De bommen in de Egyptische badplaats Sharm al-Sheikh gingen af op een belangrijke nationale feestdag. Op 23 juli wordt jaarlijks de Egyptische revolutie van 1952 herdacht, toen het land de monarchie afschafte en een republiek werd.
Het is echter ook een aanslag op het toerisme, dat voor een kwart van het nationale inkomen zorgt. En een aanslag op het toerisme is een aanval op de Egyptische staat als geheel. Een sterke daling in inkomsten van toerisme is niet alleen schadelijk voor de overheid, maar ook voor miljoenen gewone Egyptenaren. De bevolking van Sharm al-Sheikh was dinsdag massaal op de been om tegen het terrorisme te demonstreren.
Tussen alle speculaties over de redenen voor deze aanslag is er ook één die naar Palestijnse kant wijst. De Egyptische veiligheidsdienst probeert al geruime tijd rivaliserende Palestijnse partijen in Gaza bij elkaar te brengen. Er zijn in Caïro gesprekken geweest en Egyptenaren hebben druk uitgeoefend op Islamitische Jihad en Hamas om zich te onderwerpen aan de Palestijnse leider Mahmud Abbas. Ook probeert Egypte extreme Palestijnen ertoe te bewegen de aanvallen op Israël te staken.
Egyptische veiligheidsfunctionarissen die anoniem willen blijven, vermoeden daarom dat Islamitische Jihad en Hamas erachter zitten. Ze willen Egypte laten weten dat het niet ongestraft druk op hen kan uitoefenen.
Sharm al-Sheikh is voor de Egyptische veiligheidsdienst een veiligheidsklasse A. De veiligheidsdienst moet alles weten over wat de stad in of uit gaat. Sharm al-Sheikh is nu eenmaal de tweede residentie van president Mubarak. Bovendien is de stad een van de belangrijkste pijlers onder de Egyptische toeristenindustrie.
Waarschijnlijk zijn de terroristen als handelaren de stad binnengekomen. Veel handelaren zijn bedoeïenen. De Egyptische veiligheidsdienst vermoedt dat zij verantwoordelijk zijn.
Bedoeïenen in de Sinaï hebben doorgaans goede relaties met de nomaden in Israël. Bedoeïenensamenlevingen zijn erg gesloten en voor de Egyptische veiligheidsdienst moeilijk te infiltreren. Om het ingewikkeld te maken wordt daarom vermoed dat de contacten zijn verlopen van de Palestijnse terroristen, via Israëlische bedoeïenen naar de nomaden in de Sinaï, die dan uiteindelijk de aanslag zouden hebben gepleegd.
Veruit de meeste slachtoffers zijn bij het Ghazala-hotel gevallen, omdat de auto met explosieven met hoge snelheid tot vlakbij de receptie van het hotel is gekomen. De aanslag bij Naäma Bay was op een parkeerplaats. De terrorist heeft politie gezien en is toen snel gevlucht. Een klok bracht die bom tot ontploffing. Maar de vlucht van de terrorist laat volgens de Egyptische veiligheidsdienst zien dat dat een amateur was. Ook de aanslag op de oude markt was niet professioneel. Ook daar sloeg de terrorist op de vlucht voor de politie.
De aanslagen vonden na 1.00 ’s ochtends plaats. Dat is een moment waarop de meeste toeristen al naar bed waren. De Egyptenaren die aanwezig waren waren mensen die in de toeriten industrie werken maar nu bij elkaar zaten om na een dag werk nog wat met elkaar te praten. Het tijdstip van de aanslag laat ook zien dat het plaats vond op een moment dat de aandacht van de politie wat was verzwakt. Een aanslag op een eerder tijdstip had waarschijnlijk veel meer buitenlanders het leven gekost.
De beschuldigingen aan het adres van de bedoeïenen van de Sinaï laten een breuk zien in de verhoudingen tussen Egyptenaren en het trekkersvolk. Nadat Israël de Sinaï aan Egypte heeft teruggegeven, hebben Egyptenaren die in hoog tempo tot een belangrijk toeristisch gebied ontwikkeld. Honderdduizenden Egyptenaren zijn toen naar de Sinaï getrokken.
Bedoeïenen klagen veel over de concurrentie van Egyptenaren in de toeristische gebieden. De Egyptenaren zijn veel ondernemender, zetten grote projecten op en maken ook de grootste winsten. Dat zet kwaad bloed.
Veel bedoeïenen vinden dat de Sinaï hen toebehoort en vinden dat Egyptenaren hun zouden moeten betalen voor de winsten die ze daar maken. Egyptenaren vinden op hun beurt dat bedoeïenen lui zijn en makkelijk aan geld willen komen.
De oppositie wil al jaren dat de wet op de noodtoestand wordt afgeschaft die de veiligheidsdienst grote vrijheden geeft om mensen die verdacht worden van extremisme op te makken en hardhandig te ondervragen. Deze aanslag maakt een op korte terijn intrekken van deze wet wel heel onwaarschijnlijk.
De aanslag van zaterdag heeft ook gevolgen voor Egyptes politieke toekomst. Al maanden zijn er discussies over de presidentsverkiezingen dit najaar. Voor het eerst kunnen verschillende kandidaten meedoen. De 77-jarige president Mubarak heeft zich voor een nieuwe periode van zes jaar kandidaat gesteld, maar daar tegen is, vooral vanwege zijn leeftijd, ook veel bezwaar. Een sterke oppositiekandidaat is er echter niet. De kans dat die er komt, is door de aanslag alleen maar kleiner geworden.
Grote weerstand bestaat er in Egypte tegen tegen de verklaringen vanuit het islamitisch fundamentalisme. Westerse media die dit als bron van de aanslag zien, krijgen er daarom ook van langs. Moslimleiders noemen het geweld een ernstig misbruik van islamistische waarden. President Mubarak heeft bij verschillende gelegenheden gezegd dat dergelijke extremisten geen islamieten mogen worden genoemd.
De aanslag is ook ongunstig voor religieuze partijen. De Moslimbroederschap ligt al maanden onder vuur. Deze fundamentalistische groep is officieel verboden, maar wordt in de praktijk getolereerd. De partij stelt de regels van de koran boven democratische besluiten, en dat roept verzet op. Hoewel de Moslimbroederschap de aanslag heeft veroordeeld, is het klimaat voor de groep alleen maar vijandiger geworden.