Jongens van de Jacobus Fruytier weten van alles over gokken, of toch niet?
Wedden op een voetbalwedstrijd of een potje blackjack spelen. Uit recent onderzoek blijkt dat het aantal gokkende scholieren toeneemt. Bij de Jacobus Fruytier scholengemeenschap in Apeldoorn leren tieners met de hulp van een washandje, knikkers en snoep over de verslavende werking van gokapps.
De logo’s van gokapps en bitcoinbedrijven flitsen in hoog tempo over het scherm. „Roep maar als je er eentje kent.” „Jo, dat is voor pokeren!” klinkt het meteen door de klas. Ook Toto, de Postcodeloterij en Kansino worden herkend. „Heb je weleens gegokt?” vraagt Bosman aan de jongen die de naam van de laatste gokapp herkent. „Nee, ik ben pas 14. Ik denk niet dat ik erin kom.” „Dat kan gewoon met een vals mailadres”, voegt zijn buurman toe. Dan, snel: „Maar ik doe dat zelf niet hoor. Ik vind het tijdverspilling en speel liever een game.”
In een paar lokalen van de Jacobus Fruytier scholengemeenschap in Apeldoorn geven trainers van Chris en Voorkom deze maandag in november preventielessen over alcohol, drugs en online gokken aan een groep scholieren van het cluster 4-onderwijs, voor leerlingen met een gedragsstoornis of psychische problemen.
Wilbert Bosman neemt de workshop over gokken voor zijn rekening. Een les waar volgens de trainer meer vraag naar is op middelbare scholen, omdat het aantal jongeren dat online gokt toeneemt. Uit het nieuwste scholierenonderzoek van het Trimbos-instituut in juli 2024 blijkt dat 1 op de 15 leerlingen online gokt voor geld, terwijl online gokken verboden is voor minderjarigen. Vooral jongens hebben er belangstelling voor: ruim 1 op de 10 gokt online. Meisjes gokken veel minder: 1 op de 50.
Snoepje
Dat vooral jongens van alles weten over gokken blijkt ook in het leslokaal. De meisjes luisteren mee, maar houden zich wat meer afzijdig. „Wie heeft er weleens een weddenschap gedaan”, vraagt Bosman. Een groot deel van de groep gaat staan. Vooral onder vrienden en klasgenoten blijkt een wedje leggen populair. De prijs? „Een broodje”, meldt iemand enthousiast.
De volgende vraag is wat spannender. „Wie kent er iemand die weleens gegokt heeft?” Er wordt besmuikt gegrinnikt in de klas. „Ik zie je lachen”, zegt de trainer tegen een jongen die onderuitgezakt zit. „Gaat het misschien om jezelf? Mag ik je daar wat over vragen?” De jongen blijkt weleens te gokken in een kroeg in de buurt. „Laatst heb ik nog zestig euro gewonnen.” Volgens hem is gokken vooral leuk omdat er een kans bestaat dat je meer wint dan je uitgeeft. „Al heb ik ook weleens dertig euro verloren.”
Die kans, daar draait het allemaal om bij het gokken, laat Bosman zien aan de hand van een spel. Hij houdt een washandje en een paar knikkers omhoog. Iedere leerling krijgt een snoepje uitgereikt. „Hou hem nog even in de verpakking, je mag zo zelf bepalen of je het snoepje wel of niet inzet.” De regels zijn simpel: hij stopt een gele en een witte knikker in het washandje. Wie de gele knikker pakt, krijgt er een snoepje bij. Bij de witte knikker moet de toffee worden ingeleverd.
De eerste twee leerlingen in de kring pakken onder luid gejuich een geel snoepje. Het succes bemoedigt nummer drie; hij reikt in de washand. De witte knikker. Weg snoepje. „Eigenlijk wilde ik niet meedoen”, zegt hij wat sip. „Maar zij hadden allebei geel, dus ik dacht dat ik ook wel kans maakte.”
Bosman maakt het spel wat ingewikkelder en de inzet groter. De winst is nu een zak chips. Maar: er gaan negen witte knikkers in de washand en één gele. Ineens wil niemand meer inzetten. „Ja, nu is het veel moeilijker geworden, da’s niet eerlijk”, klinkt het. „Ik hou het maar bij mijn snoepje.”
De kansberekening die de klas net maakte, doet een gokker ook, legt Bosman uit. Bij een winstkans van 1 op 2 doe je sneller mee aan een spel dan wanneer er een kans van 1 op 10 is. Maar dan komt er een verslavend element om de hoek kijken. Als een medegokker bijvoorbeeld wint, ben je sneller geneigd ook mee te doen. „Bij gokken maakt je lichaam dopamine aan, een geluksstofje. Zelfs bij het idee van een mogelijke overwinning komt die stof al vrij.”
Zo ontstaat er snel een koppeling tussen gokken en je goed voelen, waardoor iemand vaker gaat gokken om zich goed te voelen. „En dan verlies je dus meer geld. Na zo’n verlies daalt de hoeveelheid dopamine in je hersenen weer geleidelijk, om de volgende dag weer te stijgen bij het vooruitzicht op nieuwe winst. Eigenlijk vergeet je verlies dus snel en ontstaat er meteen nieuwe hoop.”
Ballon
Hij illustreert zijn voorbeeld met een ander spel, waarbij de leerlingen eerst met 1 dobbelsteen en daarna met 2 dobbelstenen het getal zes moeten gooien. Iedereen doet fanatiek mee en de dobbelstenen vliegen over tafel. De groep denkt eerst dat ze vaker zes kan gooien met twee dobbelstenen, maar die kans wordt juist vele malen minder, zien de leerlingen ze na heel wat keer proberen.
Bosman: „Met gokken schat je altijd in dat je meer kans hebt dan je daadwerkelijk hebt.” Hij waarschuwt meteen even voor websites waarbij je kunt gokken zonder eerst geld in te zetten. „Zo proberen ze je het spelletje in te krijgen. Het is verslavend om tactieken te bedenken en als je eenmaal bent begonnen, is het lastig om te stoppen.”
Na de spellen daalt de spanningsboog van de leerlingen wat, maar een filmpje doet wonderen. Op het scherm legt een ex-gokverslaafde uit hoe hij in het begin van zijn verslaving een enorm bedrag won, maar daarna diep in de schulden belandde en uiteindelijk zelfs zijn huis moest verkopen. Uit schaamte durfde hij eerst aan niemand om hulp te vragen.
Die boodschap landt wel in de klas. „Als jij ook met een probleem worstelt, is het goed om het met iemand te bespreken die je vertrouwt”, zegt Wilbert Bosman na afloop voorzichtig. Terwijl hij een ballon opblaast: „Een ballon waar steeds meer lucht in komt, knalt op een gegeven moment uit elkaar. Het is goed om langzaam een beetje lucht te laten ontsnappen. Zo werkt het ook met praten, dat lucht op.”