeeldheid kunnen de VS en de internationale gemeenschap meer invloed op de koers van het land uitoefenen dan doorgaans wordt gedacht, stelt Mceachern. Door het opleggen van sancties en militaire dreiging geven de VS en hun bondgenoten vanzelf de militairen en de partij meer invloed, omdat zij de machtscentra zijn die de nationale veiligheid en ideologische integriteit hooghouden. Bij dreiging vanbuiten hebben die genoeg reden zichzelf ten koste van het kabinet naar voren te dringen. Zodra van dwang vanbuiten sprake was deed het kabinet er het zwijgen toe. Partij en leger weten hoe ze –op hun manier– met buitenlanders moeten omgaan: zo weten ze dat hun land een veel grotere risicotolerantie heeft dan de meeste westerse democratieën. Laat de boel flink escaleren en het Westen bindt wel in, is hun ervaring. Diplomatie komt in het woordenboek van partij en leger niet voor.
Verstandiger is het volgens Mceachern om het regime tot ander, gematigder beleid te verleiden in plaats van te dwingen, omdat alleen dán het tot diplomatie en redelijkheid bereidwillige kabinet weer prominent op het toneel verschijnt.
Juist nu de onervaren Kim Jong Un het verdeel-en-heersspel van zijn vader heeft overgenomen –hij moest wel, omdat hijzelf te politiek te zwak is om de drie machtscentra naar zijn hand te zetten– is te verwachten dat daarbij de nodige ongelukken gebeuren en het subtiele evenwicht tussen leger, partij en kabinet door onhandig gedrag wordt scheefgetrokken ten koste van de een of de ander.
Vooral daarom is het van belang dat de internationale gemeenschap –de VS voorop– hem een handje helpt door aan te pappen bij de vredelievende krachten in zijn land.