Een christelijke gemeente waar geen plaats is voor mensen met een beperking is eigenlijk een gemeente met een handicap. Dat stelde Johan van Veelen dinsdag op een studieavond voor ambtsdragers.
Het thema van de avond luidde ”Hoezo beperkt? Bijzonder geliefd! Ontdekkingen in het pastoraat en diaconaat aan mensen met een handicap”. Johan van Veelen, sinds kort directeur van de VBOK, sprak als voormalig directeur van dit Koningskind over de Bijbelse visie op mensen met een beperking en het specifieke pastoraat rondom deze groep.
Van Veelen baseerde zijn betoog op de stelling dat mensen met een beperking als lid van de christelijke gemeente in alle voorrechten delen. Dit betekent dat ambtsdragers en gemeenteleden geroepen zijn mensen met een beperking het gevoel te geven er volledig bij te horen.
Stafmedewerker Erik Valk van dit Koningskind sprak over het onderwerp ”Autisme in de kerk”. Valk, momenteel interim-directeur bij de vereniging, legde uit het opgejaagde tempo in de maatschappij precies averechts werkt op mensen met autisme. Om die reden lijkt autisme steeds vaker voor te komen.
Mensen met autisme hebben moeite met communicatie, taal en sociale contacten. Bovendien blijken zij vaak niet in staat tot verbeelding en nemen ze alles letterlijk. In het kerkelijk leven stuit dit in de praktijk op veel problemen, aldus Valk, omdat het geloofsleven draait om dingen waar mensen met autisme juist niet goed in zijn.
Valk legde uit hoe problematisch het is voor iemand met autisme om een relatie met een onzichtbare Persoon te hebben. Daarnaast is de geloofsoverdracht extra moeilijk, doordat een autist veel dingen anders opvat. Zo kan een autist zich niets voorstellen bij abstracte woorden als genade en barmhartigheid. Anderzijds vat hij metaforen als ”het bloed van Christus” en ”Jezus moet in je hart komen” weer zo letterlijk op dat deze begrippen hem of haar angst aanjagen.
Valk hield een pleidooi om in relatie met mensen met een autistische beperking een heel eigen benadering van het geloof en de geloofsinhoud te hanteren. Omdat bij deze mensen het ’relatieapparaat’ defect is, zal er in de kerk ruimte moeten zijn voor autisten om hun relatie met gemeenteleden en hun relatie met God op geheel eigen wijze beleven. Die relaties zullen daarom ook in geëigende termen verwoord moeten worden.
Valk benadrukte dat een christelijke gemeente gekenmerkt wordt door omzien naar elkaar. Dit betekent dat er niet alleen veel aandacht is voor mensen met een autistische beperking, maar ook voor hun ouders en andere gezinsleden.
Joke Leene, medewerkster van dit Koningskind, hield een lezing over het onderwerp ”Verwerken, accepteren en begeleiden”. Zij vindt dat er ook in de christelijke gemeente ruimte moet zijn voor gevoelens van verdriet en boosheid als ouders een gehandicapt kind krijgen. Ambtsdragers moeten niet snel met pasklare antwoorden komen, maar eerst echt kennis nemen van wat er speelt. Pas daarna kan er sprake zijn van een echte ontmoeting, aldus Leene.
Aan het slot van haar toespraak signaleerde Leene enkele valkuilen. Zo wees ze op het gevaar dat sommige ambtsdragers de neiging hebben klachten te relativeren. Verder gaat er achter verwijten over de kerk en ambtsdragers een behoefte schuil. Goedbedoelde adviezen zijn meestal niet op hun plaats. Ook is het voor ouders met een gehandicapt kind erg pijnlijk als er allerlei beloftes worden gedaan die niet nagekomen worden, zo stelde Leene.