Buitenland

Tibet zit altijd al onder de schaduw van Chinezen

Ook al heeft de Tibetaanse leider in ballingschap, de dalai lama, enkele jaren terug officieel het streven naar Tibetaanse onafhankelijkheid opgegeven, de Chinese overheersing van Tibet blijft een bron van onrust. Want terwijl de machthebbers in Peking het volste recht zeggen te hebben om Tibet tot het Chinese grondgebied te rekenen, vechten groepen Tibetanen dit letterlijk en figuurlijk aan. Wie heeft gelijk?

18 March 2008 11:07Gewijzigd op 14 November 2020 05:38Leestijd 6 minuten

In zijn essay ”What is China? Who is Chinese? Han-minority relations, legitimacy and the state”, afgedrukt in de bundel ”State and Society in 21st century China”, gaat de Britse hoogleraar Colin Mackerras op die vraag nader in.Overigens is Tibet niet het enige probleemgebied in het Rijk van het Midden. In China, zo stelt Mackerras, behoort iedere burger tot een minzu, een etnische groep of nationaliteit. In de grondwet wordt China omschreven als een eenheidsstaat van volken met verschillende etnische of nationale achtergronden.

Dat klinkt vredig, maar de meest dominante minzu zijn uiteraard de Han-Chinezen. Zij vormen meer dan 90 procent van de bevolking. Nog geen 10 procent behoort tot de 55 door de staat erkende minderheden. Maar die beslaan wel vijf achtste deel van het Chinese grondgebied, waaronder bijna heel het westelijke en zuidwestelijke deel van het land.

Tot de belangrijkste gebieden van minderheden behoren Xinjiang in het westen, Tibet (zuidwesten), Mongolië (noordwesten), Mantsjoerije (noordoosten), en Taiwan voor de zuidoostelijke kust.

Graham Hutchings stelt in zijn boek ”Modern China, a companion to a rising power” dezelfde vraag als Mackerras, namelijk wie nu de legitieme claim heeft op Tibet (”Who owns Tibet?”): de Tibetanen of de Han-Chinezen? China, zo concludeert hij, baseert zijn claim op Tibet op de geschiedenis. Maar dat is in zijn ogen een nogal rekkelijk argument, waarmee het ook Vietnam en Korea zou kunnen opeisen.

Mackerras stelt dat Peking bij zijn claims op Tibet bewust teruggrijpt op een bepaald deel van de geschiedenis, namelijk de periode van de Qingdynastie (1644-1911) en de reden daarvoor is dat China toen het grootste landareaal besloeg. De Qing hadden zowel Mongolië als Tibet, Xinjiang en Mantsjoerije veroverd. Voor dat laatste gebied hoefden ze niet veel te doen omdat de Qing er zelf vandaan kwamen. Ze behoorden ook zelf tot een etnische minderheid, de Manchus.

Toen in 1911 de Han-Chinezen de macht overnamen, was die territoriale claim niet meer vanzelfsprekend. Na de ineenstorting van de Qingdynastie verklaarden Tibet en Mongolië zich namelijk onafhankelijk van China; in 1931 gingen ze als heuse zelfstandige staten zelfs diplomatieke banden met elkaar aan. Mongolië slaagde er met behulp van de Sovjet-Unie in om voor een deel onafhankelijk te worden (Buiten-Mongolië; Binnen-Mongolië bleef Chinees). Maar Tibet had niet zo’n buitenlands steuntje in de rug - en volgens Hutchings hebben de Tibetanen dat aan zichzelf te wijten omdat ze een tamelijk geïsoleerde koers voeren.

Toch bleef ook Tibet na 1911 op eigen benen: de Chinese claim was er wel, maar de feitelijke overheersing van het Tibetaanse grondgebied was zwak of zelfs afwezig.

Dat is ook de reden waarom de Tibetanen hun onafhankelijkheid steevast opeisen op basis van „ervaring”, zoals Hutchings het noemt. Gedurende lange perioden werd Tibet immers niet door de Chinezen geregeerd, en door geen enkel ander land. Dat neemt niet weg dat de Tibetanen altijd op een bepaalde manier het Chinese gezag hebben erkend. Zo zochten ze altijd de goedkeuring van Chinese keizers (en na 1911 van het republikeinse staatshoofd) bij de keuze van hun geestelijk leiders.

In 1950 kwam aan die vage positie een eind, toen de communistische troepen van Mao Zedong naar Lhasa oprukten. Na een bloedig treffen met de Tibetaanse strijders kwam in 1951 een overeenkomst tot stand waarin Tibet formeel verklaarde een deel van China te zijn. Acht jaar later, in 1959, brak alsnog een opstand uit, die bikkelhard door de Chinese troepen werd onderdrukt. Op dat moment vluchtte het toenmalige hoofd van de Tibetaanse regering, de dalai lama, in ballingschap naar India.

Een ander regelrecht dieptepunt waren de verwoestingen ten tijde van de Culturele Revolutie (1966-1976), toen leden van de Rode Garde de Tibetaanse cultuur en godsdienst (Tibetaans boeddhisme) probeerden uit te roeien.

Met de communisten stevig in het zadel kwam er een eind aan het ”jojoverleden” van de Tibetanen. Zat er in Peking een sterke regering, dan viel Tibet feitelijk onder Chinees gezag; verzwakte dat bestuur, dan profiteerde Tibet daar direct van en kon het zijn gang gaan.

De les van het verleden biedt dus een schrale troost voor de Tibetanen van nu. Alleen als de Chinese staatsmacht wegvalt of verzwakt, is er ruimte voor Tibet om een eigen weg te gaan. Dat China nu in zo’n situatie is beland, lijkt erg onwaarschijnlijk.


Hu trekt weer aan de touwtjes

Net als in de afgelopen dagen kwam het ook op 5 maart 1989 tot hevige rellen in Tibet. De man die toen de scepter zwaaide vanuit Lhasa was Hu Jintao, de huidige Chinese president.

De Chinakenner Willy Wo Lap Lam schrijft in zijn boek ”Chinese politics in the Hu Jintao Era” dat Hu’s „moedig en standvastig” optreden tegen de Tibetaanse opstandelingen hem het respect van zijn superieuren –in het bijzonder van Deng Xiaopeng– opleverde, waardoor hij verder kon opklimmen op de partijladder.

Maar in werkelijkheid, zo vertelt Lam, had Hu zelf tijdens die onlusten helemaal niets gedaan. Om te voorkomen dat hij hoogstpersoonlijk opdracht moest geven tot het neerslaan van de opstand –iets wat tot een bloedige escalatie kon leiden en dus riskant was voor zijn positie– had Hu de stekker van zijn telefoon eruit getrokken zodat politie en legerleiding hem niet meer konden bellen over wat ze moesten doen.

Uiteindelijk namen ze zelf maar het besluit om hard op te treden. Toen dat goed uitpakte, kwam Hu tevoorschijn om met de eer te strijken. Was het fout gegaan, dan had hij dat zeker niet gedaan, maar het leger de schuld kunnen geven. Het succesvol legeroptreden in Tibet stond model voor het optreden in juni in Peking, aldus Lam.

De huidige Tibetaanse betogers zijn dus gewaarschuwd: er staat een sluw staatshoofd aan het hoofd van de Chinese bezettingsmacht.

Meer over
Achtergrond
Tibet

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Vond je dit artikel nuttig?

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer