Achmed twijfelde geen ogenblik toen de chef van zijn clan hem vorig jaar vroeg de wapens op te nemen. Een week lang bewaakte hij met enkele strijdmakkers de omgeving rond zijn dorpje in oostelijk Irak, totdat het dispuut met het naburige dorp was uitgepraat.
Achmed gehoorzaamt blindelings aan de clanchef, punt uit. De troepen die op het punt staan Irak binnen te vallen, moeten het niet alleen tegen het Iraakse leger opnemen, maar ook tegen miljoenen Achmeds.
De 150 belangrijkste clans bepalen wat de mensen doen en laten, met een gezag waar de overheid alleen van kan dromen. Elke grote clan, die de omvang van een etnische groep kan bereiken, is onderverdeeld in kleinere clans. De grootte varieert van een paar duizend zielen tot 1 miljoen.
Net als Achmed koestert het grootste deel van de 22 miljoen Irakezen zijn clan als een familiejuweel. Naarmate een oorlog dichterbij komt, wordt de innige band met en de gehoorzaamheid aan de clan alleen maar groter.
De clans kunnen dan ook een sleutelrol spelen in het nakende conflict tussen de Iraakse heerser en de strijdlustige Amerikaanse en Britse troepen. Dat niet alle clans trouw zijn aan Saddam Hussein, staat vast, maar dat betekent daarom niet dat ze loyaal zullen zijn aan een buitenlandse macht. De Britten die aan het begin van vorige eeuw de macht van de Ottomaanse overheersers in Irak wilden overnemen, bekochten hun dédain voor de clans met duizenden Britse soldatenlevens.
Kareem al-Ubaide, eigenaar van een wapenwinkel in centraal Bagdad, pocht over de macht die zijn clan heeft. „In het noorden, in Kirkuk, hebben we al 10.000 gewapende mannen zitten. In Basra, in het zuiden 3500. Iedereen heeft een wapen, en wie er nog geen heeft, komt naar mij.”
Al-Ubaides clan is naar verluidt Saddam hondstrouw en zal „vechten tot de laatste man.” De overheidsambtenaren die naast de verkoper staan, brommen goedkeurend bij deze woorden.
Buiten de winkel wenkt een andere Irakees. „Wij kopen wapens om onszelf te beschermen, niet om de regering te verdedigen”, deelt hij mee, buiten het gehoor van de overheidsambtenaren. De man twijfelt aan de bereidheid van vele clans om het voor Saddam op te nemen en denkt dat ze pas na een snelle oorlog en de val van de regering een doorslaggevende rol zullen spelen bij het bepalen van de nieuwe machtsbalans.
Toch hebben vele traditionele leiders -de sjeiks- nauwe banden met de overheid. Volgens waarnemers helpen zij Saddam aan de macht te blijven zo lang hij hun op zijn beurt de hand boven het hoofd houdt. Vooral sinds de Golfoorlog in 1991 speelden de sjeiks van soennitische clans in centraal Irak een regimeondersteunende rol.
Dat weet de 71-jarige sjeik Khuder Abbas Hoessein, hoofd van de Hamdan-clan, waarschijnlijk het best. Khuder Abbas Hussein troont in Rashid, een dorpje op 35 kilometer buiten Bagdad en is bijzonder machtig. De Hamdan-clan telt immers in totaal ongeveer 1 miljoen leden. Die zijn verspreid over heel Irak, maar hebben grote vertegenwoordigingen in Rashid en Bagdad.
De sjeik, die een groot domein bewoont met een moskee en een boerderij, heeft een stamboom die terugreiken tot Seif al-Dawla Hamdani, de emir van Aleppo onder de Abassidische kalief, die 1000 jaar geleden regeerde.
Vorige week hebben de Hamdani besloten Saddam te verdedigen. Volgens de sjeik is zijn groep voldoende voorbereid op een aanval van buitenaf. De clanleden zijn volgens de sjeik bewapend en klaar voor de strijd.
Als de sjeik de waarheid spreekt, moeten de Britse en Amerikaanse troepen het niet alleen tegen het reguliere Irakese leger opnemen, maar ook tegen het clanleger, dat niet sterk is in materiaal of training, maar dat het moet hebben van zijn getalsterkte. Of laten de clanleden de dictator toch vallen als ze er de kans toe krijgen?
De Hamdan-clan heeft volgens de sjeik kunnen overleven omdat de clanleiders altijd beslissingen namen die in het belang waren van de clan zelf. „We beoordelen elke situatie op haar eigen verdienste. Op dit ogenblik betekent dat dat we de president steunen”, voegt hij eraan toe, met een flauwe glimlach om de lippen.