Vmbo’er voelt zich fors minder betrokken bij politiek dan vwo’er
De meeste jongeren hechten veel waarde aan de democratie, maar de verschillen tussen vmbo’ers en vwo’ers blijven fors, blijkt uit meerjarig onderzoek. „Dat is een problematisch resultaat.”
Is het belangrijk om in een democratie te leven? Het hangt er nogal vanaf aan wie je het vraagt. Van de vmbo’ers in de tweede klas vindt nog geen 40 procent dat een beetje of erg belangrijk. Van hun leeftijdgenoten op de havo gaat het om ruim 50 procent en van de vwo’ers om zo’n 70 procent. Ook in het vierde leerjaar zijn de verschillen tussen de niveaus nog fors, al zijn er dan wel meer vmbo’ers die zeggen de democratie belangrijk te vinden.
Leerlingen van 49 scholen, verspreid door het hele land, kregen vanaf 2018 ieder jaar vragenlijsten voorgeschoteld over hun opvattingen over de politiek. Onderzoekers van het Adolescentenpanel Democratische Kernwaarden en Schoolloopbanen (ADKS) publiceerden afgelopen week het laatste rapport over leerjaar 5 en 6. Dr. Twan Huijsmans, als socioloog verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, licht de resultaten toe.
Waarom is dit onderzoek destijds opgezet?
„In de politicologie en ook in de maatschappij leefde de zorg dat jongeren niet erg gehecht zouden zijn aan de democratie. We wilden een keer goed in kaart brengen of dit inderdaad het geval is. Doordat we leerlingen gedurende hun hele middelbareschooltijd volgen, konden we onderzoeken wanneer jongeren hun opvattingen over de democratie vormen en hoe die zich ontwikkelen. Daar was nog weinig over bekend.”
Welke conclusies trekt u na het onderzoek?
„Een van de belangrijkste conclusies is dat jongeren over het algemeen massaal de representatieve democratie, met een gekozen volksvertegenwoordiging, steunen als beste bestuursvorm. Ze wijzen autoritaire vormen van bestuur heel sterk af, net als inperkingen van het stemrecht. En ze onderschrijven het belang van de vrijheid van meningsuiting. Jongeren zijn dus gehecht aan de democratie zoals we die in Nederland hebben.”
De verschillen tussen vmbo en havo en vwo zijn wel groot.
„Inderdaad. Dat is een problematisch resultaat. Veelzeggend is bijvoorbeeld dat vmbo’ers veel minder vaak zeggen waarschijnlijk of zeker te gaan stemmen als ze 18 worden. In het vierde leerjaar gaat dat om krap 70 procent van de leerlingen op het vmbo, tegen ruim 80 procent op de havo en 90 procent op het vwo. Soortgelijke verschillen zien we ook terug in de daadwerkelijke opkomst. Blijkbaar wordt de kiem ervan al op heel jonge leeftijd gelegd.
Ons onderzoek impliceert dat het heel belangrijk is wat kinderen thuis meekrijgen: praten ouders over de politiek; stimuleren ze hun kinderen om de krant te lezen?”
„Veelzeggend is bijvoorbeeld dat vmbo’ers veel minder vaak zeggen waarschijnlijk of zeker te gaan stemmen als ze 18 worden” - Dr. Twan Huijsmans, socioloog
Worden de verschillen tussen vmbo’ers, havo’ers en vwo’ers kleiner op scholengemeenschappen, waar leerlingen elkaar op school kunnen ontmoeten?
„Dat weten we nog niet precies, maar met die vraag gaan collega-onderzoekers de komende tijd aan de slag. Over het algemeen kunnen we wel zeggen dat scholen maar een heel beperkte rol lijken te spelen in het dichten van het gat tussen vmbo enerzijds en havo en vwo anderzijds. De verschillen worden namelijk nauwelijks kleiner gedurende de schoolloopbaan.”
Tegenwoordig geeft het onderwijs juist veel aandacht aan burgerschapsonderwijs. Werkt dat dan niet?
„Een van de doelen van het burgerschapsonderwijs is dat iedereen zich betrokken voelt op de democratie. Positief is dat jongeren gedurende hun schoolloopbaan de politiek beter gaan begrijpen, zich er meer aan hechten en er meer over praten met hun ouders en vrienden. Alleen: die ontwikkeling zien we op alle niveaus. Daarom blijven de verschillen tussen vmbo, havo en vwo vrijwel gelijk.”