Marten Toonder was beslist geen minkukel
Het Bommelding weet van geen ophouden. Het werk van Marten Toonder (1912-2005) leeft ook na zijn dood nog voort. Rond de honderdste geboortedag van de auteur en tekenaar is er zelfs een brede keur aan activiteiten.
Op de schrijfschool zou het werk van Toonder trouwens op de eerste bladzijde al rode strepen hebben ontvangen. Veel van zijn verhalen beginnen met ”toen”, ”op een dag” of een andere tijdsbepaling. Wil je erbij horen in het schrijverswereldje, dan doe je dat niet. Maar Toonder deed het wél.
Ook vreemd was dat hij veel tekeningen voor zijn verhalen zelf maakte. De beeldverhalen –twee kolommen tekst met drie plaatjes erboven– schreef en tekende Toonder zelf. De ballonstrips –zoals onder meer in de Donald Duck– en de reclame-uitingen met Tom Poes werd door medewerkers in de Toonder Studio’s gemaakt.
Níéts ging trouwens zonder zijn goedkeuring de deur uit. Zelfs het witte stipje op de neus van Tom Poes moest goed staan. Voor zijn personeel was Toonder niet mals – teer gestel of niet.
Bommel boeit nog altijd lezers van acht tot tachtig. Alle leeftijden vinden er iets in wat van hun gading is. Er zijn maar weinig schrijvers die dat Toonder nadoen.
Daarom wekt het geen verwondering dat uitgeverij De Bezige Bij de honderdste geboortedag –vandaag– aangrijpt om enkele bundels te herdrukken (met historische inleiding). Datzelfde geldt voor de diverse tentoonstellingen in dit Toonderjaar.
Doorgaans richten auteurs zich niet op brede leeftijdsgroepen. Al eeuwenlang is vrijwel alle literatuur voor volwassenen. Daarnaast is er lectuur voor jongeren en leesgoed voor kinderen. Maar Toonder bindt oud en jong.
Het is moeilijk te zeggen wat het geheim van de ”Bommelsaga” is. De karakters zijn immers bijzonder voorspelbaar. Olivier B. Bommel –heer Ollie– is een archaïsche figuur die op aristocratische wijze wordt bediend door knecht Joost. In zijn doen en laten is hij even onhandig als Donald Duck en als Lambik uit ”Suske en Wiske”. Allesbehalve een held. Maar uiteindelijk trakteert hij op een „eenvoudige doch voedzame maaltijd” waarbij hij zichzelf tot redder in nood uitroept. Gelukkig voor Rommeldam weet vriend Tom Poes zich daar in te schikken.
En toch gaan de Bommelverhalen dieper dan die over Suske en Wiske en Donald Duck. Neem alleen al het taalgebruik. Daarin zitten de vaste elementen, met „als je begrijpt wat ik bedoel”, „zoals mijn goede vader altijd zei” en „dat is te zwaar voor mijn teer gestel.” Uitdrukkingen als ”kommer en kwel”, ”minkukel” en ”verzin een list!” komen volgens kenners oorspronkelijk uit het denkraam van Toonder.
Toonder toont zich in zijn boeken een groot woordkunstenaar. Het is verbazingwekkend hoe veel nieuwe woorden direct begrijpelijk zijn. Niemand hoeft zich af te vragen wat de ”argwaners” zijn, en een titel als ”De weetmuts” roept direct nieuwsgierigheid op. De naam ”Kwetal” past precies bij zo’n eigenwijs mannetje. Toch worden deze woordspelingen nooit kinderachtig. Daarom is Bommel leerzame kost voor iedereen die zich van taal bedient – van de dokter tot de dominee.
Sommige woorden zijn iets lastiger. Wat ”minionen” zijn, zal men echt uit het boek moeten opmaken, evenals het ”spijtlijden”, of de ”geweldige wiswassen”. Voor veel Toonderliefhebbers schuilt in dit soort woorden nu juist de echte Bommelknipoog. Die lichte noot, dat is de kracht.
Die ironie zit ook in de verhalen. Bommel is een Echte Dikdoener, maar daarmee is hij dan ook de spotvogel. Hij voelt zich een geweldig kasteelheer, de baas over alles en nog meer. Maar als hij met de Oude Schicht voorbijhobbelt, staat er nergens een pachter te buigen.
Die aanstellerige gewichtigheid van heer Bommel is juist een van de leuke elementen uit de reeks. Voor volwassenen is dit minstens zo herkenbaar als voor kinderen.
Geregeld kruisen geheimzinnige magiërs Bommels paden. Er zijn raadselen genoeg om de nieuwsgierigheid te prikkelen. Niet voor niets was het werk van de Engelse schrijver Tolkien Toonder dierbaar. Dat Keltische lijkt soms inderdaad beslist occult.
Dit roept de vraag op of Toonder een (levensbeschouwelijke) boodschap had met zijn werk. In 2007 schreef Willem Venerius het boek ”Heer Bommel en het para-abnormale”. Daarin stelt hij dat het werk van Toonder voldoende bewijs bevat dat hij op de hoogte was van de esoterische wereld, maar dat hij zelf geen ingewijde was.
Komend najaar verschijnt er een boek over de invloed van de Bijbel op de Bommelverhalen, zowel op de taal als op de inhoud. Die invloed is er zeker. Het verhaal ”De zelfkant” bijvoorbeeld is duidelijk geënt op het Bijbelboek Job. In ”De Grote Onthaler” schetst de auteur een karikaturaal beeld van God.
Toch blijft Toonder hierin ongrijpbaar. Hij is niet iemand met een boodschap. Hij is een kunstenaar die met allerlei bouwstenen zijn éígen verhaal maakt. En dat is vooral lichtvoetig. Hij neemt iedereen in het ootje, de waarzegger zowel als de catecheet.
Alles wijst erop dat Toonder zelf –hoewel hij ooit belijdenis deed in de hervormde kerk– geen samenhangende levensbeschouwing had. Dat beeld wordt bevestigd in het boekje ”Dat moet ik Marten Toonder vertellen”, waarin Klaske Klassenberg vertelt over haar ervaringen met de schrijver-tekenaar in zijn laatste jaren.
Allereerst stelt hij daar dat er geen gedachte bestaat zonder een lichaam. Met het lichaam verdwijnt dus ook het bewustzijn. Menselijk gezien is dat een begrijpelijke gedachte, maar beslist niet Bijbels. Verder stelt hij dat er in den beginne „géén Woord” was. Er waren eerst stemmingen, en daarna een vonk. Toonder noemt dat „flits”, een Toonderwoord voor inspiratie. Veel meer dan dit wist Toonder er na 93 jaar niet over te zeggen.
Al deze gedachten maken het lezen van Toonder net als het pellen van een ui. Je kunt de Bommelsaga steeds verder uitkleden, totdat je bij de kern komt. Maar zonder boodschap blijft die kern wel wat leeg, als je begrijpt wat ik bedoel. Maar een minkukel was Toonder beslist niet.
Boekgegevens
”Dat moet ik Marten Toonder vertellen”, door Klaske Kassenberg; uitg. Aspekt, Soesterberg, 2011; ISBN 978 94 6153 076 9; 101 blz.; € 16,95;
Diverse verzamelbundels met herdrukken en korte historische inleidingen van Marten Toonder bij uitgeverij De Bezige Bij.
De website toonderjaar.nl vermeldt alle activiteiten in 2012 en 2013. Momenteel zijn er bijvoorbeeld tentoonstellingen in het Belgisch Stripmuseum in Brussel (www.stripmuseum.be 0032-22191980) en het Stripmuseum in Groningen (www.stripmuseum.nl 0900-0200).