Toezichthouders op het water
HARLINGEN – Een aangepaste wet, meer taken en een nieuw schip. Rijkswaterstaat is klaar voor ordehandhaving op zee. Voor schippers is het nog wel even wennen, deze nieuwe ‘verkeerspolitie’.
„We zijn nu een jaar bezig en je ziet dat we vooruitgang boeken”, zegt Ted van der Zee. „In het begin vroegen mensen wat wij bij hen aan boord kwamen doen. Gaandeweg worden we meer erkend.”
Van der Zee is mobiel verkeersleider en een van de drie nautische handhavers van Rijkswaterstaat. Hij is net aan boord geklommen van het splinternieuwe patrouilleschip de RWS 76. Het is vroeg in de ochtend en we staan op het punt uit te varen. Aan boord zijn collega’s van Van der Zee die eens willen zien hoe dit werk op het water eruitziet.
Sinds 1 januari zijn medewerkers van Rijkswaterstaat bevoegd op te treden tegen elke overtreding van regels op zee. Overtredingen als scheepspapieren die niet in orde zijn, te snel varen of vuil storten in de Waddenzee kunnen direct worden beboet.
Voor schippers is het wennen dat behalve de politie ook Rijkswaterstaat de orde mag handhaven. Het is te vergelijken met controles op de wegen: stel dat Rijkswaterstaat ineens de snelheid van auto’s meet en waar nodig bonnen mag uitschrijven.
Op zee waren de rollen altijd strikt gescheiden. Rijkswaterstaat, de Inspectie Verkeer en Waterstaat, de waterpolitie, de douane, het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Koninklijke Marechaussee hadden allemaal hun eigen taken. Maar de diverse opsporingsdiensten mogen nu taken uitwisselen. En ook materieel; schepen bijvoorbeeld.
De verschillende diensten hebben samen ongeveer 135 vaartuigen voor de Noordzee en de Waddenzee. Waar nodig lenen de organisaties die aan elkaar uit. De toegenomen samenwerking was een wens van voormalig minister Cramer. Nu Rijkswaterstaat dezelfde bevoegdheden heeft gekregen als de politie, heeft die laatste meer ruimte voor andere taken.
Brandaris
„Jullie vallen met de neus in de boter”, zegt Van der Zee. „Even voorbij Terschelling ligt een transportschip met problemen. Wij zijn gevraagd het schip te begeleiden tot in de haven. Dat doen we alleen als er hoge risico’s zijn. Zoiets gebeurt maar vier of vijf keer per jaar.”
Er wordt druk over en weer gebeld met de centrale meldpost in de Brandaris. De spanning aan boord stijgt. Nog even en dan zullen we met hoge snelheid de haven van Harlingen uitvaren. De RWS 76 is speciaal voor snelle patrouilles aangeschaft, zodat hij hardvaarders kan inhalen. Het schip haalt met gemak 20 knopen (40 km/u).
Dan gaat het mis. De motor van het schip wil niet starten. „Misschien is een relais kapot”, zegt Van der Zee. De RWS 76 is zo nieuw –hij kreeg 13 september zijn naam– dat er nog allerlei kinderziektes zijn.
Het 6 miljoen euro kostende schip heeft onvoorstelbaar veel elektronica aan boord. Na ruim drie kwartier zoeken heeft de bemanning het defect nog niet kunnen opsporen. Een monteur is nodig en die moet uit Groningen komen.
Peilschip
„Een dag op zee valt niet te plannen”, zegt Hendrikus Venema, een van de collega’s die een dagje meevaren. Hij werkt nu als clustermanager, een bureaubaan, maar heeft in het verleden veel op zee gezeten.
Omdat de RWS 76 voorlopig niet uitvaart, gaan Venema, officier van dienst Anco van den Heuvel en ik mee met het kleinere en veel langzamere peilschip de Siege. Dat schip wordt gebruikt om de zeebodem in kaart te brengen en is niet speciaal uitgerust voor handhavingstaken.
Van der Zee blijft achter om de monteur uit Groningen op te vangen. „We pikken jullie op zee wel op”, zegt hij. De Siege vaart maximaal 5 knopen, dus dat moet makkelijk te doen zijn.
Rijkswaterstaat is op het water dus een soort verkeerspolitie geworden. Voor de schipper uitvaart, meldt hij dat Rijkswaterstaat op zee is, zodat de andere waterdiensten weten dat er een ordehandhaver is. Behalve schepen worden helikopters ingezet, om vanuit de lucht inspecties uit te voeren. Rijkswaterstaat voert basiscontroles uit: om te beginnen op de aanwezigheid van de juiste documenten. In een later stadium gaat Rijkswaterstaat ook toezien op bemanningssterkte en op de naleving van vaar- en rusttijden.
Venema vertelt over het uitgebreide takenpakket van Rijkswaterstaat. „We hebben mobiele verkeersleiders als Ted. We hebben het operationeel beheer: de mensen op de eilanden die alles in de gaten houden. Daarnaast hebben we een meetinformatiedienst die kijkt naar morfologie, naar veranderingen in eb en vloed en het weer.”
Historisch is het niet zo vreemd dat Rijkswaterstaat er nu handhavingstaken bij heeft. In 1798 werd het Bureau voor den Waterstaat opgezet om de civieltechnische werken te verbeteren. Dat bureau had aanvankelijk een sterk militaristische inslag. De civieltechnische werken waren onder meer belangrijk bij de verdediging van het land – toen de Bataafse Republiek (1795-1801).
Aan de werkkleding van veel medewerkers van Rijkswaterstaat (dat werd in 1848 de nieuwe naam) is die historische achtergrond nog duidelijk te zien. Nog steeds dragen zo’n duizend medewerkers een donkerblauw uniform.
Illegaal afval
De Siege gaat traag vooruit. Het schip is oud maar zit, net als de RWS 76, vol met elektronica. Op een bureau staan vier monitoren. Onder in een kast bevinden zich talloze computers. Op de boeg hangt een apparaat dat driedimensionale beelden maakt van de zeebodem.
„We gebruiken dit schip voor hydrografische metingen”, vertelt Anco van den Heuvel. De waterkwaliteit wordt gemeten en de bodem van de Waddenzee wordt tot op de centimeter in kaart gebracht. Als er ergens illegaal afval werd gestort, dan kan dat met deze apparatuur worden opgespoord.
„Gisteren kregen we een melding dat bij Lauwersoog stenen waren gestort”, vertelt schipper Anne Lourens. „Met eenzelfde soort schip als dit hebben we die stenen gevonden. Het was een enorme stapel van 25 meter lang en 3 meter hoog. Stel je voor dat je daar met je kiel langs schraapt.”
Wie de stenen heeft gestort en wanneer dat is gebeurd, is niet duidelijk. Het opsporen van de daders is een taak van de politie. Rijkswaterstaat zorgt ervoor dat de bodem wordt schoongemaakt.
Opblaasbootje
„Dit schip is misschien niet speciaal voor handhaving, maar we helpen waar we kunnen”, zegt Lourens. „Zo zagen we laatst een schip dat een opblaasbootje achter zich aantrok. In dat rubberbootje zaten kinderen zonder zwemvest. Wij hebben besloten dat schip te volgen.”
De schipper, de vader van de kinderen, voer richting de Noordzee zonder zich zorgen te maken om zijn kroost. „We hebben het schip aangehouden en op de man ingepraat. Het kan soms spoken op de Noordzee. Uiteindelijk zag hij zijn fout in en maakte rechtsomkeert.”
De vader had er aanvankelijk wel moeite mee dat hij werd aangesproken door medewerkers van Rijkswaterstaat. „Mensen verwachten toch de politie. Het blijft wennen dat wij kunnen controleren.” Lourens is blij dat de taken nu wettelijk zijn vastgelegd. Op zee ziet hij vaker zaken waar hij bezorgd om is en bezorgdheid, zegt hij, maakt verantwoordelijk.
Maandelijks oefenen de schippers en stuurmannen van Rijkswaterstaat met de politie en brandweer. Kennis wordt uitgewisseld. „Waar houden onze taken op en waar beginnen die van de politie? Ik denk dat als het uitdraait op een echt geschil, de politie ons aflost. Zover is het bij mijn weten nog nooit gekomen.”
Strengere regels
Vandaag is het een rustige najaarsdag en zijn er maar een paar schepen te zien, maar meestal is de vaargeul tussen Harlingen en Terschelling/Vlieland een van de drukste stukken op de Waddenzee. Zowel toeristen als transportschepen maken er gebruik van. „Er gebeurt hier veel”, zegt Lourens, die eerder werkte als schipper voor rederij Wagenborg. „Ik schrik ervan hoe onvoorbereid mensen de zee op gaan. Ze kennen het gebied niet maar hebben geen radar. Ze bedenken niet dat er plotseling een zeemist kan ontstaan.”
Hij pleit voor strengere regels om ongewenste situaties te voorkomen. „Mensen mogen met een klein vaarbewijs een schip besturen tot 15 meter. Daarvoor hoeven ze alleen een theorie-examen te doen. Stel je voor dat iemand zonder praktijkervaring met een vrachtauto de weg op wordt gestuurd!” Een beter besef van de risico’s en regels op zee kan volgens Lourens al veel problemen voorkomen. Of voorlichting ook bij het takenpakket van Rijkswaterstaat moet horen, weet hij niet direct, al zou het volgens hem geen kwaad kunnen.
Na vijf uren varen over een rustige, eentonige zee komt er een telefoontje –mobiele telefoons worden tegenwoordig meer gebruikt dan de marifoon– van de RWS 76. De startmotor was „aan gort”, maar nu is het schip bijna klaar om uit te varen.
De Siege is inmiddels bijna terug in de haven. Lourens, die dacht vroeg weekend te hebben, wordt gevraagd alsnog met Van der Zee mee te varen op de RWS 76 om het transportschip veilig de haven van Harlingen binnen te loodsen. „We maken soms lange dagen, maar calamiteiten hebben altijd voorrang.”
Tien nieuwe vaartuigen
De RWS 76 is een van de tien nieuwe patrouilleschepen die Rijkswaterstaat heeft besteld om de nieuwe handhavingstaken op zee goed te kunnen uitvoeren. Naast de RWS 76 in Harlingen is intussen ook de RWS 74 te water gelaten. Die ligt bij Lauwersoog. De rest volgt nog.
Beide schepen zijn 24 meter lang en 6 meter breed. Aan boord is veel elektronica: de schepen worden gebruikt bij patrouilles, maar ook voor metingen van de water- en waterbodemkwaliteit. De schepen worden beheerd en onderhouden door de Rijksrederij, een zelfstandig onderdeel binnen de directie Maritieme Diensten van de dienst Noordzee van Rijkswaterstaat. De Rijksrederij beheert een groot deel van de kustwachtschepen. De patrouillevaartuigen zijn voorzien van voortstuwingsschroeven die zijn gemaakt van kunststof in plaats van het gebruikelijke brons.
Verder heeft het vaartuig een asloze boegschroef waarvoor geen smeerolie nodig is. Er is dus geen risico op olieverontreiniging in de Waddenzee. De patrouillesnelheid is 28 kilometer per uur. Met de juiste wind kan een topsnelheid van 40 tot 45 kilometer per uur worden gehaald.