Het Britse dagblad The Times publiceerde onlangs een spotprent waarin de verhouding tussen premier Tony Blair en de Amerikaanse president George Bush werd geschetst. Blair gaat met zijn sporttasje uit logeren in Bush’ blokhut in Camp David. Bush loopt mee met zijn vriend en zegt: „Ik toon je je verblijf, Tony.” Naast de hut staat een hondenhok met een voerbak met daarop subtiel: ”Tony”.
Volgens veel commentaren is het hondenhok naast de blokhut de plaats van Blair ten opzichte van George Bush. De Britse premier wordt neerbuigend de „poedel van Bush” genoemd. Een kritiekloze volgeling dus, die blij moet zijn als hij niet wordt aangelijnd.
Ogenschijnlijk zijn Bush en Blair totaal verschillend. Blair is een progressieve en moderne sociaal-democraat, met de uitstraling van een sympathieke tiener. Bush is op zijn best een neoconservatieve rechtse politicus die een niet al te intellectuele reputatie geniet. En wie Blairs voorkomen sympathiek vindt, voelt onherroepelijk enorme reserve bij Bush.
Maar ondanks de verschillen op het eerste gezicht, gaan de Britse premier en de Amerikaanse president zeer vriendschappelijk met elkaar om. De vorige president van de VS, Bill Clinton, lag Blair ook erg goed. Maar blijkbaar kan Blair zich makkelijk aanpassen aan wisselende tonelen in Washington.
De verhouding tussen Blair en Bush is een van de geheimen van de huidige internationale politieke situatie. De vraag is steeds welk belang beide partijen erbij hebben zo nauw met elkaar op te trekken. Wil Bush Groot-Brittannië er alleen bij houden om een mogelijke Amerikaanse ”Alleingang” in Irak toch nog niet zo ”allein” te laten lijken? Militair gezien hebben de VS de 42.000 man Britse troepen in de Golf immers niet nodig.
En waarom wil Blair Bush graag terzijde staan? Is het de overtuiging dat Saddam Hussein werkelijk een gevaar voor de wereldvrede is? Of wil ook hij iets beleven van de grote allure die het Britse Rijk ooit had?
De muren van Camp David hebben deze ongewone Brits-Amerikaanse verstandhouding al veel vaker gezien. In 1942 zocht de Britse premier Winston Churchill president Roosevelt op om de landing in Normandië voor te bereiden. En hoewel er sindsdien vele niet-Engelse regeringsleiders bij de president over de vloer zijn geweest, is de band tussen Amerikanen en Britten altijd speciaal gebleven.
Tony Blair was de eerste buitenlandse leider die president Bush kort na zijn inauguratie in februari 2001 opzocht. Volgens berichten klikte het niet direct, maar wel snel daarna. Bush was onder de indruk van Blairs informele opstelling. En Blair had respect voor de directheid en openheid van de president.
Bij dat eerste bezoek heeft Blair bij Bush onder de aandacht gebracht dat hij moest investeren in de Russische president Poetin. Binnen enkele maanden had Bush door dat Poetin iemand was met wie hij zaken kon doen.
Bij dat eerste bezoek is ook al vrij lang over Irak gesproken, ook al stond dat toen nog lang niet zo nadrukkelijk op de agenda van de internationale politiek. Sindsdien zijn de wegen over Irak niet meer uit elkaar gegaan. Blair ontmoet binnen zijn eigen Labour-partij veel onbegrip over zijn Irak-beleid, maar hij blijft Bush onafscheidelijk steunen. Eerder deze week presenteerden beide landen een ontwerp voor een nieuwe VN-resolutie.
Dr. Nigel Ashton van de London School of Economics vindt het „fascinerend” dat „Groot-Brittannië op het punt van Irak door de retoriek van Blair een mate van internationale invloed heeft teruggekregen die ver boven onze stand is. Op de meeste andere terreinen is de invloed van ons land verdwenen.”
De Brits-Amerikaanse verhouding bewijst volgens Nigel Ashton dat er in de internationale politiek meer is dan alleen belangen. „Britten delen met heel veel landen gezamenlijke belangen, maar alleen met Amerika en Australië delen we de Engelse taal. Er zijn natuurlijk veel Europese leiders die het Engels machtig zijn, maar toch is dat anders dan wanneer je dit allebei als eerste taal hebt. Bovendien gaat de intensieve samenwerking al terug op de Tweede Wereldoorlog. Al die factoren maken dat het contact tussen Londen en Washington een veel natuurlijker bedding heeft dan tussen bijvoorbeeld Nederland en Amerika. Daarnaast is Nederland natuurlijk ook niet in staat zoveel militairen naar de Golf te sturen.”
Ashton gelooft niet dat Bush en Blair in persoonlijke zin goeie maatjes zijn. „Het is geen Reagan-Thatcher- of Blair-Clinton-verhouding. Maar dat neemt niet weg dat Blair in Washington wel de best beluisterde Europeaan is.”
Hoe nauw de samenwerking tussen Blair en Bush echter ook mag zijn, het blijft een relatie waarvan andere landen niet profiteren. „Blair zou best graag willen functioneren als een soort transatlantische brug tussen Europa en Amerika. Maar dat lukt niet”, schat dr. Ashton.
„Enerzijds zie je een opkomende transatlantische oriëntatie vanuit de Oost-Europese nieuwe NAVO-landen, zonder dat Blair daarvoor nodig is. Anderzijds zijn de verschillen Somaliërs in Denemarken lopen te hoop tegen de overheid. De Deense regering eist scherp toezicht zodat kan worden voorkomen dat jonge meisjes worden onderworpen aan het besnijdenisritueel. De kwestie wordt door de betrokken Somaliërs zo hoog opgenomen dat ze hebben gedreigd haar aanhangig te maken bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg. tussen Europa en Amerika te groot geworden. Als Blair met één been in Berlijn zou staan en met zijn andere been in Washington, dan zou hij zelf uit elkaar worden getrokken. Als het conflict in de komende weken zich verder ontwikkelt, komt Blair in Europa in een zeer ongemakkelijke positie.”