Muziek

Bachs cantates onder vier handen genomen

De broers Euwe en Sybolt de Jong trekken de aandacht met hun arrangementen van Bachcantates voor orgel vierhandig.

15 July 2011 16:01Gewijzigd op 14 November 2020 15:50
Euwe en Sybolt de Jong. Foto Euwe en Sybolt de Jong
Euwe en Sybolt de Jong. Foto Euwe en Sybolt de Jong

De afgelopen jaren verscheen een geprezen serie cd’s met arrangementen voor orgel vierhandig van cantatedelen van J. S. Bach. De broers gaan in de loop van dit jaar het vijfde deel inspelen. Ook van Mendelssohn werden composities bewerkt en op cd gezet.

Ze schelen vijf jaar: Euwe (1956) en Sybolt (1961) de Jong, opgegroeid in een predikantsgezin in het Friese Bakkeveen, later in diverse plaatsen in de provincie Groningen. Thuis werd er weinig aan muziek gedaan, zegt Euwe. „Vader en moeder kwamen uit boerenfamilies. Muziek stond niet bepaald op de prioriteitenlijst. Voor muziekles was geen geld. Vader werd in 1960 predikant. Hij speelde psalmen op het harmonium, alleen op de zwarte toetsten.” Sybolt: „Hij kon maar drie of vier psalmen. Soms was er in de dienst geen organist. Dan besteeg hij zelf het harmonium.” Euwe: „Ik weet nog dat mijn neef met één vinger ”Nu sijt wellekome” speelde. Dat sprak mij erg aan. Ik ben toen op les gegaan, van het traktementje van vader.”

Later gingen de twee op orgelles bij Piet Wiersma in Groningen. Gezellige lessen, waar veel gepraat en gelachen werd. Het onderricht van Wiersma vormde een gedegen vooropleiding voor het conservatorium. Euwe: „Piet was een kleurrijk figuur. Hij heeft ons enthousiasme voor het orgel bijgebracht, geweldig! Hij zei: „Jullie mott’n naar ’t conservatorium, de heule dag orgelspeul’n is het mooiste wat er is, ja.” Piet heeft veel jonge mensen voor een vakopleiding klaargestoomd. Hij noemde zichzelf een hofleverancier. Onze ouders hebben ons enorm gestimuleerd.”

Sybolt: „Bij Wiersma heb ik voor het toelatingsexamen Bachs preludium en fuga in C-groot BWV 547 ingestudeerd. Dit stuk heb ik ook op het eindexamen van het conservatorium gespeeld.” Euwe: „Wiersma leerde je bijvoorbeeld bij Bachspel een soepel maar strak gaand ritme binnen een natuurlijke puls, zodat je niet van die zwempartijen krijgt. Weet je wat het is, zei Piet: dan zit je in de auto en hoor je voor de radio zo’n organist die de ene keer sneller, dan weer langzamer speelt. Dus duw je de ene keer je gaspedaal dieper in, de andere keer laat je weer los.”

De broers leggen niet alleen hun oor te luisteren binnen de orgelwereld. Ze pikken veel op van dirigenten als Masaaki Suzuki en Philippe Herreweghe. Euwe. „Hun tempokeuze en articulaties zijn zo overwogen, het zijn echt mijn favorieten als het om Bachcantates gaat.”

Voordoen-nadoen

Euwe studeerde aan het Stedelijk Conservatorium te Groningen orgel bij Wim van Beek en muziektheorie bij Rein Ferwerda. In 1982 behaalde hij het diploma uitvoerend musicus orgel, in 1985 het diploma hoofdvak theorie. Euwe herinnert zich Van Beek als een man met een grote natuurlijke muzikaliteit en een lesmethode van voordoen-nadoen. „Hij heeft mij technisch en artistiek gevormd. Van Beek zei weinig, liet je de dingen zelf ervaren en ontdekken. Het gevolg is dat zijn leerlingen heel verschillende organisten zijn geworden.” Van Rein Ferwerda kreeg Euwe „een algemene attitude voor muziek” mee. „Rein leerde je composities analyseren, zijn analytisch en harmonisch inzicht was buitengewoon. Ik ben daarna muziektheorie als hoofdvak gaan studeren.” Euwe is directeur van de Schumann Akademie te Zwolle en organist van het Kampen Boys Choir. Hij is actief als componist en arrangeur.

Ook Sybolt studeerde bij Wim van Beek en later bij Johan Beeftink. Sybolt herkent de opmerking van Euwe dat Van Beek vooral voordeed. Sybolt: „Beeftink was meer instructief, die speelde helemaal niets voor.” Naast orgel studeerde Sybolt klavecimbel bij Jacques Ogg. „Dat ik klavecimbel erbij ging doen, ontstond toevallig”, licht hij toe. „Er werd een stageplek voor een leerling gezocht, en ik stak als eerste mijn vinger op.” Sybolt is docent orgel en klavecimbel aan het Centrum voor Kunst en Cultuur te Assen. Ook hij is actief als componist en arrangeur.

Het vierhandig spel kreeg een impuls met een uitnodiging van organist Willem van Twillert in 2006 voor een dvd-opname in Bolsward (Improvisata III). „Sybolt kwam daarna op het idee om cantates van Bach voor vierhandig te bewerken.” „Een reden was ook het repertoire voor vierhandig uit te breiden”, vult Sybolt aan. „Er zijn weinig composities voor vierhandig orgelspel, er is veel derderangsmuziek. Toen we eind jaren tachtig gingen samenspelen, liepen we algauw tegen de limiet aan.” Euwe: „Op dit moment hebben we de wind mee. Er zijn meerdere organisten op hoog niveau bezig met transcripties, zoals Geert Bierling. In de jaren zeventig deed je dat niet, je speelde alleen het origineel. Nu mag transcriberen weer. Bijkomend voordeel is dat de koorwerken van Bach heel instrumentaal zijn gedacht. Je kunt de zangstemmen goed op orgel overbrengen.”

Alleen grote orgels

De aarzeling die puriteinen hebben bij arrangementen kunnen de broers met gemak van de hand wijzen. Euwe: „Arrangeren is van alle tijden. Bach zelf deed het ook. Arrangeren is prima, als je het maar vakkundig doet. Wij betrekken nadrukkelijk de tekst bij onze arrangementen, zodat luisteraars kennis kunnen nemen van de context waarin de cantates zijn ontstaan. Je verantwoordt de keuzes die je maakt zo goed mogelijk. Zelf schrijf ik de teksten voor de booklets, bijgestaan door vier of vijf meelezers. Je wilt geen slordig afgeleverde booklets. Zoals ik pas ergens las: de Noorse componist Edvard Krieg!”

Sybolt verzorgt de arrangementen. Het is een hele klus om de verschillende partijen van een cantate over te brengen op orgel, zonder de oorspronkelijke bedoeling van de componist geweld aan te doen. Sybolt neemt de partituur van BWV 111-1 (”Was mein Gott will, das g’scheh allzeit”) erbij en legt uit. „Je maakt een vertaalslag van zang en instrumentaal naar orgel. De openingsdelen van cantates zijn echte hersenkrakers. Kijk, de eerste violen heb ik overgebracht op de rechterhand van de tweede speler. De cellopartij gaat naar de linkerhand van de tweede speler. De melodielijn gaat naar de rechterhand van de eerste speler. De contrabas ligt in het pedaal van de eerste speler.”

De eerste cd met Bachcantates die de broers uitbrachten werd opgenomen in de Martinikerk van Bolsward. De cd werd heel positief ontvangen, zegt Euwe. „Wel vonden sommigen dat we vooral de stoere delen uit cantates hadden opgenomen. Daarom zijn we bij de volgende cd’s meer thematisch te werk gegaan. Het programma vanaf de tweede cd is evenwichtiger. Later dit jaar gaan we deel vijf opnemen, met cantates voor de paaskring. Deze cd zal begin 2012 verschijnen. Voor de opnames kiezen we uitsluitend grote historische orgels, want we hebben minimaal drie klavieren nodig. We willen proberen alle grote Noord-Nederlandse instrumenten in de serie te krijgen, maar Noord-Duitsland behoort ook tot de mogelijkheden.”

Kramp

De uitvoering van de cantates vraagt veel van de spelers. Zo hebben de orgels van de Martinikerk in Groningen en de Bovenkerk in Kampen een klavier van beperkte omvang. Sybolt: „We lossen dit probleem op door te transponeren, of door een stem een octaaf lager te spelen.” Euwe: „Het leidt soms tot onhandige situaties. Ik herinner me dat ik in Kampen, tijdens de opname van cantate BWV 49, minutenlang met één hand op het eerste klavier en met de andere hand op het vierde klavier zat te spelen. Het is ook wel gebeurd dat Sybolt stond en ik op de bank zat, of andersom.”

Gezonde ontspanning is belangrijk om kramp te voorkomen. Sybolt wandelt drie kwartier per dag met zijn hond. Euwe tennist en voetbalt, behalve als er een concert is. „Ik haalde een keer tegen de verwachting in de finale van een tennistoernooi. Deze was op zaterdag, terwijl ik die avond in Anloo de vijfde triosonate van Bach moest spelen. Verschrikkelijk, wat een verkrampte handen. De triosonate klonk als neobarok. Nooit weer doen.”

In augustus volgt een experiment: een cd-opname van twee harmoniums en drie zangers. De broers bespelen de harmoniums, twee zoons van Euwe en de baroksopraan Lauren Armishaw zingen. De vijf zullen folksongs uit Engeland en Ierland opnemen. Euwe: „Het melancholieke geluid van het harmonium past daar goed bij.”

www.dejongdejong.nl

Dit is het eerste deel in een serie over vierhandig orgelspel. Over twee weken deel 2.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer