Kledingregels op reformatorische scholen: een uitermate gevoelig onderwerp. De meningen en visies lopen soms ver uiteen en de gemoederen kunnen hoog oplopen. De grote lijn is helder, in de details treedt de nuance op. Een pleidooi om rekening te houden met elkaar.
Het moet ergens in de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn geweest dat een predikant tijdens de opening van een verenigingsseizoen een typering gaf van sommige jongeren van het vrouwelijke geslacht: „Kort van stof, diep van inzicht.”
Wie dacht dat de predikant daarmee bedoelde dat de meiden weinig kletsten en geregeld blijk gaven van hun wijsheid en kennis, had het mis. Terwijl de predikant de woorden „kort van stof” uitsprak, maakte hij met zijn hand een horizontale beweging op zijn benen, een centimeter of 20 boven zijn knieën. En toen hij zei: „diep van inzicht”, beschreef hij met zijn hand op zijn borst een halve cirkel van de ene schouder naar de andere. De bedoeling was helder: de rokken zijn te kort en de decolletés te diep.
Reformatorische scholen zijn voor veel buitenstaanders vooral herkenbaar aan de kleding van de dames. De grote lijn is helder: vrouwelijke leraren en leerlingen moeten in een rok of jurk op school verschijnen en de kleding mag niet uitdagend zijn.
De reden voor een verbod op het dragen van een broek door een vrouw ligt vooral in Deuteronomium 22:5: „Het kleed eens mans zal niet zijn aan een vrouw, en een man zal geen vrouwenkleed aantrekken; want al wie zulks doet, is den Heere, uw God, een gruwel.”
C. Giljam, lid van het college van bestuur van het Calvijn College in Zeeland, vindt eerbaarheid ook een belangrijk criterium als het om kleding gaat. Wat de apostel Paulus in 1 Timotheüs 2:9 schrijft speelt daarbij een belangrijke rol: „Desgelijks ook, dat de vrouwen, in een eerbaar gewaad, met schaamte en matigheid zichzelven versieren, niet in vlechtingen des haars, of goud, of paarlen, of kostelijke kleding.”
Concreet betekent het dat leerlingen van het Calvijn College niet in vrijetijdskleding naar school mogen komen, dus niet in kleding zonder mouwen. „Ook mogen jongens niet in korte broek verschijnen. Van meisjes vragen een we rok op minimaal knielengte. Leggings zijn bij ons niet verboden. De roklengte is bepalend. Als de meiden laarzen aanhebben, kun je sowieso niet zien of ze een legging dragen of een maillot.”
Controle is er ook, maar staat op de Zeeuwse school niet bovenaan: „We kiezen allereerst voor een pedagogische benadering. We hebben daarvoor in overleg met de leerlingraad ook lesmateriaal ontwikkeld met een video. Dat werkt goed.”
En wat betreft die controles: „We zijn geen rechercheurs, maar als we kleding zien die niet aan de normen voldoet, treden we op. We hebben ook schoolrokken, maar ik zou niet weten hoe vaak we daarvan gebruik moeten maken.”
Verschil van inzicht blijkt er wel te bestaan over de leggings; „maillots zonder voetjes”, zoals leerlingen ze soms noemen. Op het Van Lodenstein College (Amersfoort) en op de Jacobus Fruytier Scholengemeenschap (Apeldoorn) zijn ze in ieder geval verboden. Ook handelen scholen verschillend als het gaat om het omkleedbeleid. Op het Driestar College (Gouda) mogen de meiden zich in een speciale kleedkamer omkleden. Bij andere scholen gebeurt dat in het fietsenhok of daar dicht in de buurt. Overigens lijkt het erop dat de Driestarmeiden vaker dan bij andere scholen in een broek naar school komen. Bij koud weer fietst meer dan driekwart van hen in een broek van huis naar school en omgekeerd.
Bedekking
W. Büdgen, voorzitter van het college van bestuur van het Wartburg College (Rotterdam), vindt een voortdurende bezinning op de kleding van meisjes én jongens op scholen, binnen kerken en bij ouders geboden. Het uitgangspunt daarbij is voor hem „het Bijbelse gegeven dat God de kleding na de zondeval gegeven heeft om te bedekken, niet om te ontdekken.” Het zou Büdgen een lief ding waard zijn als dáár in de achterban van de school meer over werd gesproken.
Verder geeft de Rotterdamse schoolleider eerlijk aan dat er bij reformatorische scholen „een legitieme diversiteit” bestaat op een aantal punten. „Dat mag ook. Die moeten we ook van elkaar accepteren, uiteraard binnen de grenzen van Bijbelse gegevens.”
Büdgen vraagt begrip voor de positie van de scholen. „We krijgen geregeld kritische opmerkingen van ouders, kerken en ook basisscholen. De een vindt ons te gemakkelijk en de ander vindt ons te enghartig. Er is soms sprake van een zekere overgevoeligheid. Dat betekent dat we niet altijd keuzes kunnen en willen maken die door iedereen met instemming worden begroet. Zo hebben wij als Wartburg College de verantwoordelijkheid of een legging nu wel of niet mag, teruggelegd bij de ouders.”
Naar de mening van Büdgen mogen ouders best wel eens kritischer kijken naar de kleding waarmee ze hun kinderen naar school sturen: „Ook als ouders en kinderen zelf vinden dat iets wel kan, kan het voor anderen nog wel aanstootgevend zijn. Daar mag best meer rekening mee worden gehouden.”
Dit is het tweede deel van een serie over de omgang van reformatorische middelbare scholen met veelbesproken gedragsregels.