Waarom is mijn vijand niet beter herkenbaar?
Vroeger, ja. Toen had je nog duidelijke oorlogen in alleen zwart en wit. Zoals de Tweede Wereldoorlog. De goeden tegen de fouten. Je hoefde geen seconde na te denken aan welke kant je wilde staan.
Maar nu? Van de Russen dachten we dat ze aan de foute kant stonden. Maar na de recente aanslag in Moskou werd opeens van allerlei kansels gebeden voor Rusland – en dat gaf menigeen een verwarrend gevoel.
Dezelfde verwarrende gedachten, misschien nog wel sterker, kunnen zich voordoen bij de oorlog tussen Israël en Hamas. Hamas, dat is een terroristische club, daar hoef je nauwelijks over na te denken. Maar nu het aantal slachtoffers onder de Palestijnen in Gaza sterk op blijft lopen, zijn er velen die zich verward voelen. Die dode kinderen, die huilende vrouwen, zijn die echt de vijand?
Eerlijk gezegd is die verwarring er niet alleen nu. Achteraf gezien is het makkelijk om de Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog als fout te zien. Maar reken maar dat er toen ook veel grijstinten bestonden. En dat de ethische bezwaren tegen het bombarderen van enorme aantallen burgers, zoals de geallieerden in Dresden deden, ook toen al bestonden.
Maar dat lost ons probleem van vandaag niet op. Waarom kunnen ”wij” en ”zij” niet duidelijker van elkaar onderscheiden zijn? Naambordjes zijn misschien wat te veel gevraagd, maar wat kunnen we wel bedenken om een beetje orde te scheppen in een wereld die steeds verwarrender wordt?
Bloedend hart
Er zijn natuurlijk allerlei manieren om vriend van vijand te onderscheiden. Zoals: maak een verschil tussen politiek en persoon. Dan is Rusland de vijand, maar de Rus is dat zeker niet per definitie. Hetzelfde gaat op voor Hamas en Palestijnen. Wie Hamas uitgeschakeld wil zien, kan dus tegelijk een bloedend hart hebben voor het lijden in Gaza.
Het klinkt simpel, zo’n onderscheid tussen zaak en persoon, maar zo makkelijk blijkt het in de praktijk niet te zijn. Het Amerikaanse Republikeinse congreslid Tim Walberg kwam deze week nog in opspraak omdat hij suggereerde dat het beter zou zijn een paar atoombommen op Gaza te gooien. „Het zou moeten zijn zoals bij Nagasaki en Hiroshima. Dan zijn we er zo snel mogelijk vanaf.”
Is er een betere weg? De ultieme oplossing geeft Christus in het Evangelie: stop met het haten van je vijanden, begin ze lief te hebben. Een radicale oplossing voor een diepgeworteld probleem.
Maar hoe doe je dat? Het is opmerkelijk genoeg de in 2020 overleden Joodse rabbijn en filosoof Jonathan Sacks die hierbij praktisch een stap verder kan helpen. Misschien moet ik mijn idee van vijand veranderen, zegt hij. Misschien is niet iedereen een vijand van wie ik denk dat hij een vijand is.
Even voor de helderheid: Sacks moet niets hebben van onrecht onder het tapijt vegen. Geen loze lievigheid; gerechtigheid is belangrijk. Als iemand het recht met voeten treedt, zijn er consequenties. Dat kan zelfs oorlog zijn. Morele moed en morele integriteit vereisen dat je niet je ogen dichtknijpt als het recht struikelt op de straat.
Maar hij gaat verder dan dat. Het raamwerk dat Sacks aanbiedt aan zijn lezer is dat van positieve diversiteit. Het is juist mooi dat mensen verschillend zijn, betoogt hij in boeken als ”Niet in Gods Naam” (2016), waarin hij uiteenzet hoe we geweld te lijf kunnen gaan. Verschillen hoeven niet te leiden tot vijandsbeelden – zelfs religieuze verschillen niet. „De grote religies bieden betekenis en doel aan hun volgelingen”, schrijft Sacks daarover in zijn boek ”Leven met verschil”, dat hij kort na de aanslagen van 2001 schreef. „De vraag is: kunnen ze ruimte maken voor diegenen die géén volgelingen zijn, die een ander lied zingen, die andere muziek horen en een ander verhaal vertellen? Van die vraag zou het lot van de 21e eeuw weleens af kunnen hangen.”
Plato
In de 20e eeuw, met zijn twee wereldoorlogen, is het bieden van die ruimte voor diversiteit niet echt gelukt. Er is één specifieke overtuiging die daar verantwoordelijk voor is, schrijft Sacks. „Het is de overtuiging dat diegenen die mijn geloof niet delen –of mijn ras of mijn ideologie– ook mijn menselijkheid niet delen.” Met andere woorden: we hebben enorm veel moeite met het anders-zijn van de ander.
Voor die diepgewortelde trek houdt Sacks niemand minder dan de grote filosoof van het Westen verantwoordelijk. Dat is Plato, die beroemd werd met zijn ideeënleer. Hier op aarde is het een zooitje, maar de ware aard van de dingen zijn geestelijke ideeën. De ware boom is geen eik of iep, maar het idee van boomheid. De ware mens is geen Jood of Palestijn, maar het idee van mensheid. Die ideeën zijn tijdloos, universeel en harmonieus. In Plato’s wereld van de ideeën zijn verschillen uitgewist, diversiteit bestaat niet meer.
Dat idee breekt ons nu op. We kunnen niet meer goed omgaan met verschillen. Toch is diversiteit geen straf; ze is bij de schepping meegegeven en dus eerder een zegen. Ook het Nieuwe Testament spreekt niet negatief over diversiteit. Het kost echter veel moeite om het zo te leren zien, zeker als we leven in een bubbel waar haast iedereen hetzelfde denkt.
Om nog één keer Sacks te citeren: „Pas als we ons het gevaar realiseren van de wens dat iedereen hetzelfde is –hetzelfde geloof enerzijds, dezelfde McWereld anderzijds– zullen we een botsing van beschavingen kunnen voorkomen.”
Dus om die onmogelijke opdracht van Christus om mijn vijand lief te hebben uit te voeren, zou ik kunnen beginnen met het omarmen van verschillen. Het is duidelijk: er is werk aan de winkel.
Journalist Jacob Hoekman speurt in de geschiedenis naar antwoorden op weerbarstige vragen bij het nieuws