Als zendeling en Bijbelsmokkelaar liep hij meer dan eens gevaar. Toen hij voor Open Doors naar Libanon moest –ten tijde van de burgeroorlog– aarzelde Johan Companjen. Voordat hij op het vliegtuig stapte, sprak hij voor zijn vrouw een afscheidsboodschap in op een cassettebandje, voor als hij de reis niet zou overleven. „Het kwam erop aan of ik de Heere volledig vertrouwde.”
Noem een land in een van de vijf werelddelen en Companjen vertelt een verhaal. Of liever: een reeks van verhalen. Sinds oprichter Anne van der Bijl van Open Doors hem in 1975 binnenhaalde bij de organisatie die vervolgde christenen steunt, was zijn koffer bijna standaard gepakt. In de begintijd bezocht hij vooral communistische staten, later ondersteunde hij christenen in strengislamitische streken.
Sinds 1990 gaf Companjen als internationaal directeur leiding aan de wereldwijde organisatie. Vorige week donderdag nam hij afscheid. „Ik ga tot maandag met pensioen”, grapt hij op zijn laatste werkdag in het kantoor van Open Doors in Ermelo. Want de volgende reis staat alweer gepland. Onder meer als internationaal spreker blijft hij, op vrijwillige basis, actief voor de organisatie. De leiding heeft hij echter overgedragen aan Jeff Taylor uit Californië.
Dat Companjen zendeling zou worden, lag aanvankelijk niet voor de hand. Hij groeide op in een gezin met zes kinderen in Oldebroek, waar zijn vader een smederij had. „We gingen naar de vrije evangelische kerk. Als kind hoorde ik op de zondagsschool de Bijbelse verhalen. Ze zaten allemaal in m’n hoofd, maar het heeft een aantal jaren geduurd voordat ze in m’n hart kwamen. Ik ging in mijn tienerjaren op in de sport: voetballen en schaatsen.”
Toen hij op een zaterdagmiddag van het voetbalveld kwam, hoorde hij dat een schoolvriend een verkeersongeval niet had overleefd. „Ik was kapot. Een week later gingen we met de klas –ik zat op het voortgezet onderwijs– naar de begrafenis in Oosterwolde, waar de kist de grond in ging. Op dat moment kwam de vraag in mijn hart op: En waar ga jíj heen als je sterft? Daar had ik nog nooit bij stilgestaan.”
In de periode daarna bezocht hij een Bijbelstudiegroep voor jongeren. „We bestudeerden de Bijbel, zongen liederen bij een gitaar. Het Evangelie kwam voor mij tot leven. Ik kreeg er zicht op dat de Heere Jezus ook voor mij was gestorven. In die tijd heb ik op een zendingsbijeenkomst bewust Zijn offer aanvaard.”
Tijdens een stage voor de mts-opleiding werktuigbouw lag Companjen in Wageningen bij twee oude dames in de kost. „Ik was het gewend mensen om me heen te hebben, maar ineens bracht ik de avonden alleen door op een bovenkamertje. Daar heb ik de liefde voor Gods Woord leren kennen. Uren zat ik aandachtig in de Bijbel te lezen. Vooral het boek Handelingen sprak me enorm aan.”
In 1968 zat u in Oldebroek onder het gehoor van Anne van der Bijl. Wat gebeurde er?
„Hij sprak over de grote zendingsopdracht, Mattheüs 28. Ik was daar in gedachten al mee bezig, mijn vriendin Anneke –nu mijn vrouw– nog niet. De boodschap van Anne raakte ons beiden. Die middag besloten we samen: Heere God, U mag het in ons leven voor het zeggen hebben. Of U nu wilt dat we naar Afrika gaan of dat we hier blijven, we willen U honderd procent dienen.”
Welke consequenties had dat voor uw leven?
„Ik schaamde me er niet langer voor om te spreken over de verandering die ik had doorgemaakt. Veel mensen geven hun hart aan de Heer. Ze accepteren Zijn offer en leven vervolgens gewoon verder. Er is een groot verschil tussen je hart aan de Heer geven en je leven. Als je dat laatste doet, betekent het dat je niet langer zelf je keuzes maakt, maar dat Hij aan het roer staat. Ik denk dat de zwakte van de kerk wereldwijd is dat we allemaal wel naar de hemel willen, maar ondertussen vaak zelf het stuur in handen houden. Mensen zingen soms zo gemakkelijk ”Heer ik geef m’aan U volkomen”, maar doen we het ook?”
Nog hetzelfde jaar vertrok u als technicus naar Vietnam. Roeping of jeugdig avonturisme?
„Een combinatie, denk ik. Open Doors –toen nog Kruistochten– zocht een jonge man met een technische opleiding om kinderen in een weeshuis een beroep te leren. Toen ik dat las, dacht ik: Ik zal ervoor bidden dat er iemand komt. Daarna wilde ik verder lezen, maar dat lukte niet. De vraag kwam op mij af: Waarom ga jíj niet? Een halfjaar later zat ik in Vietnam. In dat land, waar het oorlog was, hielp ik onder meer mee een kolonie met 220 melaatsen te verplaatsen. Het werd mijn eerste voorbereidingsjaar voor de zending.
Een paar jaar later –ik was inmiddels getrouwd en had met mijn vrouw een Bijbelschool in Engeland gedaan– ging ik opnieuw naar Vietnam. De CAMA-zending vroeg ons daar te komen, maar dat was het laatste wat ik wilde. Het was een test. Alsof God vroeg: Ik maak toch de keuzes voor je? Zo zijn we eind 1972 met onze oudste twee kinderen vertrokken om als zendelingen in Vietnam aan het werk te gaan.”
In 1975 moest u het land plotseling verlaten omdat de communisten oprukten. Teleurstellend?
„Omdat de situatie voor zendelingen gevaarlijk werd, moesten we evacueren. Ik vond het moeilijk de plaatselijke bevolking achter te laten, voelde me er ook schuldig over. Maar we hadden geen keus.
Terug in Nederland kreeg ik een brief van Anne van der Bijl: Als je niets te doen hebt, kun je altijd nog bij Open Doors komen. Hij reisde de hele wereld over om te spreken over zijn boek ”God’s smuggler” (Gods smokkelaar). Anne is heel visionair. Hij had iemand nodig om die visie om te zetten in een structuur. Ik kwam bij Open Doors in dienst en reisde met hem mee om de organisatorische zaken te regelen. Als een Paulus-en-Timotheüsteam trokken we de hele wereld over.”
Mannen als Mozes, Elia en Jeremia werden tijdens de uitvoering van hun opdracht soms door moedeloosheid bevangen. Herkenbaar?
„Ik heb –door genade– nooit weg willen lopen voor mijn roeping, maar dacht wel eens: Hoe houd ik het vol? En: Moet ik een reis wel of niet maken? In 1985 zei Anne van der Bijl op een dag dat we naar Iran en Libanon, waar op dat moment een burgeroorlog woedde, moesten. Iedereen zei dat we geen visa zouden krijgen, maar op de ambassade in Bonn was het met een halfuur voor elkaar. Wij gaan er soms te snel van uit dat een deur dichtzit, dat je er niet door kunt. Een dichte deur zit echter niet altijd op slot. Hoe kun je dat uitvinden? Door ernaartoe te gaan en het te proberen. Dan zijn er soms onverwachte mogelijkheden. Vanuit Iran zouden we naar Libanon vliegen. De nacht ervoor deed ik bijna geen oog dicht. Ik transpireerde van angst en dacht: Dit is het einde. Op een bandje sprak ik een afscheidsboodschap in voor mijn vrouw. Heel emotioneel. Daarna ben ik gegaan. Het was gevaarlijk –rond de flat waar we waren werd geschoten–, maar we hebben gedaan wat we daar moesten doen.”
Wat gaf de doorslag om toch naar het gevaarlijke gebied te gaan?
„Het besef dat het erop aankwam of ik de Heere volledig vertrouwde. Voordat ik ging, zei ik: U wil ik volgen, ook al kost het me m’n leven. Op die beslissing kreeg ik vrede. God helpt ons iedere keer ons te herinneren dat we juist in onze zwakheid sterk zijn. Dat is geen gemakkelijk les, maar we hebben die wel nodig.”
Welk van de 120 landen die u bezocht, neemt de grootste plek in uw hart in?
„Dan kom ik weer uit bij Vietnam. Nadat wij daar in 1975 waren vertrokken, zei de CAMA-zending: De deur zit dicht, we moeten ergens anders heen. Anne zei: Voor ons begint het nu pas. Wat kunnen we voor de mensen daar doen, hoe kunnen we hen laten merken dat we hen niet in de steek laten nu alle zendelingen vertrokken zijn?
In 1977 las ik in de krant een advertentie van de Communistische Partij Nederland die een reis naar Vietnam organiseerde. Een ongedachte kans. Samen met mijn vrouw ging ik mee. Zo waren we de eerste zendelingen die terugkwamen in Vietnam.”
Kon u uw christelijke identiteit in dat communistische gezelschap verborgen houden?
„Het programma volgden we gewoon. Alleen ’s avonds, als er flink gedronken werd, trokken wij ons terug. We moesten heel voorzichtig zijn, maar hebben een paar bijzondere ontmoetingen met christenen gehad. De andere groepsleden lieten ons onze gang gaan. Ze vonden ons maar vreemde snuiters. Toen ik op een dag enkele reisgenoten aansprak op hun negatieve houding tegenover de Vietnamezen, riep iemand: „Die Companjes, dat zijn pas echte communisten!”
Na die reis heb ik voor Open Doors elke twee, drie jaar een bezoek aan Vietnam gebracht. Volgende week hoop ik er opnieuw heen te gaan om de viering van het honderdjarig bestaan van de kerk daar mee te maken. Heel bijzonder.”
Welke ontmoeting uit de afgelopen 35 jaar had de meeste impact?
„De eerste die nu bovenkomt is die met ds. Allen Yuan in Peking. Ik ontmoette hem nadat hij ruim 22 jaar gevangen had gezeten. Zijn huiskamer zat vol met veertig jongeren. Hij vroeg mij te spreken, maar ik zei: Ik kom om naar jóú te luisteren en van jóú te leren. Hij wilde echter dat de jongelui zouden horen hoe het elders in de wereld met de kerk ging.
Nadat ik daarover anderhalf uur had verteld, hield hij een bidstond. De lijdende kerk in China ging bidden voor de lijdende kerk in Vietnam, Sudan en andere landen. Toen dat gebeurde, huilde ik als een kind. Niet alleen wij in het vrije Westen bidden voor vervolgde christenen, maar zij doen dat ook voor elkaar. Dat was voor mij een nieuwe dimensie in het werk voor Open Doors.
Ik denk ook aan Lip, een blinde jongen die ik tijdens mijn eerste jaar in Vietnam in het weeshuis ontmoette. Met steun van Open Doors ging hij naar een blindenschool in Maleisië, waar hij braille en Engels leerde. Hij bleek een briljante leerling. In 2008 ontmoette ik hem opnieuw. Hij zat in een Bijbelvertaalteam in Vietnam en leidde acht huisgemeenten. Vanwege zijn geloof is hij veel gediscrimineerd en gedwarsboomd. Mijn vrouw vroeg hem hoe hij het al die jaren had volgehouden. Waarop hij zei: „That’s easy. Keep your eyes fixed on Jesus.” Houd je oog op Jezus gericht. Die boodschap van deze blínde man heb ik later vaak aan anderen doorgegeven.”
U ontmoette veel mensen die moeilijke situaties doormaakten. Wat was de grootste crisis in úw leven?
Hij aarzelt even. Dan: „Toen ik vijf jaar geleden aangaf dat ik het stokje bij Open Doors wilde doorgeven, gingen we een overgangsfase in. Dat was een moeilijk proces waarin ik teleurstellingen te verwerken kreeg. Zaken gingen soms anders dan ik wilde. Ik had een uitgesproken mening, maar die botste met de opinies van anderen. Dat gaf spanning.
Een bestuurslid leerde mij in die tijd een belangrijke les: God is niet geïnteresseerd in jullie opinie, maar in jullie houding. Ik moest ook leren anderen te vergeven. De Bijbel staat daar vol van en ik denk dat we er als voorgangers meer over moeten preken. Voor mijzelf was het op dat moment moeilijk vergeving in praktijk te brengen, omdat ik overtuigd was van mijn eigen gelijk, maar ik heb het toch gedaan. Dat ging diep, maar heeft me uiteindelijk verrijkt.”
Levensloop Johan Companjen
Johan Companjen wordt in 1946 geboren in Oldebroek. Hij gaat naar de middelbare technische school en volgt een opleiding aan het Birmingham Bible Institute in Engeland. Eind 1972 gaat hij voor de CAMA-zending naar Vietnam. Twee jaar later treedt hij in dienst van Open Doors, waar hij in 1990 internationaal directeur wordt. Deze maand ging hij met pensioen. Samen met zijn vrouw Anneke, die bij Open Doors het netwerk Women to Women opzette, blijft hij onder meer als spreker voor de organisatie actief.
Het echtpaar Companjen woont in Harderwijk, is lid van een evangelische gemeente en heeft drie kinderen.