Leslie Voltaire, speciaal gezant van Haïti bij de VN, liet woensdag weten dat van de toegezegde 8 miljard euro voor het herstel van het Caraïbische land nog maar 2 procent daadwerkelijk is overgemaakt en besteed.

Haïti werd op 12 januari getroffen door een verwoestende aardbeving waarbij zeker 230.000 mensen omkwamen. Voltaire stelde dat 1,5 miljoen mensen nog altijd in tenten leven.

Onder de landen die met geld over de brug zijn gekomen, zijn Brazillië en Noorwegen. Nederland treft volgens een woordvoerder van het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking geen blaam. „Het gaat om geld dat is toegezegd tijdens een donorconferentie in maart. Wij waren daarbij niet aanwezig, omdat wij besloten 40 miljoen euro over te maken aan Nederlandse hulporganisaties.”

Stichting Woord en Daad zette samen met stichting ZOA kort na de aardbeving een hulpactie op touw en haalde 7,6 miljoen euro aan giften binnen. Van dat bedrag heeft de organisatie volgens woordvoerster Wilma van der Meij nu bijna 2 miljoen euro besteed. „De eerste maanden hebben we vooral geld uitgetrokken voor urgente noodhulp.”

Woord en Daad werkt hard aan plannen voor de bouw van nieuwe huizen en scholen, aldus Van der Meij. „De chaos is nog altijd enorm. We besteden veel geld aan het ruimen van puin.”

Woordvoerster E. van Lokhorst van ZOA-Vluchtelingenzorg in Apeldoorn laat weten dat 10 procent van de 1,7 miljoen die de organisatie heeft opgehaald, is besteed aan noodhulp. De rest van het bedrag wordt in wederopbouw gestoken. „De fase van herstel zal enkele jaren duren”, aldus Van Lokhorst.

Het deputaatschap Bijzondere Noden van de Gereformeerde Gemeenten haalde 1,8 miljoen euro op voor Haïti. Volgens woordvoerder L. van der Maas wordt dat bedrag nog aangevuld met donaties van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland en de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Bijzondere Noden heeft 75.000 euro besteed aan noodhulp, 700.000 euro is al uitgegeven aan werkzaamheden voor de wederopbouw. „We zijn bezig met de bouw van huizen en het repareren van verschillende kerkgebouwen. Ook trekken we geld uit voor het project ”Cash for work”, waarbij mensen tegen een vergoeding van 5 dollar per dag worden ingezet bij het puinruimen.”

Dat de Haïtianen lang moeten wachten op hulp, ligt niet alleen aan de donerende landen en hulp organisaties, vindt Van der Maas. „Haïti is nog steeds een ontwikkelingsland. Dat betekent dat procedures voor vergunningen stroef verlopen.”

De Samenwerkende Hulporganisaties (SHO) haalden de afgelopen maanden 70 miljoen euro op voor hulp aan Haïti. Het ministerie voor Ontwikkelingssamenwerking vulde dat bedrag aan tot 111 miljoen. Een kwart van het geld is overgemaakt, de overige 30 miljoen euro volgt zodra SHO een strategisch plan voor hulp hebben opgesteld. Dat moet voor eind november gebeuren.