Cultuur & boeken

Jongeren geloven niet meer zoals vroeger

De kerken in Nederland hebben te maken met ingrijpende veranderingen. De betrokkenheid op de kerk neemt af. Dat wil niet zeggen dat er buiten de kerk geen aandacht is voor geloof of spiritualiteit. Degenen wel bij de kerk betrokken zijn, geloven op een andere manier dan de generatie ervoor. Deze veranderingen gaan de reformatorische kerken niet voorbij.

ds. M. J. Schuurman

5 September 2011 21:06Gewijzigd op 14 November 2020 16:28Leestijd 5 minuten

Medewerkers van de Christelijke Hogeschool Ede hebben deze veranderingen vanuit theologische en sociaalwetenschappelijke invalshoeken bestudeerd. Met het boek ”Onder spanning. Een veelzijdige kijk op veranderingen in kerk en samenleving” willen de auteurs predikanten, kerkenraadsleden en andere leidinggevenden helpen om met deze veranderingen om te gaan.

Neem als voorbeeld Jan en Linda. Drie jaar geleden werden zij lid van de gemeente in een grote stad. In de loop van de tijd haakten zij af. De predikant van de gemeente ontmoet hen als zij in een doopdienst aanwezig zijn en realiseert zich dat hij hen een tijd niet heeft gezien. Hij maakt een afspraak met het stel. Tijdens het bezoek vertellen Jan en Linda waarom zij niet meer komen: te druk. God speelt nog wel een rol in hun leven, maar het geloof is niet meer vanzelfsprekend. Eerst gingen ze nog wel voor hun kinderen naar de kerk, maar op een gegeven moment raakte de kerk buiten beeld. Ook al is het verhaal voor de predikant niet nieuw, hij raakt erdoor van slag. Hoe kan dit toch steeds gebeuren bij gemeenteleden in de leeftijdscategorie van 30 tot 50 jaar?

Vanuit de sociologie en de antropologie wordt er gewezen op de kerkelijke subcultuur. In het dorp van Jan en Linda hoorde geloven er gewoonweg bij. Als die subcultuur wegvalt, moeten ze zichzelf motiveren om naar de kerk te gaan. Verhuizing is vaak een aanleiding om af te haken. De stap naar een nieuwe kerkelijke gemeenschap is vaak te groot. Vanuit de psychologie en de pedagogiek wordt er gekeken naar de opvoeding: door het gezin van herkomst en de kerk waarbij ze eerst hoorden, zijn ze niet voorbereid op deze nieuwe fase in hun leven. Men realiseerde zich niet dat de vanzelfsprekende betrokkenheid op de kerk een uitzondering is.

Had het boek meer van zulke voorbeelden gehad, dan was het een spannende en zinvolle uitgave geweest. Het merkwaardige is dat de studies de ondertitel niet waarmaken. Het gaat niet over de kerk of over veranderingen in de kerkelijke praktijk. Dit boek vertoont een handicap die vaak optreedt als er binnen reformatorische kring wordt nagedacht over geloof en wetenschap. Men focust op de vooronderstellingen: kunnen bepaalde wetenschappen wel iets over God of geloof zeggen? Men blijft vaak in deze vraagstelling steken. Ook in dit boek is dat het geval. De theologen geven de kaders aan waarbinnen de sociale wetenschappen mogen meedoen. Is het gezamenlijk bestuderen van de praktijk niet zinvoller en interessanter dan de discussie of sociale wetenschappen de praktijk wel kunnen bestuderen?

In de bestudering van de praktijk speelt de theologie niet echt een rol van betekenis. Er zijn veel theologische vragen te stellen over de opstelling van de predikant en de gemeente. Kan van mensen die gedoopt zijn wel gezegd worden dat God naar de achtergrond is verdwenen? Hoe komt het dat de predikant van slag raakt van dit verhaal? Zijn kerkgang en geloof wel vanzelfsprekend?

Bovendien wordt er een problematische visie op theologie gehanteerd. Het verschil tussen theologie en sociale wetenschappen is volgens dit boek dat de theologie normatief is. Dit is echter geen houdbare visie op theologie. Een synode of een geloofsbelijdenis is normatief, maar een theologie kan dat nooit zijn. Het gaat nog eens mis doordat er modellen worden gepresenteerd om de praktijk te analyseren. Leiden deze modellen er niet toe dat mensen in een hokje worden gestopt? Helemaal gaat het mis als men gaat bedenken dat er een geestelijke strijd om dit stel gaande is. Het model van de geestelijke strijd leidt ertoe dat de predikant de ontwikkelingen die hij niet begrijpt, gaat beschouwen als een geestelijke strijd die uitgevochten wordt. De predikant wordt door dit model belemmerd om te observeren wat er precies gaande is met Jan en Linda.

Als er toch gesproken wordt over modellen, waarom worden het priesterlijke en het herderlijke model niet genoemd? De predikant kan tegen Jan en Linda zeggen: „In jullie leven is God niet meer vanzelfsprekend aanwezig. Vinden jullie het goed als ik af en toe langskom om jullie te herinneren aan Gods aanwezigheid in jullie leven?”

Jammer genoeg biedt het boek niet wat de ondertitel belooft. Ik hoop dat er een vervolg komt, waarin de theologen en sociaal wetenschappers niet met elkaars theorie in gesprek gaan, maar met elkaar spreken over de praktijk van kerk en geloof. Een gesprek waarin de verschillende perspectieven even waardevol zijn.


Boekgegevens

”Onder spanning. Een veelzijdige kijk op veranderingen in kerk en samenleving”, door Pieter Boersema en Stefan Paas (red.); uitg. Kok, Kampen, 2011; ISBN 978 90 435 1894 9; 373 blz.; € 19,90.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Vond je dit artikel nuttig?

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer