Beslist tekent hij verzet aan tegen de gedachte dat christenen alleen actief kunnen zijn in rechtssystemen die vrij zijn van zaken die indruisen tegen de Bijbel. Prof. mr. Evert Stamhuis (47), hoogleraar strafrecht aan de Open Universiteit: „Laten we een voorbeeld nemen aan de eerste christenen in het Nieuwe Testament. Die verachten uit Galilea moesten zich ook staande houden in een heidense maatschappij.”
Voor zijn promotieonderzoek vlooide prof. E. F. Stamhuis, van gereformeerd vrijgemaakten huize, zo’n twintig jaar geleden de geschriften door van gezaghebbende protestantse strafgeleerden van voor de Tweede Wereldoorlog.
Hem trof de ijver waarmee de antirevolutionaire mannenbroeders de wetgeving in Bijbelse richting probeerden te veranderen. „De geschriften van die auteurs zijn sterk gestempeld door het denken van mannen als Abraham Kuyper en Groen van Prinsterer”, vertelt de van oorsprong Groningse Stamhuis in zijn werkkamer op de Open Universiteit in Heerlen. Daar zwaait hij sinds 2006 de scepter over de vakgroep strafrecht. „De christelijke strafrechtgeleerden schreven niet zozeer over de tóépassing van het strafrecht, maar veel meer over de wenselijkheid om de wetgeving te veranderen.
Een rechtsgeleerde als D. P. D. Fabius maakte zich bijvoorbeeld sterk voor de strafbaarheid van godslastering. Ook keerde hij zich fel tegen de voorwaardelijke veroordeling. Die achtte hij in strijd met de Bijbelse vergeldingsgedachte. Dat de doodstraf in 1870 was afgeschaft, vond hij een grof schandaal. Daar kon hij daverende redevoeringen over houden.
In mijn optiek hadden die mannen een eenzijdige insteek. Strafrechtwetenschap is meer dan het willen veranderen van wetgeving. Het gaat om het toepassen van wetten in individuele gevallen.”
Kunt u zich voorstellen dat orthodox-protestanten terugverlangen naar een tijd waarin het denken over strafrecht voor een belangrijk deel werd bepaald door christenen?
„Ik kan me dat wel voorstellen. Het maatschappelijk klimaat wordt tegenwoordig niet gestempeld door veel tolerantie jegens bijvoorbeeld de SGP-stemmer. Toch denk ik dat de focus op vroeger mensen blind maakt en weinig vruchtbaar is. Ook toen al zag de wetgeving er niet zo uit als orthodoxe christenen zouden willen. Een ARP-politicus als Colijn moest voortdurend compromissen sluiten.”
In hoeverre geeft u gestalte aan uw christelijke geloofsopvattingen in uw werk als hoogleraar strafrecht en als rechter-plaatsvervanger?
„Ongetwijfeld wordt mijn werk als hoogleraar beïnvloed door mijn christelijke geloofsovertuiging, maar anderen kunnen dat wellicht beter beoordelen. Ik hoor mensen meer dan eens zeggen dat mijn visie op het strafrecht is gestempeld door principiële noties. Ik streef naar een doelmatige ordening van de samenleving, in combinatie met mildheid voor de ander, oog voor het individu. Dat is een Bijbelse gedachte. Anderen denken er heel anders over. Die menen dat in de aanwending van chaos vanzelf ruimte ontstaat voor het individuele belang. Dat is mijn insteek niet.
Als rechter-plaatsvervanger hanteer ik de Nederlandse wetten. Natuurlijk zit er achter een toga een mens van vlees en bloed. Vanuit mijn levensovertuiging probeer ik als rechter de persoon van de verdachte niet uit het oog te verliezen. Ik wil nog wel eens een prevelement afsteken tegen een verdachte. „Probeer je leven weer op de rails te krijgen.” Natuurlijk kan een humanistische of een islamitische rechter ook op een soortgelijke manier opereren. Christenen hebben geen monopolie op empathie.”
Wat vindt u ervan als mensen niet werkzaam willen zijn binnen het Nederlandse rechtssysteem, omdat dat wetten kent die indruisen tegen Gods Woord, bijvoorbeeld op het terrein van euthanasie en abortus?
„Het streven naar een zuiver systeem is een soort romantische hang naar zuiverheid waarmee ik niet uit de voeten kan. Je hoeft je niet te identificeren met een systeem dat in jouw ogen niet 100 procent zuiver is. Ik gebruik ook liever geen uitdrukking als ”vuile handen maken”. Die maak je pas als je zelf bepaalde on-Bijbelse praktijken uitvoert.
In navolging van de gereformeerd vrijgemaakte rechtsgeleerde prof. mr. W. Nieboer vind ik dat we ons niet moeten identificeren met de oudtestamentische kerk, met het streven naar theocratie. Beter kunnen we ons vereenzelvigen met de christelijke kerk uit het Nieuwe Testament. De eerste christenen waren de slaven, de verdrevenen, de verachten uit Galilea, die zich in de heidense maatschappij staande moesten houden. Tegen mensen die het rechtssysteem in christelijke zin willen beïnvloeden, zou ik zeggen: Meld je aan bij Gevangenenzorg Nederland en bezoek gedetineerden.”
Bestaat er in het Nederlandse rechtsbestel ruimte voor magistraten die omwille van gewetensbezwaren geen recht willen spreken in bijvoorbeeld ethisch beladen kwesties?
„In theorie is die ruimte er. Hoe de praktijk is, weet ik niet. Daarvoor draai ik als rechter-plaatsvervanger te weinig mee in die wereld. Er zal sprake zijn van een zekere groepsdruk om ongeveer net zo te denken als de meerderheid. Wellicht heeft het gevolgen voor je loopbaan als je je keert tegen de hoofdstroom en een bepaalde zaak niet wilt doen.
De rechterlijke macht was 25 jaar geleden in belangrijke mate links-liberaal. Als dat nog zo is, zul je met orthodox-christelijke opvattingen nogal eens een eenling zijn. Zelf voelde ik me op de Groningse universiteit wel eens eenzaam als ik aan de eettafel sprak met jongere collega’s die bijvoorbeeld met een soort flierefluiterigheid spraken over zaken als trouwen en kinderen krijgen.”
U uitte bij uw aantreden als hoogleraar kritiek op de antiterreurwetgeving in Nederland: het gevaar dreigt dat mensen in de cel belanden alleen vanwege bijvoorbeeld hun radicaalislamitische opvattingen. Bent u daarom blij dat de meeste leden van de Hofstadgroep in hoger beroep zijn vrijgesproken?
„Ja, voor zover ik de zaak op grond van de berichtgeving in de media kan beoordelen. Ik vind dat je mensen niet louter kunt vastzetten vanwege hun fundamentalistische opvattingen. Ik begrijp dat er grote dilemma’s zijn. De overheid wil aanslagen voorkomen.
Ik pleit ervoor mensen van straat te halen, zodra er maar íéts meer is dan het uitdragen van een zeer orthodoxe levensvisie. Als iemand bezig is met verdachte stofjes, bedoeld om daarmee een bom te vervaardigen, moet je hem oppakken. Wacht dus niet tot je kunt bewijzen dat iemand bijvoorbeeld deel uitmaakt van een grote terroristische organisatie. Dan kan het te laat zijn. De door mij bepleite aanpak kan er wel toe leiden dat iemand snel weer vrij is, omdat er relatief lichte feiten aan de orde zijn. Dat moet dan maar. Dan moet je hem de volgende keer weer oppakken; zo krijg je de draaideurterrorist.”
Preken in orthodox-islamitische kring liggen onder vuur. Kan er een tijd komen dat justitie de pijlen richt op orthodox-christelijke kerken, waar predikanten hoorders wijzen op dreigende rampzaligheid?
„Een kerk is geen openbare ruimte. Als je niet wilt horen over een hel, moet je niet naar een kerk gaan waar zo gepreekt wordt. Predikanten mogen zeggen dat ze vinden dat iemands leven op een debacle uitloopt als die persoon niet tot verandering komt. Het komt anders te liggen als een predikant geweld zou prediken en bijvoorbeeld zou oproepen om een abortusarts neer te schieten. In die situatie is het alleen maar terecht dat de overheid in actie komt tegen zo’n dominee.”
Welk boek spreekt u aan?
„Ik lees veel romans. Mooie verhalen kunnen me ontroeren. Ik denk aan ”Two lives” van Vikram Seth, een Indiaas-Engelse schrijver. In het boek wordt het leven van een tandarts beschreven. De grote problemen van de twintigste eeuw, zoals kolonialisme en nazisme, komen erin aan de orde.”
Wie zijn voor u belangrijke rechtsgeleerden?
„Wijlen mijn promotor prof. mr. J. Remmelink en wijlen hoogleraar prof. mr. T. van Veen hebben me de liefde voor de juristerij bijgebracht. Ze leerden me veel over de interpretatie van wetgeving. Veel waardering heb ik ook voor prof. mr. G. Knigge, destijds een van mijn leidinggevenden aan de Groningse universiteit, nu advocaat-generaal bij de Hoge Raad. Hij is onder meer betrokken bij de zaak van de Haagse verpleegkundige Lucia de B.”
Uw christelijke collega-rechtsgeleerde prof. mr. F. Oldenhuis uit Groningen draagt als hoogleraar zichtbaar een hugenotenkruisje. Als rechter stopt hij dat kruisje achter zijn toga.
„Ik kan dat wel begrijpen. Als rechter ben je functionaris, die toga staat symbool voor een zekere mate van neutraliteit van de staat. Eenieder heeft recht op gelijke behandeling. Een Bijbels voorschrift om geloofsgenoten meer goed te doen dan anderen mag je als rechter in je werk niet volgen.”
Zuid-Limburg staat te boek als bovengemiddeld crimineel. Is het daar wel goed toeven?
„In deze grensstreek komen een paar belangrijke internationale verkeersroutes samen. Er doen zich daardoor nogal wat vormen van criminaliteit voor. Denk aan de drugsproblematiek. Zelf wonen we net over de Belgische grens, in een landelijk gebied, vlak bij het Limburgse Epen. Ik kan thuis volop tuinieren en merk niets van overlast.”