„Eerwraak? Die komt in de Sinaïwoestijn niet voor”
EIN KHUDRA – Ze is zo’n 12 jaar oud. Met een grote pollepel roert Fatima in een onduidelijk goedje. Haar hoofddoek slaat ze keer op keer nonchalant achterover. Neef Mons slaat haar verrichtingen gade. „Ze is zeker 22 kamelen waard.”
Het is een weldaad om na een aantal uren woestijnhitte bij te tanken. We maken een tussenstop in Ein Khudra, het Bijbelse Hazeroth. De ontvangst bij een bedoeïenfamilie is allerhartelijkst. Binnen de kortste keren staat Fatima achter het primitieve gasfornuis een maaltijd klaar te maken. De vlammen lekken gretig aan de pan. Goed heet moet het worden. De maag van een westerling is snel van slag.
Gids Mons, neef van onze jonge kok, kijkt toe. In rap Arabisch voeren Mons en Fatima een gesprek. Na een aantal dagen Egypte klinken de klanken vertrouwd. Verstaan doe ik het echter niet. Een enkele keer klinkt er een luide lach.
Blozen
Iets verderop zoeken drie jongens –inderdaad ook familie– verkoeling in een ‘zwembad’; een grote stenen bak. Erboven een dak van palmtakken. De bodem is net zichtbaar; wat meer zegt over de waterkwaliteit dan de diepte van het zwembad.
Het plezier van de jongens is er niet minder om. Doldwaas gaan ze tekeer. Zwemkleding hebben ze niet. Een van de bedoeïnenjongens klimt poedelnaakt uit het zwembad, om er vervolgens met het nodige geraas weer in te springen.
Het gesprek tussen Mons en Fatima hapert. Ik zie dat Fatima een snelle blik werpt in de richting van het zwembad. Haar donkere huid lijkt te blozen. Toch maar even informeren hoe dat zit. Kan dit allemaal zomaar?
Mijn nieuwsgierigheid wint het van Arabische omslachtigheid: „Mogen die jongens wel naakt zwemmen in de nabijheid van een meisje?” vraag ik Mons op de man af. Hij speelt de vraag door naar Fatima.
De jonge bedoeïen heeft haar antwoord klaar. Nog een enkel jaar en dan is het inderdaad verboden om jongens naakt te zien. Zolang ze officieel nog geen vrouw is, maakt het niet uit. Mons geeft een aanvullende verklaring. „De ouders van de kinderen zijn nu niet thuis. Zij zouden het vast niet hebben toegelaten.”
Fatima roert opnieuw in de grote pan. De damp kringelt omhoog en verdwijnt in het zwarte tentdoek. Mons slaat haar verrichtingen gade. „Dat wordt een goede vrouw”, weet hij. „Ik geloof dat ze wel 22 kamelen waard is.”
Bruidsschat
Fatima voelt zich zichtbaar vereerd als ze de lovende opmerking van haar oudere neef hoort. Of er daadwerkelijk een kudde van de woestijndieren mee moet naar een toekomstige bruiloft is overigens nog maar de vraag.
Tegenwoordig dient een huis vaak als bruidsschat. Mocht een stelletje kennis aan elkaar krijgen –uithuwelijken is er in de Sinaï niet meer bij– dan is het een minimale vereiste dat de man voor een huis zorgt. De inrichting is de verantwoordelijkheid van de vrouw.
Polygamie komt nog wel voor bij de bedoeïnen. Ook dat verandert, weet Mons. Zelf trouwde hij bewust één vrouw; drie jaar geleden. „Meerdere vrouwen veroorzaakt alleen maar onderlinge ruzie.”
Die stelligheid heeft de 28-jarige gids niet van zijn vader. Pa had maar liefst 4 vrouwen –het maximumaantal volgens de traditie– en 28 kinderen. Dé verklaring voor de vele neven en nichten van Mons die overal in de Sinaï opduiken.
„Hoe zit het trouwens met eerwraak in de bedoeïnencultuur?” flap ik eruit. De vraag komt stevig aan. Ik verontschuldig me voor mijn Hollandse directheid. Ondertussen blijf ik natuurlijk nieuwsgierig naar het antwoord.
Een reactie blijft niet uit. „Die komt bij ons niet voor”, zegt Mons beslist. „Wij kiezen hier zelf onze vrouw.” Punt.
Het eten is klaar. Hete rijst wordt voorgeschoteld op een plastic bord. Een groentenprutje geeft wat kleur aan het geheel. De smaak is goed. Fatima krijgt een compliment. Neef Mons corrigeert glimlachend haar ‘huwelijkswaarde’: „Tweeëntwintig kamelen, drie ezels en een geit.”
Redacteur Albert Groothedde trok een week lang met twee bedoeïen door de Sinaïwoestijn. Dit is deel 2 van een zesdelige serie over het leven in de woestijn. Donderdag deel 3.