Goed weer als eerste levensbehoefte
Vraag hem wat voor zomer het was in 1503 en hij weet het. Jan Buisman (78) is officieel historisch geograaf, maar een groot deel van zijn leven hield hij zich bezig met de historie van het weer. „Vroeger was een gunstig klimaat een primaire levensbehoefte.”
„Weet je dat het precies 500 jaar geleden is dat heel Harderwijk afbrandde?” valt Buisman met de deur in huis. De weerhistoricus is helemaal thuis in de geschiedenis van het weer in Nederland en houdt zich momenteel bezig met een uitgebreid project: Duizend jaar weer, wind en water in de Lage Landen. „Die brand in Harderwijk kwam door het type weer zoals we dat nu hebben. Ja, de zomer van 1503 was me er eentje.”
Volgens Buisman is dat het grote verschil tussen vroeger en nu. „Een warme periode wordt nu als leuk ervaren, soms als een beetje hinderlijk misschien. Verder gaan we gewoon onze gang. Maar vroeger was het echt levensgevaarlijk. Mensen hadden geen informatie, want er was geen weerbericht. Ook was er een grote kans op hongersnood.” Nu is dat allemaal anders, met airconditioning en voedsel dat voor een groot deel uit andere landen komt. „Als middeleeuwer was het geen pretje om in een brandende stad met houten huizen je weg naar buiten te vinden. Je kunt wel stellen dat een goed klimaat in die tijd een primaire levensbehoefte was.”
Welke zomer uit uw leven maakte op u de grootste indruk?
„Zonder twijfel de zomer van 1947. Die zullen veel mensen zich nog kunnen herinneren. Ik heb toen een hele maand gekampeerd, dat was fantastisch. Maar liefst vier hittegolven kwamen over Nederland. Maar er zijn wel meer perioden geweest die qua weer veel indruk op me gemaakt hebben. Als klein kind beleefde ik bijvoorbeeld de grootste watersnood van Nederland, die van 1926. Ik woonde toen in Culemborg en zag de zandzakken op de dijken liggen.”
Hoe bent u zover gekomen om boeken over het weer te gaan schrijven?
„Als klein kind al vond ik het weer iets prachtigs. In 1938 ben ik begonnen om alles wat met het weer te maken heeft op te schrijven, drie keer per dag. ’s Morgens om acht uur, ’s middags om een uur of twee en ’s avonds weer om acht uur. De verschillende typen wolken, de windsnelheid, het aantal uren zon, noem maar op. Dit heb ik veertien jaar gedaan, ook tijdens de oorlog, toen het verboden was. Ik maakte toen eigen weerberichten. Al deze informatie heb ik in 1961 gepubliceerd in het boek ”Weer of geen weer”. Het KNMI zei toen: Hé, laat hij dat nog maar een keer doen, alleen dan van 1000 jaar. Zo ben ik aan mijn huidige project begonnen.”
Wat houdt uw project in en wat kunnen mensen ermee?
„Van de Europese Unie kreeg ik subsidie om alle weertypen en statistieken van de afgelopen 1000 jaar op een rij te zetten. Ik ben begonnen bij Karel de Grote, met de strenge winter van de jaren 763/764. Waarom? Uit de tijd voor Karel de Grote is er bijna niets bekend, omdat niemand wat opschreef. Deel vijf van mijn werk is nu bijna af, dat moet volgend voorjaar in de winkel liggen. Daarna komt deel zes, dat handelt over de negentiende eeuw. Hoe lang het nog gaat duren voordat ik alles af heb weet ik niet, maar na deel vijf gaat het veel sneller. De periode die dit deel beslaat is de tijd waarin de thermometer werd uitgevonden. Daardoor kom ik veel tegenstrijdige temperatuurwaarnemingen tegen. Ook heb ik alle zeeslagen meegenomen in mijn verhandeling, inclusief alle soorten winden en stormen. Dat kost veel tijd. Nee, mijn boeken kun je niet zomaar lezen, dan word je helemaal dol. Het zijn naslagwerken voor historici en andere wetenschappers.”
Wat vindt u zelf van dit warme weer?
„Ik vind het prima weer zo. Daarin ben ik anders dan de meeste Nederlanders, bij wie het niet zo snel goed is. Eerst willen ze allemaal een mooie warme zomer, dan krijgen ze een mooie zomer en dan is het weer te warm. Als het straks toevallig een dagje regent, is het weer niet goed. Ik ben echt een zonliefhebber. Niet dat ik op het strand ga liggen bakken of zo, daar kom je alleen maar als een rooie kreeft vandaan. Geef mij maar mooi weer en een mooi bos, dan heb ik het echt naar mijn zin.”
In de zomer van 1947 lag de gemiddelde temperatuur op 18,7 graden Celsius. Buisman acht de kans groot dat deze zomer een hoger gemiddelde gaat halen. In bokstermen: „Met een knock-out gaan we het niet redden, want ik zie geen vier hittegolven over ons land trekken. We kunnen het wel winnen op punten, omdat de dagen voor en na een hittegolf tegenwoordig warmer zijn dan een halve eeuw geleden. Het is zeker mogelijk dat we op een hoger gemiddelde uitkomen dan dat van de legendarische zomer van 1947.”