Promovendus Arends: Bekeringservaring helpt tegen psychose
NIJMEGEN – Wie begrip heeft voor de religieuze achtergrond van iemand die aan een psychose lijdt, kan beter zorg verlenen. Religie en een duidelijke bekeringservaring kunnen houvast aan psychotici geven, maar ook weer aanleiding zijn tot godsdienstwaan, stelt dr. Cor Arends. Hij promoveerde woensdag in Nijmegen op de mysterieuze relatie tussen psychose en religie.
In zijn proefschrift ”If Billy Sunday Comes to Town. Een fundamenteel-theologische casestudy naar de waan bij Anton T. Boisen” (uitgave in eigen beheer) verkent Arends, geestelijk verzorger in de psychiatrie in Zon & Schild te Amersfoort, de relatie tussen psychose en religie. Hij doet dit naar aanleiding van de psychotische crises van de Amerikaanse predikant Anton T. Boisen (1876-1965).
Boisen was een presbyteriaans calvinist die een sterk besef had van schuld en oordeel, maar tegelijkertijd open stond voor de pinksterbeweging en evangelicale opwekkingspredikers zoals Dwight Moody (1837-1899) en Billy Sunday (1862-1935). Deze legden de nadruk op persoonlijke wedergeboorte en een duidelijke bekeringservaring, met als noodzakelijk gevolg het streven naar volmaaktheid en heiliging. Terwijl de calvinistische traditie de nadruk legde op de inhoud van het geloof, benadrukten de methodistische opwekkingsbewegingen het moment van ”awakening”, vergezeld van gevoel, bekering en extase.
Boisen kritiseerde de liberale kerken van zijn tijd dat zij mensen links laten liggen die in geestelijke moeilijkheden komen omdat zij niet die crisiservaring hebben gekend zoals Paulus en Billy Sunday noch daaruit de verlossing hebben ervaren. Volgens Boisen, vader van de klinisch pastorale vorming én zelf psychiatrisch patiënt, zouden kerken dokters van de ziel moeten opleiden om mentale moeilijkheden te behandelen die niet primair organisch zijn, maar spirituele problemen.
Boisen putte uit verschillende bronnen van de Reformatie. Zijn hart lag volgens Arends uiteindelijk bij het piëtisme van John Wesley, John Bunyan en George Fox (stichter van de Quakers). Allen waren het mannen die intens geworsteld hebben met hun geloof, met name hun persoonlijk geloof. Hoogst persoonlijk zondebesef en bekering waren noodzakelijk om tot genezing te komen. Arends: „Boisen staat in deze lijn van individualisering en persoonlijke toerekening van schuld en falen. In de kern was dat zijn alternatief voor de psychiatrie van zijn tijd.” Om gered te kunnen worden als patiënt in de inrichting was inzicht, verstandelijke vaardigheid en zondebesef nodig. Wie dit besef niet had, leed volgens Boisen aan een organische stoornis of wilszwakte, en moest worden aangepakt.
Arends: „Het ging om het doorbreken van het religieuze inzicht. Een religieuze ervaring betekende een doorbraak in zondebesef en de noodzaak tot bekering moest gevoeld worden. Dit element van persoonlijke bekering had hij gezien bij de revivalbeweging, de Billy Sundays van zijn tijd. De psychiatrie stond, scherp gesteld, buiten deze mogelijkheid tot redding.”
Arends plaatst zijn onderzoek in het kader van de ontwikkelingen in de moderne theologie en haar nadruk op ervaring. Ervaring is de plaats van openbaring geworden. Het geloof ontstaat niet meer op gezag maar komt voort uit een innerlijk doorleefde toe-eigening. Er zijn authentieke ervaringsverhalen nodig om het ”nieuwe geloofsmodel” ingang te doen vinden, aldus Arends. De 19-de eeuw kent daarom vele bekeringsverhalen die als model gebruikt worden voor het ”ware geloof”. De toenemende aandacht voor het innerlijk is volgens Arends een gevolg van het wegvallen van de objectieve zekerheid in het geloof.
Het innerlijk kan echter ook ziek zijn en belaagd worden door allerlei wanen. In de waan verliest de mens het contact met zichzelf en met God. Er is geen inhoudelijk houvast meer. Psychotische mensen zoeken naar zekerheid over wat hen is overkomen. Zij benoemen hun ervaringen soms als openbaring. Religieuze charismatische vernieuwers beroepen zich steevast op een bijzondere openbaring.
In de twintigste eeuw is er volgens Arends een vloed van onderzoeken waar het dilemma bekering of psychotische ervaring wordt geanalyseerd. Religie kan naast vertroosting ook ontworteling geven en tot (godsdienst)waan leiden. Mensen die lijden aan godsdienstwaan denken dat ze God zijn, niet uitverkoren zijn of juist wel, zij zien duivels of worden verteerd door angsten dat ze uiteindelijk niet gered worden.
Veel onderzoek naar de (religieuze) waan laat de waarheidsvraag en de theologische betekenis die aan de religieuze waan gehecht moet worden open. Religie fungeert bij psychotici soms als een bron van hoop en kracht. „Niemand kan mij roven uit zijn hand”, zei een patiënt op Zon & Schild. Arends: „Er is een innerlijke heilige ruimte ontstaan welke bron is van vertrouwen. Deze gaat boven de stoornis uit. Het is een bron geworden om te kunnen overleven en te leven.”
Vooral voor de mensen die een psychotische crisis hebben doorgemaakt is de vraag van levensbelang of zij een psychotische waan dan wel een religieuze ervaring met betekenis hebben doorgemaakt. Arends stelt dat de psychiatrie meestal terughoudend is om inhoudelijk in te gaan op de waanvorming bij patiënten. „De psychiatrie acht het niet tot haar terrein inhoudelijke uitspraken te doen over de waarde van specifieke religieuze belevingen. Religie wordt beschouwd als een particulier verschijnsel, horend bij de betreffende persoon en de behandelaar dient daarin een neutraal standpunt in te nemen.”
De psychiater heeft volgens Arends te weinig invoelingsvermogen voor het verschijnsel van godsdienstwaan en probeert deze eenzijdig tegen te gaan met medicijnen. De vele medicijnen maken de levensverwachting en kwaliteit van het leven echter aanzienlijk korter. De promovendus concludeert dat het levensperspectief van mensen met een ernstige psychische handicap slechter is dan van de ‘gewone’ bevolking.