Stuur je iemand naar de begrafenis van een tiran?
Ongemakkelijke plechtigheden – iedereen kent ze. Op persoonlijk niveau maar ook op nationaal niveau. Hoe wordt het uitgelegd als je als land een afgevaardigde stuurt naar de begrafenis van iemand die zijn volk keihard onderdrukt? Is dat een kwestie van alleen meeleven of ook instemmen?
Met die vraag zat het kabinet vorige maand in z’n maag, nadat de Iraanse president Raisi was omgekomen bij een helikoptercrash. De begrafenis in Teheran was massaal, en gekroonde hoofden en andere hoogwaardigheidsbekleders van tientallen landen gaven acte de présence.
Nederland was daar niet bij, en andere westerse landen evenmin. Aanwezig zijn op zo’n begrafenis, dat is toch een stap te ver, oordeelden onze bewindslieden. Wel werd er een „stille condoleance” gestuurd, zoals dat zo mooi heet. Daarmee laat je wél iets van je horen, maar vooral niet te veel.
Hoe gevoelig dit onderwerp ligt, bleek uit de condoleance die Charles Michel, voorzitter van de Europese Raad, stuurde. Die waren nét iets minder stil. „De EU betuigt haar oprechte medeleven met de dood van president Raisi”, schreef hij namens de hele EU op X. „Onze gedachten gaan naar de families.” Die warme woorden kwamen hem op forse kritiek te staan. „Not in my name”, postte PVV-leider Geert Wilders bijvoorbeeld.
Crematie
Hoe ga je met dit soort situaties om? Het kan helpen om een beetje uit te zoomen. En dan blijkt opeens dat er, hoewel van een andere orde, veel meer van dat soort situaties zijn. Niet alleen voor politici, maar ook in het dagelijks leven van veel christenen.
Ga je naar de huwelijksvoltrekking van een homoseksuele kennis? En wat als het geen kennis is, maar je eigen zoon of dochter? Ga je naar de bevestiging van een vrouwelijke predikant? Naar de doopplechtigheid van iemand die ook als kind al is gedoopt? Is aanwezigheid een teken van instemming en goedkeuring, of alleen van respect en meeleven? Kun je het ook met een „stille condoleance” of een „stille felicitatie” afdoen?
Over die kwesties zijn toetsenborden versleten. Refoweb bijvoorbeeld heeft een keur aan vragen hierover – met, en dat is interessant, uiteenlopende antwoorden. Het maakt voor het antwoord veel verschil wat je voorop zet: je relatie met iemand of je principe.
Zonde
Er is één groot verschil tussen deze ‘christelijke’ vragen en de politieke vraag over president Raisi. Het verschil is dat een aantal christelijke vragenstellers bang is om een zonde te begaan door een bepaalde plechtigheid bij te wonen. Dat punt is in de politiek niet aan de orde. De voorzitter van de Europese Raad kreeg allerlei soorten kritiek, maar niet dat hij zondigde door een condoleance te sturen aan het Iraanse regime.
De vraag van zonde speelt dus lang niet altijd een rol, zelfs niet in ‘christelijke’ kwesties. Christenen denken, zeker internationaal gezien, immers heel uiteenlopend over vragen als cremeren, dopen en vrouw in het ambt.
Toch kun je, ook als het aspect van zonde geen punt is, nog steeds aarzelingen hebben. Wat doet dit met mijn imago? Kan mijn aanwezigheid tegen me gebruikt worden? Hoe beïnvloedt mijn afwezigheid de relatie, ook op langere termijn? Wat verwachten mijn vrienden van me? Die vragen zijn voor een regering in wezen niet anders dan voor een privépersoon.
Realisme
Omdat dit ten diepste politieke vragen zijn, is een politiek antwoord op zijn plaats. En dat antwoord is te vinden in de leer van de internationale betrekkingen. Daar zijn allerlei politieke theorieën ontwikkeld die helpen om een standpunt te bepalen.
Een van de meest gebruikte theorieën is die van het realisme. Die stroming kijkt heel praktisch naar waar het doorgaans om draait, en dat is om macht en belangen, niet om morele of emotionele overwegingen. In het geval van Iran luidt de redenering dan bijvoorbeeld als volgt: we willen meer gaan investeren in Iran, dat land is niet ideaal maar we hebben een goede relatie nodig, dus we sturen een afgevaardigde naar de begrafenis.
Lijnrecht daartegenover staan theorieën die normen en waarden hoog in het vaandel hebben. De liberale school bijvoorbeeld legt de nadruk op internationale afspraken en de bijbehorende normen. En de constructivistische benadering vindt de invloed van normen nóg belangrijker. Rond de begrafenis in Iran zou je dan kunnen zeggen: er is méér in de politiek dan pure machtsuitoefening, wij willen duidelijk maken dat onze normen en waarden ertoe doen en dat we jullie beleid verafschuwen – daarom sturen wij geen delegatie.
Hybride
In de praktijk lopen deze verschillende benaderingen nogal eens door elkaar. Het Nederlandse buitenlandse beleid bijvoorbeeld is vanouds een hybride combinatie van idealisme en pragmatisme. Internationaal wil Nederland bekendstaan als voorvechter van mensenrechten en de vrijheid van meningsuiting. Dat past perfect in de constructivistische school. Het opkomen voor de eigen economische belangen en het opvoeren van de wapenproductie vanwege de Russische dreiging daarentegen past weer heel goed in de realistische school.
Kun je daar als privépersoon ook iets mee? Realisme kan in het persoonlijk leven al snel iets berekenends krijgen: als het mij maar wat oplevert. En constructivisme iets betweterigs: het opgeheven vingertje is nooit ver weg.
Maar de onderliggende principes kunnen wel degelijk helpen om op een beredeneerde manier persoonlijke beslissingen te nemen. En die kunnen in verschillende situaties verschillend uitpakken. Er is immers geen enkele wet die iemand verplicht om zijn leven lang uitsluitend constructivistische of juist realistische beslissingen te nemen.
Journalist Jacob Hoekman speurt in de geschiedenis naar antwoorden op weerbarstige vragen bij het nieuws