„Samenleving niet gebaat bij laffe christen”
Er moet nieuwe polarisatie komen. Liberalen moeten weer liberaal zijn, socialisten weer socialist en christenen weer christen. De samenleving is niet gebaat bij halve of laffe christenen. Tegelijk dienen christenen in een keiharde samenleving zachtmoedig te zijn.
Dat betoogde dr. ir. J. van der Graaf donderdag op het congres van het Platform Waarden en Normen, waarin vijftig christelijke organisaties participeren. De voormalige secretaris van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk citeerde uit een essaybundel over waarden en normen die donderdag aan premier Balkenende is aangeboden. In het boekwerk, onder redactie van Van der Graaf, laten auteurs van orthodox-protestantse signatuur hun licht schijnen over waarden en normen op allerlei levensterreinen.
Voor een afgeladen Hervormd Centrum in Hardinxveld-Giessendam kruiste Van der Graaf de degens met de filosoof prof. mr. P. B. Cliteur, werkzaam aan de juridische faculteit van de Leidse universiteit.
Cliteur, die zich verwant voelt met het conservatisme, bepleit een seculiere staat en een seculiere publieke moraal. Religie moet geen grondslag voor de moraal zijn. Een beroep op de Joods-christelijke wortels van de Nederlandse samenleving doet Cliteur af als sentimentalisme, zinloos gebabbel. „Het heeft geen zin te mijmeren over christelijke wortels die onze cultuur zou hebben. Daaraan kun je toch geen rechten ontlenen voor de inrichting van het huidige bestel. Je gaat toch ook niet onze huidige staat volgens Germaanse beginselen van voorheen inrichten?”
Daartegenover betoogde Van der Graaf dat een ontkenning van de christelijke cultuur in Nederland „puberaal en historisch onzinnig” is. Daarmee citeerde hij Wöltgens, voormalig voorman van de PvdA in de Tweede Kamer. Van der Graaf wees erop dat een publieke moraal die geworteld is in het heidendom ook haar goden kent. „Dat zijn de goden van deze tijd. Op zijn best is dan humanisme het levensbeginsel. Maar zonder hogere macht, zonder een externe toeschouwer zijn we overgeleverd aan willekeurige inzichten van denkers en politici. De willekeur gaat dan heersen, de samenhang ontbreekt.”
Alleen de wet van de Tien Geboden (de decaloog) helpt de samenleving werkelijk verder, benadrukte Van der Graaf. „Het is de grondwet van een Koninkrijk dat niet aan de grillen van machthebbers is onderworpen, maar heilzaam is voor mens en samenleving, omdat het de mens ten goede is.” Hij wees op de „hoogwaardigheid” van de wet. „Denk aan de hoogwaardige milieuethiek in Israël. Denk aan de instelling van een rustdag eens in de zeven dagen. Dat ritme van een dag rust is nodig. Ik zou niet op het idee zijn gekomen. Mijn goede God wel.”
Leven volgens de normen van de Tien Geboden is ook leven in de navolging van Christus, benadrukte de oud-secretaris van de Gereformeerde Bond. „Bij en in Hem alleen is de wet in goede handen. In de navolging gaat het dan om Zijn gerechtigheid en Zijn barmhartigheid, ook voor de sociale ethiek in het politieke en maatschappelijke handelen.”
Het alleen maar oppoetsen van de klassieke deugdenleer uit de Oudheid bied geen soelaas, betoogde Van der Graaf. „Een echt reveil bestaat niet louter in de invoering van regels en geboden, maar vraagt om een dieper, want geestelijk reveil. Het vraagt om innerlijke reiniging. Die vinden we bij Hem die meer is dan filosofen of schrijvers uit de antieke cultuur, bij Hem die meer is dan Plato.”
In debatten tussen christenen en andersdenkenden over moraal is het wel of niet geloven in God, het metafysische, als het puntje bij het paaltje komt hét grote geschilpunt, verzuchtte Van der Graaf. Als er dan zo’n grote kloof is, vroeg discussieleider Dolf Lok, heeft verder discussiëren dan wel zin? Van der Graaf: „We moeten blijven praten. Hoe slaan wij, mensen met een belijnde visie, gegrond op het Woord van God, die brug naar de seculieren? Daarop zullen christenen zich meer moeten bezinnen.” Cliteur: „Als we in gesprek zijn met elkaar, worden beide partijen beïnvloed. Misschien neemt u ietsjepietsje aan van mijn verhaal. Ik op mijn beurt doe dat allicht ook.”
Voor Cliteur is de Bijbel allerminst gezaghebbend. „Het is een bron van inspiratie, net zoals de koran of de verhalen van Charles Dickens.” Met sommige verhalen uit de Bijbel kan de Leidse hoogleraar niet uit de voeten. „Dat God aan Abraham vraagt om zijn zoon te offeren, vind ik ethisch verkeerd.”
Te allen tijde moeten christenen hun toevlucht nemen tot het gebed, stelde Van der Graaf, ook al wordt dat gebed gezien als een „vreemd element” in het maatschappelijk debat. „Zo geven christenen de zaak uit handen, altijd Hopend op betere tijden. Hopend met een hoofdletter. De Engelse historicus Toynbee zei dat de overleving van een volk, een beschaving, een cultuur altijd weer te danken is aan een weerbare minderheid, die tegen de stroom oproeide. Onze weerbaarheid ligt in het gebed.”
In een gloedvol betoog bestreed gevangenispastor Willem den Hertog de opvatting van professor Cliteur dat de mens niet te verbeteren is. Den Hertog: „De mens is wel degelijk verbeterlijk. Door de genade van Jezus Christus. Ik ken een zware crimineel die een halfjaar geleden met alles spotte. Totdat het Woord hem raakte. Toen is hij totaal veranderd. Het Evangelie biedt echte vrijheid. Professor, u bent zo’n vriendelijke man. Geloof het Evangelie.”