Wie de klavecimbelconcerten van Bach mooi vindt en houdt van Händels orgelconcerten, moet eens het Concert champêtre voor klavecimbel en orkest uit 1928 van Poulenc proberen. Of zijn Concert voor orgel, pauken en strijkorkest uit 1938. Kleurrijke muziek van een vijftig jaar geleden overleden componist.
Francis Poulenc werd op 7 januari 1899 in Parijs geboren en overleed daar op 30 januari 1963. Als 20-jarige werd hij lid van de Groupe des Six, waar ook Erik Satie, Arthur Honegger en Darius Milhaud deel van uitmaakten. Jonge componisten die zich afzetten tegen de Duitse romantische traditie en het Franse impressionisme. Het ging om eenvoud en transparantie; het neoclassicisme van Stravinsky was daarbij inspiratiebron.
Poulenc is wel gebrek aan originaliteit verweten, omdat zijn muziek een potpourri lijkt van uiteenlopende stijlen. Romantische akkoorden contrasteren met bitse, neoklassieke dissonanten; 18e-eeuws aandoende melodieën wisselen af met wijsjes uit musical en jazz. Citaten van componisten als Bach, Mozart en Stravinsky komen regelmatig voorbij. Vaak werkt Poulenc met een opeenvolging van grotere en kleinere thema’s, zonder die uit te werken. Dat geeft zijn composities een prettig, stromend karakter.
De gevoelige Poulenc was een tegenstrijdig mens. „Ik ben half monnik, half vagebond”, beschreef hij zichzelf. Nadat zijn vriend in 1932 tijdens een auto-ongeluk overleed, werd hij zwaarmoediger en keerde hij zich tot de kerk. Zijn religieuze gevoelens uitte hij onder meer in zijn Litanies à la vierge noire voor vrouwenkoor en orgel (1936), het Stabat Mater (1950) en het Gloria (1959).
Het zijn juist de contrasten die Poulencs muziek een persoonlijk karakter geven. Mooi voorbeeld is het Concert voor twee piano’s en orkest uit 1932. Daarin is alle ruimte voor grote voorgangers, inclusief een brok Mozart in het middendeel. Tussendoor blaast Stravinsky een stevig partijtje mee, huppelen vrolijke wijsjes rond en zijn er momenten van vervoering en romantische verstilling. Onmiskenbaar Poulenc.
Toch is de Fransman vooral de meester van de kleine vorm. Zijn sfeervolle pianomuziek is daarvan het bewijs. Ook koorliefhebbers kunnen hun hart bij hem ophalen. Geliefd is bijvoorbeeld het prachtige ”O magnum mysterium” uit ”Quatre motets pour le temps de Noël”.
Poulenc was echt een componist voor de menselijke stem. Maar weinigen konden zo fraai teksten op muziek zetten als hij. In zijn liederen en koorwerken klinkt de gevoelige kant van zijn persoonlijkheid door. „Ik geloof dat ik de beste en meest authentieke kanten van mijzelf in mijn koormuziek tot uiting heb gebracht”, zei hij.
Poulenc bepaalde zijn plaats in de 20e-eeuwse muziekgeschiedenis in een brief uit 1942: „Ik weet heel goed dat ik niet tot de componisten behoor die harmonische vernieuwingen doorvoerden, zoals Igor (Stravinsky), Ravel of Debussy, maar ik geloof dat er plaats blijft voor nieuwe muziek die geen rekening houdt met andermans akkoorden. Was dat niet ook het geval bij Mozart en Schubert?”