Buitenland
„Ik leerde al jong met trauma’s leven”

EINDHOVEN - Moederziel alleen stak Erzsi Könyves op 14-jarige leeftijd de grens met Oostenrijk over, nadat ze een maand eerder actief betrokken was geraakt bij de Hongaarse opstand. „Het lijkt op een spannend jongensboek, maar zo heb ik het niet ervaren”, zegt Könyves vijftig jaar later.

EINDHOVEN – Schilderen is voor de Erzsi Könyves een belangrijk middel om haar emoties te verwerken. Op de achtergrond haar werk ”Mijn weg naar de vrijheid”. Foto RD
EINDHOVEN – Schilderen is voor de Erzsi Könyves een belangrijk middel om haar emoties te verwerken. Op de achtergrond haar werk ”Mijn weg naar de vrijheid”. Foto RD
De in 1942 geboren Erzsi werd al vroeg geconfronteerd met geweld en onderdrukking. „In 1944 bezette Duitsland Hongarije en een jaar later was Boedapest het toneel van zware gevechten tussen de Wehrmacht en het Rode Leger. Wij woonden precies op de frontlijn. Ik kan me herinneren dat de raketten over en weer vlogen.”

Na afloop van de oorlog in 1945 begon de communistische terreur. „Tijdens een huiszoeking haalde de politie onze woning overhoop en een bij ons inwonende oom verdween voor ruim vijf jaar in een strafkamp.” Erzsi groeide op in een gespleten wereld. „Op school werden we overspoeld met communistische propaganda, terwijl we er thuis heel andere opvattingen op nahielden.”

De opstand die in het najaar van 1956 uitbrak, kwam voor Erzsi niet onverwacht. „De onvrede was groot en we voelden dat er iets broeide.” Op 23 oktober kwam het tot een massale demonstratie. „Ik nam eraan deel en verkeerde in een soort roes.” Toen later op de avond de eerste doden vielen, was de opstand een feit.

Op 24 oktober bleef Erzsi thuis. „Niemand ging meer naar school. De dagen erna liep ik veel op straat. Op 30 oktober was ik getuige van een gruwelijke lynchpartij - een smet op een verder zuivere revolutie.”

Na de euforie over de aanvankelijke terugtrekking van het Rode Leger keerden de Sovjets op 4 november naar Boedapest terug. „De dag erna raakte ik betrokken bij het verzet. Vlak bij een belangrijke verzetshaard ontmoette ik mijn vriendje, op wie ik verliefd was. Hij droeg een machinegeweer en gaf me een paar handgranaten. Zo raakte ik bij de strijd betrokken.”

In hartje Boedapest lieten de opstandelingen -onder wie veel kinderen- Russische tanks vastlopen in nauwe straatjes, om ze vervolgens te bestoken met molotovcocktails en granaten. „Het liep verkeerd. Mijn vriendje werd in het hoofd geschoten. waarna een tank over zijn benen reed. Zelf raakte ik gewond aan mijn been doordat ik een granaat niet ver genoeg weggooide.” Na een behandeling in het ziekenhuis ging Erzsi naar huis. „Daar trapte ik een ruitje in om de herkomst van de wond te verdoezelen.”

Na het mislukken van de opstand gingen begin december de scholen weer open. „Ik moest me melden bij de directeur. Die gaf me te verstaan dat ik het land maar beter kon verlaten. Via het ziekenhuis zouden de autoriteiten er immers achter kunnen komen wat er werkelijk was gebeurd. Toen moest ik thuis wel opbiechten dat ik had meegevochten.”

Moeder Könyves ging snel tot actie over. Ze bracht Erzsi in contact met twee dochters van een kennis die ook wilden vluchten. „Met ons drieën stapten we op de trein. Mijn moeder zou me zo snel mogelijk achterna komen met haar broer. Hun vluchtpoging zou echter mislukken. Pas in 1965 zou ik mijn moeder weerzien, toen ze voor een korte vakantie naar Nederland mocht.”

Tijdens Erzsi’s vlucht dreigde het verschillende malen mis te gaan. „In de trein werden mijn twee reisgenoten opgepakt, evenals aan de grens de groep vluchtelingen waarbij ik me had aangesloten.” Dankzij een list wist Erzsi te ontkomen. Een oude man bracht haar ten slotte tot aan de grens. „Het laatste stuk ging ik alleen: door water, bos, een open veld met mijnen en prikkeldraad. Zo bereikte ik de boerderij in Oostenrijk waarover de oude man mij had verteld.”

Via een Nederlandse pater die haar moeder in 1938 in Boedapest had leren kennen, kwam Erzsi begin 1957 naar Nederland. Daar verruilde ze het ene pleeggezin voor het andere, totdat ze vanwege haar studie aan de kunstacademie in Breda op kamers ging wonen.

Anno 2006 voelt Könyves zich „niet bezwaard” over wat ze heeft gedaan. „Wel heb ik jarenlang schuldgevoelens gehad. Niet alleen over mijn vriend, die ik niet heb kunnen helpen, maar ook over de Russen die ik heb zien verbranden tot zwart pakketjes. Aan de andere kant -en dat is een heel dubbel gevoel- ben ik ervan overtuigd dat ik dit heb moeten doen.”

Dat Könyves er niet aan onderdoor ging, komt doordat ze „heel jong met trauma’s leerde leven. Als kind ontdekte ik al wat relativeren was.”

Dit is het vijfde artikel in een serie over 50 jaar Hongaarse opstand.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer