In de 35 jaar dat hij actief is bij de Nederlandse politie zag hij het aantal dienders met een kerkelijke achtergrond „schrikbarend” dalen. Jelle van der Meulen (53), werkzaam bij de politie IJsselland: „Tegen christenjongeren die bij de politie willen werken zeg ik: „Weet waar je aan begint. In dit wereldje hangt een sfeer van: alles moet kunnen.””
Hij wilde graag de bakkerij in. Als jongen was Van der Meulen vastbesloten om in het Noord-Hollandse Wormerveer de arbeid van zijn vader als bakker voort te zetten. „Dat werk vond ik prachtig”, blikt Van der Meulen terug.
Maar vader drong er bij zijn zoon op aan een ander beroep te kiezen. De kleine warme bakker zat in de jaren zeventig immers in de verdrukking door concurrentie van de supermarkt. Dus kwam Jelle uit bij een ander vak: politieman. „Ik vind het mooi om mensen te helpen.”
Terugblikkend op zijn keus had hij misschien toch een andere weg moeten inslaan. „Achteraf bezien had ik liever dominee willen worden.”
Hoe geeft u in uw politiewerk gestalte aan uw orthodox-christelijke levensovertuiging?
Van der Meulen, tot voor kort jarenlang ouderling binnen de hervormde gemeente van Genemuiden: „Je moet je werk goed doen. Je christen-zijn moet blijken uit heel je houding, je doen en laten. Je bent gehouden aan de Bijbelse opdracht je niet te schamen voor het Evangelie van Jezus Christus.
Als een verdachte verschrikkelijk loopt te vloeken, zeg ik daar wat van. „Meneer, mevrouw, er wordt hier niet gevloekt.” Toen ik in Genemuiden werkte, heb ik zo’n vloeker wel eens het bureau uitgezet. De meeste burgers respecteren mijn opmerkingen, een enkeling gaat gewoon door.
Ook op de werkvloer probeer ik het gesprek over vloeken aan te gaan. Ooit kwam er een nieuwe collega op onze afdeling, iemand met een roomse achtergrond. Hij gebruikte een vloek als stopwoord. Ik ben op hem afgestapt: „Alsjeblieft, doe dat niet. Ik erger me er mateloos aan.” Met die man heb ik heel goede gesprekken over levensvragen kunnen voeren.”
U werkt in een seculiere omgeving. Voelt u zich een eenling?
„Regelmatig. Een paar jaar geleden volgde ik een cursus in Ossendrecht. Van de 125 collega’s was ik zo’n beetje de enige die bad voor zijn eten. Dan denk ik soms: Zijn er meer christenen? Durven die niet?
Binnen de ondernemingraad vertegenwoordig ik de leden van de orthodox-christelijke politievakorganisaties, de RMU en het GMV. Dat zijn 25 van de 1400 werknemers binnen het korps. De politie is een heel seculiere wereld. Het aantal kerkelijke agenten is de afgelopen jaren schrikbarend gedaald.”
U moet met uw orthodox-christelijke opvattingen tegen de stroom in roeien?
„Absoluut. Binnen de politiewereld wordt nu veel over diversiteit gesproken. De bedoeling is dat via positieve discriminatie meer vrouwen, allochtonen en homo’s bij de politie komen werken. Als iemand met de beste kwaliteiten toevallig ook homo is, dan heb ik er geen moeite mee als die persoon wordt gekozen. Maar ik keer me tegen de keus om mensen bij voorbaat voor te trekken.
Ik heb een paar jaar geleden bezwaar gemaakt tegen het meelopen van agenten in uniform tijdens het homofestijn op Roze Zaterdag. Ik vind dat pure provocatie. Een slager loopt toch in zo’n tocht toch ook niet mee in zijn werkkleren? De reactie van de korpschef, ook een christen, was: ik sta er als persoon ook niet achter, maar handel vanuit mijn functie als korpschef.”
Wat vindt u van de gedachte dat juist orthodoxe christenen moeten werken in een seculiere omgeving om zo een zoutend zout te zijn.
„Ik ben daar wat dubbel in. Aan de ene kant zeg ik: We moeten ons niet terugtrekken in ons eigen bastion. Het zou geweldig zijn als er meer mensen vanuit de reformatorische kring actief zouden zijn bij de politie. Laat ze maar komen.
Aan de andere kant zou ik tegen jongeren willen zeggen: Weet waar je aan begint. Het is geen gemakkelijke wereld. Binnen de politie hangt meestal een sfeer van: alles moet kunnen. Er heerst een sterk groepsdenken: je moet meedoen. Op de werkvloer schrik ik van de grove en smerige taal, over vrouwen en allochtonen.
Wel maakt het natuurlijk uit waar je bent gestationeerd. In mijn diensttijd in Bunschoten werkte ik samen met diverse kerkelijke collega’s: hervormd, christelijk gereformeerd en gereformeerd vrijgemaakt. Daar voelde ik me als een vis in het water. ’s Maandagsmorgen werd er bij wijze van spreken niet over voetbal, maar over de preek gepraat. Dat gebeurt me nu in Zwolle niet.
Ik vraag me ernstig af of orthodoxe christenen nog welkom zijn bij de politie. Onze oudste zoon is tijdens de selectieprocedure afgewezen, onder meer omdat hij in Genemuiden te beschermd zou zijn opgevoed. Hij kreeg de vraag of hij wel eens lekker vocht op zaterdagavond en naar de disco ging. Nee, dat deed hij niet. Hij zat dan thuis bij zijn vriendin. Men vond het ook maar bekrompen dat hij de homoseksuele praxis afwees.
Ik heb me heel boos gemaakt over de afwijzing van mijn zoon en ben naar de korpschef gestapt. Die beweerde dat hij zich niet veel bij het verhaal kon voorstellen. Een opmerking van een andere korpschef vond ik veelzeggend. Hij zei: „Vroeger wilde de politie graag calvinisten, die waren behoudend en gezagsgetrouw. Nu wil de politie vernieuwers.””
Komt u tijdens uw werk wel eens in gewetensnood?
„Toen ik Duivendrecht werkte, was ik als politieman regelmatig zijdelings betrokken bij voetbal op zondag. Het oude Ajaxstadion stond vlakbij. Ik moest bijvoorbeeld parkeeroverlast tegengaan. In Ouder-Amstel moest ik werken tijdens carnaval, een festijn met veel drank en muziek. Dat soort werk doe ik liever niet. Maar je bent nu eenmaal wel geroepen de openbare orde te bewaren.
Toen mijn chef in Duivendrecht mij wilde verplichten om de hele zondag actief te zijn bij een verkeerscontrole heb ik geweigerd. Ik beriep me op het ambtenarenreglement, waarin staat dat een werknemer op zondag minstens een keer naar de kerk moet kunnen gaan.”
Ook in orthodox-christelijke kring zijn misstanden. Denk aan drankketen, vandalisme tijdens de jaarwisseling, seksueel misbruik. Krijgt u dat van uw seculiere collega’s voor de voeten geworpen?
„Zeker. Op zo’n moment weten ze haarfijn aan te geven waar het fout zit. Ooit ging ik samen met een niet-kerkelijke collega in Genemuiden naar de vader van een jongen die zich had misdragen met melkbus schieten. De vader begon tegen ons te tieren en te schelden. Mijn collega zei: „Dat zijn nou mensen van jouw club, die het goede voorbeeld zouden moeten geven.” Dan schaam ik mij.
In mijn huidige functie lees ik regelmatig dagrapporten over Hardenberg, waar veel vrijgemaakt gereformeerden wonen. De politie noemt hen ”zwaren”. Als in die rapporten een sfeertekening wordt gemaakt van bijvoorbeeld een geval van seksueel misbruik in kerkelijke kring, lees ik regelmatig zinnetjes als: „Die zwaren hebben het weer gedaan.””
Werkt u met genoegen bij de politie?
„Ik ga met plezier naar mijn werk. Mijn collega’s kennen mijn standpunten en respecteren me ook. Ze zijn even stil als ik bid voor het eten. Als iemand een smerige mop wil vertellen, hoor ik regelmatig roepen: „Niet doen, Jelle zit erbij.” Gelukkig heb ik met menige collega ook geregeld fijne gesprekken.”
Loopbaan
Politieman Jelle van der Meulen werkte achtereenvolgens in Weesp (1973), Duivendrecht (1974-1983), Bunschoten (1983-1989), Genemuiden (1989-1997) en sindsdien in Zwolle. Hij is nu coördinator kwaliteitscontrole processen-verbaal. Dat betekent dat hij onder meer processen-verbaal controleert op onjuistheden.
Dit nog even
Welk boek maakt veel indruk op u?
„Ik lees momenteel ”Jezus, mijn bestemming”, van de Duitse theoloog Wilhelm Bush. Toen ik het onlangs van iemand kreeg, dacht ik eerst: uitgeverij Gideon, wat ik daar nu mee moet? Maar het boek is geweldig. In zeventien toespraken wijst de schrijver er met ernst op dat er maar twee bestemmingen zijn: hemel of hel. Die boodschap moeten we ook de wereld vertellen.”
Welke politiezaak zult u niet vergeten?
„De zaak van een oude mevrouw in Duivendrecht. Een bijzonder triest verhaal. Ze woonde in dezelfde flat als wij. Ze was broodmager, amper 30 kilo. Een typisch vrouwtje. Had ze haar arm gebroken, vertelde ze dat ze onder de tram was gekomen. Nou ja, het zal wel. Op een dag belde de buurvrouw van de vrouw. „Ze zegt dat ze beroofd is.” Het verhaal bleek te kloppen. Uit een kast waren spullen gestolen. Later kregen we het vermoeden dat er meer aan de hand was, dat er iets was gebeurd op zedengebied. Het vrouwtje wilde ons niets vertellen. Wel wilde ze haar verhaal aan de dokter kwijt. Toen bleek dat ze ook nog eens is verkracht door haar berover, een jongen van dezelfde flat. Die gozer is écht niet goed bij zijn hoofd geweest. Het oude mensje is er nooit meer bovenop gekomen.”
Wie is een toprechercheur?
„Ik denk aan iemand uit ons korps: Gert Vonk. Op en top rechercheur. Heel gedreven, maar ook nuchter. Rechercheurs lopen het gevaar een tunnelvisie te ontwikkelen. Dat zal hem niet gebeuren.”
Politievakbondsman Hans van Duijn vindt dat een agent in theorie een hanekam zou moeten kunnen hebben. Mee eens?
„Ik vind dat absoluut niet kunnen. Wat mij betreft ook geen lang haar, oorbellen en piercings. Vroeger mochten we niet eens lange bakkebaarden dragen.”
Dit is het eerste deel in een serie over christenen die actief zijn of waren binnen de wereld van het recht. Volgende week zaterdag: mr. R. Daverschot, voormalig hoofdofficier van justitie.