Voor centrale banken blijft goud blinken
Het is niet al goud wat blinkt, luidt een bekend gezegde. Wie in de kluis van De Nederlandsche Bank (DNB) zou staan, ervaart op dat moment waarschijnlijk iets anders.
De staven of baren, van ruim 12 kilo per stuk, lagen vroeger in de kelders onder het hoofdkantoor in Amsterdam, maar zijn sinds kort netjes opgestapeld in een uiteraard zwaar beveiligd gebouw op een oude legerbasis in Zeist. Het totale bezit van DNB omvat zo’n 600 ton, waarvan ook delen worden bewaard in New York, Ottawa en Londen.
De waarde ervan blijft maar stijgen, want de goudprijs zit voortdurend in de lift. Tien jaar geleden jaar schommelde die rond de 1300 dollar. Vandaag de dag lijkt hij op weg om de grens van 2500 dollar te slechten. Dan praten we qua gewicht traditioneel over een troy ounce, 31,1 gram. Een kilo kost, omgerekend in onze munteenheid, ongeveer 75.000 euro.
Er is een tijd geweest, rond de eeuwwisseling, dat DNB door verkoop zijn voorraad verkleinde. Cijfers van de World Gold Council, de overkoepelende organisatie van de betrokken sector, geven aan dat de centrale banken de laatste jaren echter volop inslaan. En dat terwijl goud geen functie meer heeft in het monetair systeem. In het verleden was de uitgifte van geld gedekt door het gele edelmetaal. We spraken van de gouden standaard. Aan die koppeling kwam definitief een einde in 1971.
Tot dan konden we guldens en andere valuta ruilen voor dollars en die vervolgens inwisselen voor goud. Maar de Amerikaanse president Richard Nixon besloot de band tussen dollar en goud door te snijden. Sindsdien ontlenen munten en bankbiljetten hun waarde echt puur en alleen aan de overtuiging dat ze overal worden geaccepteerd om er nuttige dingen mee te kopen. Verdwijnt dat vertrouwen, gooi ze dan maar bij het oud ijzer en het oud papier.
Er liggen economisch spannende perioden achter ons, met een financiële crisis (2008), een schuldencrisis in de eurozone, een pandemie en een heftige inflatiegolf. In geopolitiek opzicht zijn na de inval van Rusland in Oekraïne en met de telkens terugkerende dreiging van China richting Taiwan, de risico’s op militaire confrontaties die de hele wereld raken, fors toegenomen. In die situatie van groeiende onzekerheid lijkt goud voor de beheerders van onze deviezenreserves –waartoe ook valuta behoren, de dollar voorop, om in het internationale verkeer transacties mee te betalen– weer te fungeren als de ultieme veilige buffer.
Mocht het ooit helemaal misgaan en zou het geldstelsel instorten, dan hebben de centrale banken wat achter de hand, is de gedachte, dan beschikken we toch nog over koopkracht. Al moeten we ons realiseren dat uiteindelijk de rol van het nu kostbare edelmetaal in het ruilverkeer eveneens berust op vertrouwen. We kunnen het ons niet voorstellen, maar ook dat kan wegvallen. Dan wordt zelfs goud waardeloos.
De auteur is oud-redacteur economie van het RD.