Ds. Aarnoudse: Sluit mogelijkheid profetie niet uit
HAARLEM – Een man vertelt zijn kerkenraad dat hij een boodschap van God heeft gekregen waar de gemeente iets mee moet. Is er sprake van een profetie of heeft de man een waanstoornis? „Stap niet in de valkuil er meteen een psychiatrisch label op te plakken”, reageert ds. J. M. Aarnoudse.
De predikant, verbonden aan de Protestantse Kerk in Nederland, is hoofd van de dienst geestelijke verzorging bij GGZ inGeest. Hij bereidt een promotiestudie voor over de benadering van religieuze wanen vanuit christelijk, islamitisch en vrij spiritueel (new age) perspectief. Vandaag was hij een van de sprekers op het najaarscongres ”Waan zinnig” van de Christelijke Vereniging voor Psychiaters, Psychologen en Psychotherapeuten (CVPPP).
Hoe vaak hebt u zelf te maken met situaties waarin religieuze wanen een rol spelen?
„Als je als predikant de ervaringen van mensen serieus neemt en niet meteen met je oordeel komt, heb je er veel mee te maken. Dat merkte ik in het verleden als gevangenispredikant. In de psychiatrie is het precies hetzelfde, maar ook in contacten met kerkelijke gemeenten hoor ik verhalen op dit terrein.
Vijftien jaar geleden, op mijn tweede werkdag als justitiepredikant, vroeg een gedetineerde mij: „Gelooft u echt in God? En gelooft u in het bestaan van engelen en demonen?” Als rechtzinnig predikant, toen nog behorend tot de Christelijke Gereformeerde Kerken, zei ik daar natuurlijk ja op. Maar wat betekent dat in de praktijk? Dan loop je aan tegen allerlei vragen over bijvoorbeeld bezetenheid, die een theologische doordenking vragen. Die man in zijn cel zat niet te wachten op de zoveelste persoon die alleen zijn levensverhaal wilde horen, maar op iemand met wie hij kon spreken over buitengewone ervaringen. Die komen alleen op tafel als je niet uitstraalt dat het onzin is.”
Welke verhalen hoort u zoal?
„Een vrouw vertelde me bijvoorbeeld dat ze steeds vaker last kreeg van bezoek van haar drie jaar eerder overleden vriend, waar ze heel onrustig van werd. De arts zei dat ze hallucineerde en meer medicijnen moest nemen. Mij vroeg ze er met haar om te bidden dat de geest van haar vriend weg zou gaan.
Op zo’n moment stel ik niet de vraag naar het werkelijkheidsgehalte van haar ervaring, want dan zou ze zich minder serieus genomen voelen. Ik houd rekening met de mogelijkheid dat de geest van een overledene iemand bezoekt, maar ook met de mogelijkheid van een waan. In beide gevallen is er iets aan de hand en kan ik in ieder geval met haar bidden. Ik zeg er dan wel bij dat dit geen garantie is dat haar ervaringen verdwijnen. Het gebed is niet iets magisch en we kunnen God niet dwingen.”
Hoe gaat u ermee om als mensen zeggen rechtstreeks de stem van God te hebben gehoord?
„Daar rust van twee kanten een taboe op. Vanuit de hulpverlening, die is gestempeld door de wetenschap, en vanuit de kerk, al speelt dat in charismatische en bevindelijke gemeenten iets minder. Ik heb zelf geen ervaring met het rechtstreeks horen van de stem van God, maar ik houd de mogelijkheid open dat het kan. Hoe zou ik anders nog kunnen preken over Samuël, die in de nacht de stem van God hoorde? Ik geloof niet dat we kunnen zeggen dat God nooit meer op die manier werkt.”
Dan blijft de vraag of een patiënt werkelijk de stem van God hoorde of dat hij last heeft van een waan.
„Ik ken een kerk met reformatorische wortels die een zekere openheid heeft richting het charismatische denken. Een lid van die gemeente, die eerder opgenomen was geweest in een psychiatrisch ziekenhuis, zei dat hij een profetie van God had gekregen waar de gemeente iets mee zou moeten. De leiding van de kerk belde de psychiater: Deze man is weer psychotisch. Waarop ze als reactie kreeg: Hij functioneert goed en doet niemand kwaad, dus u moet het zelf maar uitzoeken. Die reactie getuigde van weinig invoelingsvermogen, maar ik vind wel dat je in zo’n geval als kerk de mogelijkheid open moet laten dat het inderdaad een profetie is. Het is niet goed om op voorhand te zeggen: Zo werkt God niet meer.”
Dat is nog iets anders dan de boodschap van de (vermeende) profetie overnemen. Hoe moet een ambtsdrager daarmee omgaan?
„Stap niet in de valkuil iemand meteen een psychiatrisch label op te plakken, maar ga serieus in op wat hij vertelt. Niet voor niets staat in de Bijbel dat een profetie moet worden getoetst. Die toetsing is toevertrouwd aan de leiding van de gemeente. Je moet dat in alle openheid met elkaar kunnen bespreken. Een gemeentelid moet daarbij beseffen dat hij de wijsheid niet alleen in pacht heeft en de tucht van de leiding accepteren als de profetie niet wordt overgenomen.”
In hoeverre is samenwerking tussen psychiatrie en pastoraat van belang?
„Het is niet goed als we elkaars concurrenten zijn. Als iemand zegt een boodschap van God te hebben gekregen maar je daar als ambtsdrager grote twijfels bij hebt, kun je voorzichtig de vraag stellen of er een psychische oorzaak zou kunnen zijn en hij baat zou kunnen hebben bij medicatie. Zeker als mensen angstig of somber zijn of hun grip op de situatie kwijtraken, kan dat verontrustend zijn. Dan kun je hen helpen door te wijzen op de mogelijkheid gebruik te maken van de medische wetenschap, die God ons ook heeft gegeven.”
Welke situaties vragen van ambtsdragers extra alertheid?
„Openheid en zorgvuldigheid zijn voor mij belangrijk. Mensen kunnen bijzondere geestelijke ervaringen hebben. Daar moet je als ambtsdrager voor openstaan, maar je mag ook kijken of ze passen in de werkwijze van de Heilige Geest, zoals we die op grond van de Bijbel kennen. Als mensen heel gedreven over geestelijke ervaringen vertellen en er bovendien structureel door worden belemmerd in hun functioneren, moet er een lampje gaan branden. Wie een bijzondere geestelijke ervaring heeft gehad, schreeuwt dat doorgaans niet van de daken. Wanneer iemand er letterlijk mee de straat op gaat en iedereen erover aanspreekt, kan dat wel eens wijzen op een psychiatrische achtergrond.”
Dit het slot van een tweeluik over religieuze wanen.